vrijdag 11 december 2015

Jezus bevestigt Zijn belofte exact


Op onze pelgrimstocht door het leven zijn er af en toe ontmoetingen die ons bemoedigen en het zicht op Thuis versterken.


"En als hij nu afging, kwamen hem zijn dienstknechten tegemoet en boodschapten, zeggende: Uw kind leeft. Zo vraagde hij dan van hen de ure in welke het beter met hem geworden was; en zij zeiden tot hem: Gisteren te zeven ure verliet hem de koorts. De vader bekende dan, dat het op dezelve ure was in dewelke Jezus tot hem gezegd had: Uw zoon leeft."
Johannes 4 : 51-53a

In vers 47 en 49 zagen we dat Chûsas het woord 'afkomen' gebruikte. Dat heeft letterlijk de betekenis van naar beneden komen. Echter, Jezus ging niet mee naar beneden. Hij stuurde de man naar beneden en liet hem vergezeld gaan van Zijn Heilige Geest. De roeping van de man lag nog tot aan zijn sterven hier beneden. En dat geldt ook voor ons. Dat neemt niet weg dat Jezus ons bij tijden optrekt uit de diepten van dit aardse bestaan en ons even aan Zijn hart drukt, als voorproef van de eeuwige heerlijkheid. Een van die 'knuffels', met eerbied gesproken, ondervindt de man onderweg, terwijl hij de weg afdaalt van Kana naar Kapernaüm.

De volharding van vandaag

Toen God Abram riep uit Ur – en later uit Haran – gaf Hij hem slechts een bevel om te vertrekken. En hij ging, zonder iets te zien van waar God hem uiteindelijk zou brengen; geen idee waar hij uit zou komen en – naar ik vermoed – ook vast weleens twijfelend of het allemaal wel waar was wat hij had gehoord. Die reis duurde ettelijke jaren; wat een momenten zijn daarin geweest waar de satan had  kunnen binnendringen in het geloofsleven van Abram. De Bijbel zwijgt erover; stelt slechts dat hij volhardend doorreisde in het geloof, zonder de stad te zien of te kennen waarheen hij op weg was.
Deze hoveling Chûsas – laten we maar aannemen dat hij het is – wordt ook op pad gestuurd, zonder dat hij zekerheid heeft over de situatie van zijn lieve zoon. Er was nog geen WhatsApp, geen SMS of andere datacommunicatie om verbinding te hebben met het thuisfront. Hij had ook geen snelle Ferrari om zo snel mogelijk naar Kapernaüm te sjezen. Hooguit reed hij op een rijdier, maar dat is niet aannemelijk als we op de tijden letten die we lezen in de tekst. Want we lezen dat de reis van 25-40 kilometer nog niet ten einde is, als hij de volgende dag tijdens zijn afdaling zijn knechten tegenkomt, die inmiddels ook al een flink stuk hebben omhoog gelopen!
Tot dat moment moet zijn innerlijke gemoedsgesteldheid het doen met geloof, zonder aanschouwen. Het staat er slechts in een paar woorden, maar het is goed dat we daar even goed bij stilstaan. Herken je dat? Dat je niet kunt overzien waar het heen zal gaan in dit leven; dat het niet troost, wanneer je speculeert dat zekerheid misschien over een week, een maand of een jaar zal komen? Deze man heeft in onze ogen alles tegen qua religieusiteit ten opzichte van ons; maar hij mag een goed voorbeeld voor ons zijn. Hij gaat vandaag reeds in het geloof en de HEERE rekt die spanningsboog van dat geloof niet tot het oneindige op; luister maar.

