dinsdag 2 juni 2015

De clichées van kerkelijk Nederland

"Zo Gij, HEERE! de ongerechtigheden gadeslaat; HEERE! wie zal bestaan?"
Psalm 130 : 3

"We zijn allemaal zondaren", "We blijven zondaar tot de laatste snik" of "Maar Jezus is voor de zonde gestorven, dus…" zijn wel zo'n beetje de goedkoopste clichées die ik binnen kerkmuren regelmatig hoor. In alle gevallen, de ruime versies zowel als de bekrompen, blijf ik als zondaar lekker mezelf. Als je oppervlakkig leest, zou je dat in onze dagtekst ook kunnen horen. Maar is dat zo?

Dode termen

Een clichée is een standaard uitdrukking die te kust en te keur wordt gebruikt. Een uitgesleten begrip dat wel snel in de mond wordt genomen, maar qua inhoud weinig meer voorstelt. Zowel in de rechterflank van de kerk, als aan de easy-religieuze linkerkant komen we dergelijk termen voor. Het zijn er honderden, maar als we ze terugbrengen tot die, die over zonde en verlorenheid gaan, dan zou je dit rijtje zo kunnen noemen:
  • We zijn allemaal zondaren
  • Een mens kan niets
  • Een mens is alleen maar geneigd God en zijn naaste te haten
  • Een mens moet onder het recht Gods in de schuld komen
  • We blijven zondaar tot de laatste snik
  • We doen niet alleen zonde, maar we zijn zonde
  • Zelfs onze beste werken zijn wegwerpelijk
  • God hoeft niet naar ons om te zien
  • We derven de heerlijkheid
  • Wie kan bestaan voor God, Die te rein van ogen is dat Hij de zonde kan zien?
  • Je kunt nooit voldoende zondekennis hebben
  • Graaf dieper mensenkind, dan zul je nog meer ongerechtigheid vinden

Daar tegenover manifesteren zich andere clichées:
  • Maar Jezus is toch voor de zonden gestorven?
  • We zijn vrij van de wet
  • We leven door de Geest
  • Geen mens is volmaakt
  • Het is genade dat we er nog zijn
  • Hoe vaak we ook ontrouw zijn, God blijft getrouw
  • De zonde heeft geen vat meer op ons
  • We zijn toch allemaal kind van God?
  • God vergeeft alles, dat is Zijn werk
  • Je kunt altijd weer terugkomen bij God
  • Je mag komen zoals je bent
  • God weet wel hoe we het bedoelen (ook al zetten medechristenen er hun vraagtekens bij)
Of:
  • Ik ben nu eenmaal zondaar, dus ik kan niet anders
  • Als ik niet uitverkoren ben, kan ik er ook niets aan doen
  • Misschien wil God niet dat ik zalig wordt

Het nadeel van clichées is dat het uitgesleten begrippen zijn, maar soms nog wel een waarheid bevatten. Je loopt het risico allergisch te worden voor dit soort begrippen en ze dus als onwaar ergens te parkeren. Dat is een gevaarlijke val, waar je zomaar kunt intrappen. Eenzijdigheid heeft al voor veel dwalingen gezorgd in de kerk.

Levende termen

Als we naar de tekst van vandaag kijken, is dat dan ook zo'n clichée? Zo'n algemene dooddoener: "Ja, als God al onze ongerechtigheid in ogenschouw neemt, dan kan natuurlijk niemand overeind blijven"? Met zo'n interpretatie zou je als zondaar nog lekker wegkomen. Wij als zondaren zijn nu eenmaal zo, dus ja…
Als we de Kanttekeningen lezen zien we een paar kijkvensters op de tekst. "Zo Gij, HEERE! de ongerechtigheden gadeslaat": "Versta hierbij: En die op het hoogste naar Uwe rechtvaardigheid straffen wil". "Wie zal dan bestaan?": "Te weten, in uw oordeel. Alsof hij zeide: Niemand"
De oudtestamentische dichter bedenkt zich dat er een spanning bestaat: God kan de zonde niet door de vingers zien; Zijn heiligheid verplicht hem elke zonde afzonderlijk te straffen overeenkomstig Zijn heiligheid. Dat bedenkend kan er dus niemand voor God bestaan.
Voordat we nu direct doorstevenen naar het volgende vers, wil ik hier toch even halt houden, want dat doet de dichter ook. Wat hij hier niet doet is het inleven van zijn straf en verdoemenis. Dat willen sommige sectarische ultra-orthodoxen wel graag, maar dat gedachtengoed behoort tot de onbijbelse gezelschapstheologie.
De dichter wil, voordat hij spreekt over genade, de juiste plek innemen tegenover God om zich te realiseren dat genade ook écht puur genade is, dus niet vanzelfsprekend! In een week van voorbereiding worden we ook opgeroepen vanuit het avondmaalsformulier om onze zonde en vervloeking te bedenken. Niet om als in een film beelden van de hel op te roepen of in te leven wat de helse uitzichtloosheid en het tandenknarsen zal zijn. En ook niet om in het besef van onwaardigheid te blijven steken; niet om er zelf mee in het slijk terecht te komen, maar om er God de plaats door te geven die Hij verdient.
Aanbidding van God is Hem ook op de juiste hoogte blijven zien, die Hij bekleedt. God is niet onbereikbaar, maar wel heilig en verheven. Ik denk soms weleens dat de offerdienst in het Oude Testament dat veel duidelijker maakte dan de meeste preken en overdenkingen in onze tijd. Dat zou niet zo moeten zijn. De dichter zag bij wijze van spreken heel concreet voor zicht wat de straf op de zonde inhoudt, wanneer hij voor de zoveelste keer een schaap of zelfs een rund liet kelen en het bloed zag wegstromen, waarna het dier werd verbrand.
Daarom de oproep om in de week van voorbereiding het lijden en sterven van Jezus Christus te betrachten en aan Zijn tafel te gedenken. Daar zien we hoe serieus God de zonde nam en neemt. Niet om iedere keer weer in twijfel te verdrinken en elke keer maar weer vraagtekens te zetten bij onze verlossing, maar om je te blijven realiseren dat God heilig is en de daden van vandaag er niet aan meewerken dat je bij Hem kunt aankloppen. Je hebt Christus blijvend nodig om vrij tot God te kunnen gaan. Voor de dichter was het duidelijk niet vanzelfsprekend dat God vergeving schonk, hoewel hij er geen moment aan twijfelde dát God het deed (voel je het verschil?). Dus lijkt het me goed deze houding over te nemen. Dan blijft de gang naar de Avondmaalstafel ook telkens weer een niet-vanzelfsprekend wonder!

Geen opmerkingen:

Een reactie posten