woensdag 24 juni 2015

Bezitterig ouderschap?

"En Adam bekende Heva, zijn huisvrouw, en zij werd zwanger, en baarde Kaïn,
en zeide: Ik heb een man van den HEERE verkregen!"
Genesis 4 : 1

Na de zondeval zou de hel op aarde ontstaank; althans, dat zou je verwachten. Sta er eens een flink moment bij stil hoeveel goeds onze goede God intact heeft gelaten! Het huwelijk wordt wel een paradijsbloem genoemd. Terecht. Hoewel er veel zonde en gebrek kleeft aan de manier hoe mensen het invullen. Laten we zon- en schaduwkanten van deze paradijsbloem eens bekijken in onze tekst.

Bekennen

Toen Adam en Eva hadden gegeten van de door God verboden vrucht, ontdekten ze dat ze naakt waren. Het was niet zo dat ze tot die tijd met oogkleppen hadden opgelopen, of dat het hen gewoon nooit was opgevallen. Het was niet zo, zoals het kan gaan wanneer je naar een modern schilderij kijkt, niet wetend wat het voorstelt; totdat iemand je wijst wat er te zien is: je ontdekt wat het schilderij uitbeeldt. Nee, hier gebeurt iets anders. De zonde opent een emotie en koppelt die aan deze naaktheid: angst. Angst heeft te maken met kwetsbaarheid.
Ooit werd er bij ons ingebroken. Voordien kenden we de angst voor inbrekers niet echt, maar vanaf die tijd was er deze bepaalde ervaring die maakte dat we met iets rekening hielden, dat zou kunnen gebeuren; dat boezemde angst, onzekerheid en onveiligheid in.
Bij Adam en Eva had de satan dit luikje van angst al opengezet, toen hij gluiperig begon: "Is het niet zo dat God heeft gezegd…". Opeens ging Eva anders tegen God aankijken. Zo had ze Hem nog nooit bekeken. Satan zette haar als het ware een argwanende bril op en Eva hield die bril op. Ze wierp hem niet weg, maar gaf ook Adam die bril, waardoor ook hij anders tegen God ging aankijken. En datzelfde gebeurde nu ook met de naaktheid. Die pure en rijke huwelijksgave werd een bedreiging in deze optiek. De naakte waarheid van hun kwetsbaarheid werd bedreigend openbaar. Alle muren van veiligheid vielen weg. De huwelijksgenietingsgave is niet langer meer een opperste vorm van geluk en intieme verbondenheid. Naaktheid is eng, bedreigend geworden en toont onze zwakheid. En dat wilden ze niet. Daar waren ze bij Gods schepping niet op berekend. ze hoefden niet zwak te zijn, want ze droegen Zijn beeld; ze waren sterk, gaaf, rein en altijd van het goede overtuigd.
Toen Adam vanaf het moment van de zondeval naar Eva keek, kwamen er gedachten in hem op als: "Nu gaf ze me een verboden vrucht, wat zal ze de volgende keer doen?" Hij was zijn leven niet meer zeker. En als Eva naar Adam keek was er angst dat hij op een gegeven moment revanche zou nemen.
Wat is het in dat perspectief een razend groot wonder dat we lezen: "Adam bekende Eva, zijn huisvrouw." En … God gaf hen zwangerschap op deze intimiteit; let wel: ná Genesis 3!

Verkrijgen

Kaïn was de eerste mens die werd geboren. Zijn ouders waren geschapen; direct of indirect. En… begon Kaïn net als zijn ouders in volle reinheid en heiligheid? Kende hij God, zoals zijn ouders de HEERE kenden in het paradijs? Nee. Hij was de eerste ontvanger van de erfzonde. Kaïn was ook de eerste mens die God moest leren kennen. Hij moest van zijn ouders leren Wie God was en wat de HEERE wilde van Kaïns leven.
We lezen niets over een bijzondere verrukking van Eva over Gods genade en goedheid, dat hij haar huwelijk wilde zegenen. Eva richt zich direct op 'wat' ze krijgt: een man. Een in onze oren misschien raar klinkende uitroep: man. Het klinkt als echtgenoot; wel, dat kán het woord ook betekenen. Het woord ''iysh' kan ook 'kampioen' betekenen. Je zou Eva's woorden zo maar heel profaan kunnen interpreteren.
Ik denk echter dat zij met het woord 'man' toch op iets anders doelde. Zoals dat bij een bevalling kan gaan, de vrouw is  in een bijzondere staat van zien, bevatten en ervaren. Iets hogers, heiligs laat God soms bovenkomen; haast profetisch soms. Vaak ook is dat in combinatie met de naam/benaming van het kind. Al haar innerlijk, haar emoties ballen zich samen in hoe zij haar kindje direct na de geboorte benoemt.
In dit geval ligt er een directe lijn naar Gods moederbelofte. Dit kindje is Eva's zaad. Opgetogen, heftig aangedaan kijkt Eva, nog nahijgend van de bevalling, vertederd neer op het eerste babytje ter wereld. Nog nooit heeft ze een baby gezien. Nog nooit heeft een mens iets uit haar baarmoeder zien voortgebracht worden. Hier raakt zij in eenzelfde vervoering als Simeon die hét Vrouwenzaad in handen hield. Ik heb Uw heerlijkheid gezien. Ik heb iets gezien van Gods belofte. Het is een man… Er klinkt verwachting in haar stem; verwachting op de vervulling van Gods belofte. Zou het nu al zover zijn?

