Hoofdstuk 17
Gij hardnekkigen en onbesnedenen van hart en
oren,
gij wederstaat altijd den Heiligen Geest; gelijk uw vaders, alzo ook gij.
Wien van de profeten hebben uw vaders niet
vervolgd?
En zij hebben gedood degenen,
die te voren verkondigd hebben de komst des Rechtvaardigen,
van Welken gijlieden nu verraders en moordenaars geworden zijt.
Gij, die de wet ontvangen hebt door
bestellingen der engelen,
en hebt ze niet gehouden!
Handelingen 7 : 51-53
Het was verrassend dat de preek van afgelopen
zondag over Stefanus ging; hij werd getekend als iemand ei duidelijk iets weg
had van Jezus in Zijn koninklijke, profetische en priesterlijke ambt. Stefanus
preekte profetisch, met een geestdrift en een kracht; hij sprak koninklijk over
de HEERE en bad priesterlijk voor zijn vijanden. Naast de aanleiding tot deze
geschiedenis (Handelingen 6) werd ook ook de afloop in hoofdstuk 7 gelezen en
dus bepreekt. Ik kom daar later nog op terug, maar we richten ons in deze serie
vooral op de preek zelf.
De toepassing van toen
Ik was al een paar dagen aan het nadenken
over deze laatste verzen van de preek, waardoor het me zondag nog weer extra
opviel hoe agressief Stefanus zijn preek eindigde in een snoeiharde toepassing.
Ik wil er allereerst met een gewone blik naar
kijken. Een 21e eeuwse mensenblik wel te verstaan. Als je in gesprek gaat met
mensen die je aanvallen op je standpunt, hoe doe je dat dan? Als zij het
hardgrondig met jou oneens zijn, sla je ze dan om de oren met verwijten? Als
mensen op een achterbakse manier proberen de boel te verzieken kan ik zeker
fors uitvaren en zal een verwijt niet zomaar schuwen. Als er bewust of blind
wordt aangestuurd op problemen, terwijl je al een paar keer geroepen hebt dat
het proces niet goed gaat, zal zullen er uit mijn mond weinig vergoelijkende
woorden wandelen. Misschien vind je dat fout en wil jij juist wel die vergoelijkende
toon aanslaan of met zachte woorden bewust geslagen wonden helen, maar dat is
niet mijn manier. Wat fout is moet niet goed worden genoemd; daar leer niemand
van!
Anders wordt het als je mensen probeert te bewegen
tot het geloof. Wanneer je in gesprek bent met buitenkerkelijken, heidenen of
andersgelovigen, en je vertelt hoe goed het is om de HEERE te kennen en te
dienen, maar je eindigt met “maar jij wil dat maar niet geloven; jou zegt dat
allemaal niks! Jij recht je rug en laat God lekker roepen!”, dan weet bijna
100% zeker dat die persoon afhaakt.
En dit lijkt Stefanus hier toch te doen. Is het gek
dat ze hem doodgooien met stenen? Wees nou eerlijk…
Wat gebeurt hier?
De vraag is of dát hier gebeurt na de preek
van Stefanus. Daarom twee vragen:
- kwam de escalatie door de laatste regels van zijn preek of is de bom gebarsten
nadat gaandeweg de gehele preek de spanning werd opgebouwd?
- Evangeliseert Stefanus hier of doet hij iets anders? En wat zegt ons dat
vandaag?
Al meerdere keren heb ik opgemerkt dat
Stefanus heel veel tussen de regels door zegt. Dingen die aan onze opmerking
wellicht gemakkelijk ontschieten, maar die de theologen die hem aanhoren direct
snappen, verbanden die zij perfect snappen. Dus we kunnen gerust stellen dat de
aversie zich opbouwde gaandeweg zijn preek. Maar eerlijk is eerlijk, het fors
brandende lont dat Stefanus aan het einde van zijn preek in dit gistende kruitvat
stak kon niet anders dan een hevige ontploffing veroorzaken.
De tweede vraag is: evangeliseerde Stefanus hier.
Waarom ik die vraag stel is omdat het nogal uitmaakt wat de context van zijn
preek is. De escalatie die volgt doet ons de vraag stellen: had dit voorkomen
kunnen worden of had de schade meer beperkt kunnen blijven? Waren deze bepaald
niet zoetgevooisde woorden met tederheid of met toorn gekozen? Wanneer we
stellen dat hij op een confrontatie wilde afstevenen, bewust (!), dan komt zijn
voorbede in vers 60 erg dubieus over.
Allereerst kunnen we snel vaststellen dat Stefanus
niet uit was op evangelisatie. Hij wilde zijn toehoorders niet bereiken met het
evangelie, zoals onwetenden en ongelovigen moeten worden benaderd. Er zijn
teveel predikanten die allerlei platgetreden paden bewandelen; dat is uiterst
vermoeiend en doelloos. Maar je hebt ook predikanten die verschillende bekende
dingen in herinnering roepen om je ermee aan het denken te zetten. Dat is niet
vermoeiend maar juist heel gezond.
Als een predikant in zijn gemeente heel veel
twijfel en voorwaardelijkheid hoort, zal hij bekende dingen in herinnering
roepen die vanuit Gods Woord laten zien dat God welmenend uit is op ons behoud.
Dat zijn bekende teksten, maar omdat ze zijn weggezakt – door dwaalleer of
omdat ze bewust in het duister worden gehouden omdat bepaalde Simon de
Tovenaars in de gemeente hun gewaardeerde positie in gevaar zien komen – moeten
ze worden herhaald en in herinnering worden geroepen. Zo ontstaat een helder
beeld van Wie en hoe de HEERE nu is.