De ontmoeting van morgen

Het is de andere dag. Hoe onwerkelijk zal de situatie in het hart van deze man zijn geweest. De herinnering aan het gesprek met Jezus, gisteren, ligt nog wel vers in zijn geheugen, maar met die herinnering moet hij deze morgen weer verder, op weg naar zijn jongen. Het verlangen naar huis maakt zijn voeten vaardig.
Hij heeft alweer enige tijd gelopen – is het een uur geweest of zijn het misschien wel vijf uren geweest? – als hij in de verte mensen ziet aankomen die hij kent. En wat meer, zij herkennen hem ook! Het zijn knechten uit zijn huishouding. Druk zwaaiend rennen ze de afstand tussen hun heer en zichzelf dicht. Wat kan dat betekenen? De man zal niet direct hun gezichten hebben gezien; het stralen van hun ogen was nog niet waarneembaar. Is het foute boel? Is zijn jongen tóch overleden… aanvechting en twijfel liggen zomaar op de loer, al lezen we er niets van!
Maar ze staan nog niet vlak voor hun heer, als hij al wel weet waarom ze hem tegemoet zijn gelopen: "Uw kind leeft!" Onwillekerug vraag je je af: waarom zijn deze knechten eropuit gestuurd? Want zij zullen niet zelf naar hun heer zijn gelopen; iemand moet hen hebben gestuurd. De jonge zoon? Of de moeder, Johanna? Ze hebben er bewust voor gekozen Chûsas niet langer in het ongewisse te laten. Daar spreekt liefde uit. Hij ging met zo'n bezwaard en bedroefd hart van huis! Nu willen ze hem zo snel mogelijk blij maken. De houding die je vandaag de dag nogal eens tegenkomt, "O, hij zal het vanzelf wel een keer horen", was hen vreemd. Ze waren dolgelukkig en wilden Chûsas er zo snel mogelijk in betrekken. Ze lijken wel op de herders die net uit de stal in Bethlehem komen. Of net als die vrouw uit de gelijkenis die haar penning weer gevonden had; of die herder, die zijn schaap had terug gevonden.

De bevestiging van gisteren

Al met al is er een dag verstreken. Het eerste dat Chûsas doet is vragen naar het tijdstip waarop de jongen is genezen. Zijn knechten weten het hem tamelijk precies te melden en terugrekenend concludeert hij dat die tijd exact overeenkomt met het moment waarop Jezus hem wegstuurde met de mededeling dat zijn zoon was genezen. Sterker nog: de knechten gebruiken dezelfde woorden als Jezus: "Uw zoon leeft!" (al noemen zij hem 'kind' in plaats van 'zoon'). Ze zeggen niet "uw kind is weer gezond", of "hij is weer beter geworden". Ook spreken ze niet over "hij is aan de beterende hand". De stelligheid waarmee Jezus' wonder wordt bekrachtigd is kenmerkend voor het werk van Christus. Geen half werk.
Met name die match met het tijdstip van de genezing is voor de man – wanneer hij werkelijk rentmeester Chûsas is – van doorslaggevend belang geweest. Het moet cijfermatig, exact kloppen. En het klopt! De man komt mij niet over als een zweverig gevoelsmens; meer als een rationele denker. Daarom is het eerste dat hij vraagt niet "Hoe is het gegaan?", maar "Om welke tijd werd mijn zoon gezond?".
De koorts was om zeven uur geweken; dat betekent volgens onze tijdsindeling: rond 13.00 uur. De man had Jezus dus midden op de dag ontmoet, net als die vrouw uit Sichar! Jezus werkt de hele dag! Op het snikheetste moment zelfs. Ik ga ervan uit dat de man niet direct is omgekeerd op dat snikhete moment, maar toch zal hij de vorige dag nog wel een uur of vier hebben kunnen lopen. Ik vermoed dat de knechten vrijwel direct na het wonder van de genezing zijn vertrokken; wellicht wilde Johanna het nog even afkijken, omdat zij niet kon begrijpen wat er zo opeens gebeurde met haar kind. Jezus was er immers nog niet en tóch werd haar zoon opeens gezond! Het leek haar een wonder buiten Jezus om; niets was minder waar.
Maar terugrekenend zullen ze dus vandaag hooguit een uur of twee hebben gelopen en elkaar ergens halverwege in de heuvels van Galilea hebben ontmoet. Merkwaardig dat ze elkaar tegenkwamen; ze moeten van elkaar geweten hebben welke weg gebruikelijk was. De HEERE brengt deze twee groepen reizigers met elkaar in contact en samen mogen ze genieten van de wonderen des HEEREN. Daarna mogen ze samenop naar huis wandelen!
Want Chûsas kon natuurlijk precies vertellen wat er was gebeurd, waardoor zijn zoon gezond was geworden. Zulke ontmoeten mogen er regelmatig zijn: pelgrims die elkaar onderweg spreken en geestelijke ervaringen mogen uitwisselen met elkaar, zodat soms de dingen weer op hun juiste plek vallen en ze goedsmoeds, toegerust mogen voortreizen naar Huis.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten