maandag 8 juni 2015

Van de Avondmaalstafel de wereld weer in

"En Hij zal Israël verlossen van al zijn ongerechtigheden."
Psalm 130 : 8

Gisteren, aan de Avondmaalstafel, las de dominee telkens een stukje uit Psalm 25 en zongen we een vers van de berijmde versie. Als laatste vers las hij: "Laat oprechtigheid en vroomheid mij behoeden, want ik verwacht U. O God! verlos Israël uit al zijn benauwdheden." Dat laatste vers bracht mij direct terug naar het laatste vers van Psalm 130. De verlossing van de ongerechtigheid, de zonde, is de basis van de verlossing van alle andere benauwdheden. De HEERE beloofde Zijn oog op mij te houden en riep mij op – vanuit Psalm 32, waar de preek over ging – mijn oog op Hem te houden. Dit laatste vers van Psalm 130 spreekt ook van Gods zorg en de verwachtingsvolle blik van al Zijn kinderen op Hem.

Opstaan van de tafel


Als je weer opstaat van de tafel, moet je als het ware alles weer loslaten. De HEERE kwam zover tegemoet, maar niet om je ver van de wereld te houden. Zijn bemoediging is geen lang verblijf in afzondering, maar een bijtanken aan Zijn Vaderhart om verder te kunnen. Was er iets aan mijn situatie veranderd? Niet werkelijk en toch… Naast de geestelijke gave en bevestiging van Gods vergeving in Christus, was er ook de bemoediging voor het dagelijks leven. Net als bij Elia haalt God de Zijnen niet weg uit de wereld, maar stuurt ze weer terug. Echter, niet zonder teerkost voor onderweg!
De dichter van Psalm 25 zingt biddend in wensende vorm: "O God! verlos Israël uit al zijn benauwdheden." De dichter van Psalm 130 is al verder en zingt het uit dat God het daadwerkelijk doet: "Hij zál Israël verlossen…" Wat kun je verlangen naar dat vaste vertrouwen, juist in een tijd dat er zoveel wankelt, zoveel onzeker is. Die twee dichters zaten niet ver van elkaar, denk ik. Beiden kenden de diepte, het gevaar en de aanvechting. Toch eindigen ze zo verschillend. Opmerkelijk, temeer daar Psalm 25 veel geliefder en bekender is dan de zo somber lijkende Psalm 130. Het laatste vers toont een verschil. De een is niet méér kind van God dan de ander, maar de omstandigheden maken bij de dichter van Psalm 25 dat hij roept, of de HEERE het snel en daadwerkelijk wil doen. Hoe snel na de tafel kunnen die twee beelden elkaar afwissen: 'Verlos!' en 'De HEERE zál verlossen!'


De wereld weer in

Er is echter nóg een verschil tussen het laatste vers van Psalm 25 en dat van Psalm 130. In het eerste spreekt de dichter over 'benauwdheden'. In het laatste over 'ongerechtigheden'. Dat laatste brengt ons weer terug bij vers 3. Onze zonde die God moet straffen, maar… als we Zijn kind mogen zijn, strafte Hij ze aan Zijn Zoon. De dichter mocht als het ware van de Avondmaalstafel terugkeren, opnieuw bevestigd door de HEERE dat zijn zonden vergeven waren en zijn ongerechtigheid was bedekt door het bloed van Christus. Die verzekering doet zingen: "Hij zál verlossen, ja Hij heeft reeds verlost, van al mijn ongerechtigheden!"
Dat neemt niet weg dat de levensomstandigheden kunnen benauwen. Gods kinderen zijn geen kouwe kikkers, die het niet interesseert wat hen overkomt. Geen supermensen die alles aankunnen, zonder een traan te laten. Intense benauwdheid, in welke mate ook, kan zeker angst opwekken. Die roep van David in Psalm 25 is zo begrijpelijk: O, HEERE verlos!" Maar… de HEERE brengt er op den duur wel weer balans in; tempert de angst en het benauwde gevoel. Toont ons de dingen weer in het perspectief van Zijn eeuwige toekomst. Dat maakt dat Paulus ergens kan zeggen: "Onze lichte verdrukking die zeer snel voorbij zal gaan…" Het was zeker, fysiek gezien, geen eitje wat Paulus moest verduren. Wanneer de HEERE aan Zijn tafel onze harten weer liefdevol optilt en als op een bergtop het einde laat zien, waar het allemaal naartoe gaat, ja dan kijken we neer op het dal, als was het een glooiend veld.

Tot slot nog iets. De HEERE zwaait ons, met eerbied gezegd, niet na en laat het ons zelf uitzoeken. De woorden van de tekst gisteren, uit Psalm 32, waren tekenend: "Ik zal u onderwijzen, en u leren van den weg, dien gij gaan zult; Ik zal raad geven, Mijn oog zal op u zijn." We moeten het leven van alle dag weer in en vrijwel zeker is er aan onze omstandigheden nog weinig of niets veranderd. Maar wis de gedachte en indruk van gisteren niet uit, dat God toewerkt naar Zijn toekomst. En onderweg daarheen, legt Hij taken op onze schouders. Hoe het moet? Hij zal onderwijzen. Welke keuzes moeten wél en welke moeten níet worden gemaakt? Hij zal raad geven. Ja maar… "Mijn oog zal op u zijn!"
Hij is erbij, waar ik ook ben, in welke situatie ik ook terechtkom, Hij ziet mij! Dat Zijn oog 'op' mij is, betekent nog meer dan alleen dat Hij mij ziet. Hij houdt mij nauwlettend in de gaten en maakt mij – hoe onbegrijpelijk diep – tot Zijn oogappel. Dat garandeert Zijn bescherming. Wees je dat bewust. Zoals de HEERE bij de Doop belooft voor je te zorgen, belooft Hij het in het Avondmaal wederom en zeker niet minder diep! Zijn oog op mij…
Dat vraagt ook het tegenovergestelde: dat mijn oog naar Hem gericht zal zijn. Vol verwachting en biddend opzien tot Hem. Zoals, om het met Psalm 123 te zingen, de ogen van een dienstknecht op zijn heer en die van een dienstmaagd op haar vrouw. Heere, wat wilt U? En luister wat Hij je antwoordt in Zijn Woord… Lees, speur en luister.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten