woensdag 31 december 2014

In dienst van Koning Jezus

"Toen liet de duivel van Hem af; en ziet, de engelen zijn toegekomen, en dienden Hem."
Mattheüs 4 : 11

De satan weggestuurd; de engelen staan klaar om Jezus te dienen.
"Spring naar beneden en U zult door de engelen zachtjes naar de grond worden gedragen", falsificeert satan de tekst uit Psalm 91, waar staat: "Want Hij zal Zijn engelen van u bevelen, dat zij u bewaren in al uw wegen. Zij zullen u op de handen dragen, opdat gij uw voet aan geen steen stoot."
Jezus' antwoord is doeltreffend en terechtwijzend. Zou Hij Zijn Vader verzoeken? Nooit. Is het dan niet waar, wat daar staat? Zeker. En het zal in onze dagtekst waarheid worden! De engelen worden door God uitgezonden om Zijn kinderen – en dus zeker Zijn Eigen Zoon – te dienen en te beschermen. Er staat namelijk "van u bevelen, dat zij u bewaren…", dat betekent "ten dienste van u opdracht geven u bij te staan…".

Een opmerkelijk woordje in onze tekst is 'toegekomen'. Het plaatje hierboven toont, op een menselijke wijze evenwel, dat de engelen er reeds staan, als de satan wordt weggestuurd. Het woordje 'toegekomen' doet dat inderdaad vermoeden. Het woord betekent "dichterbij komen" of "naderen tot iemand of iets". Dat betekent: je staat er al en je doet een of meer stappen naar voren.
En weer zie ik daarmee de hemel de adem inhouden. De engelen volgen met opperste concentratie wat Jezus doet, spreekt en terechtwijst richting satan. Satan… hij was ooit een van hen. Daar staan ze in de nabijheid van hun eeuwige tegenstander. Kwam hij in de geschiedenis van Job tot voor de troon van God om Job verdacht te maken, hier komt de Zoon van God in 'zijn' territorium om satan te ontmaskeren. Het is inderdaad satan, die aanklager is in het rechtsgeding tegen Gods kinderen. Maar hier treed er Eén in het territorium van satan, Die hem aan ons toont in zijn valsheid.

Die engelen waren er al sinds Genesis 3; immers de weg naar de boom des levens moest worden afgesloten. Maar hier komt de Tweede Adam, om de weg naar de Boom des Levens te openen. Daarmee zal Hij óf satan óf de engelen tegen Zich hebben.
Nauwgezet volgen de engelen verzoeking na verzoeking. En uit alles blijkt dat Jezus hier op aarde de volmaakte Tweede Adam is. Ze zijn niet enkel in de hemel de gedienstige geesten van God, maar ze zijn het ook hier op aarde. Want zie maar: ze treden toe en dienen de Heere Jezus.
En niet maar voor één momentje… ze zijn er voortdurend ten dienste van Hem. Het was niet zo'n raar antwoord dat Jezus aan Pilatus gaf: "Of meent gij, dat Ik Mijn Vader nu niet kan bidden, en Hij zal Mij meer dan twaalf legioenen engelen bijzetten?" (Matth. 26:53). Jezus had maar te wenken en ze zouden toesnellen. Maar zo was Zijn eeuwige afspraak met de Vader niet. En Gode zij dank, zo wilde Jezus het ook niet. Stel je voor!

Die engelen zijn er ook in de Hof van Gethsémané: "En van Hem werd gezien een engel uit den hemel, die Hem versterkte" (Lukas 22:43). Wat een bijzondere diepten zitten er in die tekst. Later zou Christus de gemirrede wijn niet drinken, maar Hij laat Zich hier wel versterken door deze engel, die de laatste lijn met Zijn Vader uitbeeldt. Daarom lees je in het volgende vers dat Hij "des te ernstiger bad". De strijd nam toe, maar de kracht die de engel kwam brengen, sterkt Hem in deze strijd.
Dan is het niet zo verwonderlijk dat er op die Eerste Paasmorgen weer een engel aanwezig is, gedienstig tot Jezus' dienst bereid. Deze engel wentelt de steen af; niet omdat Jezus er niet toe in staat zou zijn geweest, maar om Hem daarin ook ten dienste te zijn. Het woordje 'dienen' in onze tekst is 'diako'neo', waarin je ons woord 'diaken' hoort.

Opmerkelijk contrast vormt onze tekst met die uitdaging van satan, even daarvoor: "Al deze dingen zal ik U geven, indien Gij, nedervallende, mij zult aanbidden" (vers 9). Daarin vraagt satan of Jezus voor hem wil neerknielen. Om satan definitief in het ongelijk te stellen, knielen nu hier die engelen (en hoeveel zullen het er wel niet geweest zijn?) voor Jezus neer. Zij mogen de goedkeuring van de Vader onderstrepen, die Hij in de geschiedenis hiervoor uitsprak: "Deze is Mijn Zoon, Mijn Geliefde, in Denwelken Ik Mijn welbehagen heb!" En als de HEERE een welbehagen heeft in Zijn Zoon, hoeveel te meer deze engelen. Wat een dienst nemen zij hier op zich! Nee, laat ik het beter zeggen: wat een heerlijkheid om deze Koning te dienen… voor Zijn troon… en hier beneden!
Dat mogen wij wel van deze engelen leren en ons leven er naast leggen. Hoe gedienstig zijn wij voor Koning Jezus?

De engelen zijn er echter niet alleen voor Jezus, maar ook voor de Zijnen. De komende keer gaan we – naar aanleiding van Hebreeën 1:14 – zien hoe deze gedienstige geesten er ten dienste van Gods kinderen zijn: "Zijn zij niet allen gedienstige geesten, die tot dienst uitgezonden worden, om dergenen wil, die de zaligheid beërven zullen?"

Geen opmerkingen:

Een reactie posten