Bezitten

In gedachte zie ik ook nog iets anders in deze kraamkamer; ik zie de slang, opnieuw. Nee hij hoeft niet meer te spreken, maar de sluwe blik in zijn ogen vertelt: "dit kind is mijn bezit!". Hoe zeer Eva ook verwachting had van deze 'man', het zou haar gaandeweg Kaïns tienerjaren en volwassenheid duidelijk worden dat er geen goede geest in hem huisde. Ze moest als moeder ervaren dat ze hem niet bezitten kon; hoewel zijn naam 'bezit' betekent. Iemand anders had bezit genomen van Kaïns hart. Hoe pijnlijk, juist voor een moeder die haar zoon onder haar hart gedragen, al van de moederschoot voor hem gebeden en hem met gevaar voor eigen leven gebaard heeft. Kaïn werd buiten het paradijs geboren!
Kaïn; die naam komt van dezelfde stam als 'qayin', speer of lans. Zei Simeon niet tegen Maria: "Een zwaard zal door uw ziel gaan"? Hoe priemend moet deze speer door Eva's hart hebben geprikt! Ze moest leren dat Kaïn het beloofde Vrouwenzaad niet was. Er zit een woordspeling in de woorden Kaïn (Qayin) en (ver)krijgen (qanah) in onze tekst, waarbij het werkwoord 'bezitten' of 'scheppen' de rode draad is. Merkwaardig.
Nog even terug naar het woordje man (iysh); er is een relatie met het woord 'enowsh', dat 'man', of 'sterfelijk mens' betekent. We horen in dat woordje 'enowsh' de naam van Eva's kleinzoon Enos!
Zo beluisteren we in Eva's woorden niet alleen "Ik heb een stoere man ontvangen", maar ook "Ik heb een sterfelijk mens ontvangen". Eva zal Kaïn dus ook moeten vertellen dat zijn bestaan op aarde eindig zal zijn. Wat moet dat door haar hart gesneden hebben! Ze wist dat zij zelf daar als eerste debet aan was. Ze ziet het nog zó voor zich, zij daar bij die boom en die slang die tegen haar lispelde. Ze voelt die verboden vrucht nog in haar vingers, ze proeft nog de smaak. Ze herinnert zich nog haarscherp dat ze ook Adam gaf. En ook hem ziet ze nog eten. Ze voelt nog de angst, toen God hen tegemoet kwam; ze moest Hem onder ogen komen! Al die beelden moeten haar voor ogen zijn gekomen, toen de ze kleine Kaïn vertelde over de dood die in de wereld was gekomen en dat ook hij eenmaal God onder ogen zou moeten komen. Zij en Adam hebben hem ook geleerd wat offeren was; plaatsvervangend; dat de dood van een ander daarvoor in de plaats moest komen. Dé Ander, het Vrouwenzaad Zelf.

Wat bezit je dan eigenlijk, wanner je een sterfelijk mens in handen houdt? Bezitten kan dan ook niet anders dan dankzij en door Hem Die komen moest, de Beloofde Verlosser. Over Hem, hoewel Hij voor hen nog niet de naam Jezus droeg, moest ze ook zeker hebben verteld tegen Kaïn.
Kinderen zijn geen bezit, maar een geschenk, leengoed. Vertellen wij ze over de straf op de zonde? Ervaren wij, net als Eva, dat het ook door onze zonden is dat onze kinderen sterfelijke mensen zijn? En wijzen wij hen op het volbrachte offer, Jezus Christus? Leren wij hen bidden, en offeren, schuldbelijden en aanbidden? Dat voorkomt bezitterig ouderschap.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten