dinsdag 11 augustus 2015

Genieten met volle teugen

"Jezus antwoordde en zeide tot hem: Voorwaar, voorwaar zeg Ik u: Tenzij dat iemand wederom geboren worde, hij kan het Koninkrijk Gods niet zien."
Johannes 3 : 2

Je kunt het gesprek tussen Jezus en Nicodémus een van de bekendste Bijbelgedeelten noemen, maar het is ook een van de meest ingewikkelde gesprekken. Ik wil er niet te diep theologisch op ingaan, maar er blijven toch veel vraagtekens over als je dit gedeelte eens doorleest. Een van die vraagtekens rijst ook op in onze dagtekst. Waar antwoordt Jezus eigenlijk op?

Als Jezus antwoord geeft

Jezus antwoordde… Dit lijkt een antwoord op Nicodémus' stelling "wij weten, dat Gij zijt een Leraar van God gekomen; want niemand kan deze tekenen doen, die Gij doet, zo God met hem niet is". Immers, dat is het laatste dat Nicodémus zei, voordat Jezus de woorden van onze dagtekst uitspreekt. Als het inderdaad een antwoord zou zijn op díe stelling, dan wordt het gesprek wel heel troebel. Dan lijkt het alsof – en dat gebeurt vaker in dit Evangelie – alsof Jezus de vragen ontwijkt en iets in het luchtledige poneert.
Toch menen de kanttekenaren dat Jezus hier wel degelijk antwoordt op Nicodémus' vragen: "Namelijk óf op de vraag van Nicodemus van het middel om zalig te worden, die hier niet uitgedrukt is; óf op zijne begeerte om dit te weten, hoewel hij zulks nog niet had geopenbaard." Ik wil dat eerste wel geloven, dat Jezus op een vraag kan beantwoorden, die niet in de Bijbel staat opgeschreven, maar wel gesteld werd. Echter, het wordt dan wel een heel rommelig verhaal. We moeten dan gaten gaan opvullen en hiaten in het verhaal zelf gaan interpreteren. Ik vraag me af of dat de bedoeling is.
Dat tweede wat de Kanttekeningen opperen zou nog wel eens veel aannemelijker kunnen zijn. Uit meerdere plaatsen in de Schrift blijkt dat Jezus de gedachten van de omstanders kende. Dan staat er bijvoorbeeld "Jezus wetende dat…" of "Jezus kennende hun gedachten, zeide…" of "Jezus kennende hun overleggingen, zeide…" Dit zou hier ook aan de hand kunnen zijn. Luister maar.
Nicodémus leidde het gesprek met Jezus in op zijn eigen gebruikelijke, omslachtige wijze. Maar al die woorden hadden ten diepste niets te maken met wat Nicodémus eigenlijk wilde bespreken. Het was een omslachtige inleiding op een theologisch gesprek over hoe je zalig kunt worden. Ken je dat, van die omzichtige bewegingen in een gesprek?
Jezus ontwijkt die omzichtigheid en poneert een stelling die het gesprek direct bij de kern brengt. Bij Jezus hoef je niet omzichtig te doen. Dat heeft geen enkele zin. Ook onze gebeden hoeven niet onnodig versierd te zijn met deemoedige clichées, als was het enkel via deze rituele toverspreuken dat we God aan het luisteren kunnen krijgen. Vertel maar wat er op je hart ligt; Hij weet toch al lang wat je wilt vragen. Maar Hij wil het zo graag uit jouw mond horen. Dus… wees concreet en oprecht in je gebeden. En maak Zijn naam groot vanuit een oprecht hart en niet vanuit een clichéematig theologisch-juist taalgebruik.
Als Jezus antwoord is dat altijd met macht; en toch onderstreept Hij Zijn woorden al op voorhand met dat gewichtige "voorwaar, voorwaar zeg Ik u…" Let op, nu komt het!

Als je Zijn Koninkrijk wilt zien

De discussie over de persoon van Jezus is niet altijd even relevant. En dan bedoel ik een discussie over het feit of Jezus wel echt heeft bestaan of in hoeverre Hij nu mens was en hoe het zat met Zijn Godheid. Een belijden van Jezus' functie en Naam is wat anders. Jezus omzeilt de beargumentering of Hij nu wel of niet een Leraar Israëls is. HIj is de Deur, waardoor je wel of niet het Koninkrijk van God binnenkomt. Daar staat of valt alles mee.
Het is ook opmerkelijk dat Jezus niet zegt: "Als je nu het Koninkrijk der hemelen wilt binnengaan, moet je eerst wederom geboren worden." Nee, hij zegt het anders en stelt het op het eerste gehoor zelfs negatief voor: "Je kunt het Koninkrijk der hemelen niet binnen"; dat is althans de klank die in je oren blijft hangen aan het einde van deze tekst. Maar… wacht eens even, voordat je gaat ja-maren! Want Hij zei er nog iets wezenlijks vóór: "Tenzij dat iemand wederom geboren worde…" Wedergeboorte is het scharnier tussen eeuwig wel of eeuwig wee! Daarom staat het vooraan de zin.
De eerste vraag die opkomt uit deze tekst is: Wil je het Koninkrijk der hemelen wel zien? Of interesseert het je helemaal niet (meer)? Als dat laatste zo is, hoe komt dat dan? Wie heeft je wijsgemaakt dat je je daar niet druk om hoeft te maken? Kom tot bezinning: het gaat om je eeuwige toekomst: een verschil tussen eeuwig tandenknarsen van spijt of eeuwig blijdschap genieten.
De tweede vraag die opkomt is: wat wordt bedoeld met dat 'zien'? Je bent misschien geneigd te denken dat het iets is dat met je ogen te maken heeft. En dat kan ook wel zo zijn. Toch gaat dit 'zien' iets dieper. Het is – lees de Kanttekeningen maar – genieten. Er wordt verwezen naar vers 36 uit dit hoofdstuk: "Die in den Zoon gelooft, die heeft het eeuwige leven; maar die den Zoon ongehoorzaam is, die zal het leven niet zien, maar de toorn Gods blijft op hem." Vanuit die tekst wordt doorverwezen naar Psalm 34 : 13 waar het 'zien van goede dagen' wordt uitgelegd als 'het genieten van welvaart'.
Veel mensen genieten met hun ogen. Van kunst of van de natuur. Anderen genieten met hun oren. Van muziek of juist van stilte. Maar het opperste genot is toch het 'zien'; want als we eeuwig bij de HEERE zullen zijn, zullen we Hem zien zoals Hij is. Dan zien we met eigen ogen en genieten met volle teugen, in Zijn nabijheid en scheppen vreugde uit Zijn heerlijkheid. Daar wil jij toch ook bij zijn?

Geen opmerkingen:

Een reactie posten