Dit laatste is van toepassing op de preek van
Stefanus. Hij heeft nergens iets nieuws verkondigt. Hij heeft een les oude
volksgeschiedenis gegeven. En die les was voor de chauvinistische joden prima
te volgen. Alleen de rankschikking en de accenten waren misschien nieuw of op
zijn minst spannend en verrassend. Ze zaten als het ware op het puntje van hun
stoel!
Dus… Stefanus gaat op een juridische manier te werk
en verdedigt zich als beklaagde tegenover zijn aanklagers. Beter gezegd: hij
verdedigt God en is daarmee een profetische pleiter. Hoewel hij het plaatje
natuurlijk wel opeens dieprood inkleurt!
Maar… voor ze het goed en wel door hebben zitten de
aanklagers in de beklaagdenbank. En dat is typisch het werk van een advocaat.
Daarom mag Stefanus ook zíjn beschuldigingen uiten. Hij is er niet op uit dat
ze het Evangelie gaan geloven door overtuiging, maar dat ze voor Christus
zullen vallen Die ze zelf hebben veroordeeld. En… ze hebben er nooit spijt over
betuigt. Het wordt dus hoog tijd. Of… ze blijven zich verharden.
Hoe luidt de beschuldiging?
Laten we eens op een rijtje zetten wat
Stefanus hier naar voren brengt:
- jullie
werken de Heiligen Geest altijd weer tegen;
- jullie
zijn verraders en moordenaars van de Rechtvaardige geworden;
- jullie
hebben wel de wet ontvangen, van de engelen (of van de leiders), maar jullie
hebben je er niet aan gehouden.
Kort samengevat worden de toehoorders
beschuldigd van ‘sabotage’, van ‘moord met voorbedachte rade’ en van ‘bewuste
wetsovertreding op alle fronten’.
Nee, inderdaad dit klinkt niet als een
zendingspreek of evangelisatieboodschap! Dit is klinkklare juridische taal.
Maar was Stefanus daarvoor opgeleid? In zekere zin wel, ja. Want lees
Handelingen 6 : 10, waar staat: “En zij (die
aanklagers die nu in de beklaagdenbank zitten) konden
niet wederstaan de wijsheid en den Geest, door Welken hij (Stefanus de
beklaagde) sprak.”
Waarom een rechtszaak?
En mocht je nu denken: ja maar Stefanus
gaat er nu een rechtszaak van maken; daar is toch de prediking niet voor
bedoeld?! Mag ik je dan toch even wijzen op het vervolg van dat hoofdstuk? Ze
kregen geen voet tussen de deur bij Stefanus, waarna zij zelf juridische
stappen ondernamen die resulteerden in deze spoedvergadering van het Sanhedrin!
En – net zoals bij Jezus – wanneer ze geen steekhoudende bezwaren kunnen
inbrengen, dan kiezen zij voor de leugen: “Toen maakten (kozen) zij mannen uit, die zeiden: Wij hebben hem horen spreken lasterlijke
woorden tegen Mozes en God. En zij beroerden het volk, en de ouderlingen en de
Schriftgeleerden; en hem aanvallende grepen zij hem, en leidden hem voor den raad; en stelden valse getuigen, die
zeiden: Deze mens houdt niet op lasterlijke woorden te spreken tegen deze
heilige plaats en de wet.”
De rollen worden omgedraaid
Het zijn de belagers van Stefanus die een
juridische weg zijn ingeslagen. In elke zichzelf respecterende rechtsstaat mag
de beklaagde zich met goede en ware feiten verdedigen. Maar… wanneer de
waarheid dit vereist, mogen ook aan het licht gekomen feiten worden ingebracht
die de zaak in een ander daglicht stellen en wellicht ten nadele van de
aanklagers gaan fungeren. Mits dit maar te maken heeft met de aanklacht tegen
de beklaagde. En was dat het geval in deze kwestie? Ja. Zij beklaagden Stefanus
ervan dat hij de wet van Mozes terzijde schoof. Dat hij grove dingen had gezegd
over de heilige tempel van God en daarmee dus blasfemie had gepleegd.
Wanneer nu blijkt dat
juist zijn belagers van die feiten zijn te beschuldigen,
dan is het Stefanus’ plicht om de rechter daarop te wijzen. Want ook hij mocht
blasfemie niet ongestraft laten. Dan zou hij
inderdaad de wet niet serieus nemen.
Stefanus neemt – na de vraag van de hogepriester of
het allemaal klopt – een flinke aanloop en lijkt er aan het einde van zijn
‘preek’ met gestrekt been in te gaan. Hij veegt zijn eigen straatje niet schoon
en beweert niet “ik heb niks gedaan” of “dat heb ik helemaal niet gezegd”. Hij
laat alles staan zo het stond, maar hij neemt zijn aanklagers mee naar de
context van zijn woorden. Die context was hun eigen hardnekkigheid, hun
onbekeerlijkheid en zelfhandhaving, alsmede
hun denigrerende manier van godsdienst bedrijven: anderen naar beneden
trappen om zichzelf op een voetstuk te zetten.
De wet op punten aanpassen, zodat je er zelf goed mee
wegkomt. Maar daar is Stefanus niet van. God nog veel minder! Als jij je
vroomheid wil aanwenden als prestige, dan moet je Gods wet naar je eigen hand
gaan omvormen. Want Gods wet laat geen ruimte voor snoeverijen en
protserigheid. Chauvinisme waar Joden en Hollanders zo goed in zijn, is God een
gruwel. Hij kiest een volk uit maar niet opdat het zichzelf op de borst zou
gaan kloppen en zeggen: “Maar wij zijn het volk van God!” of “Maar wij zijn
gelukkig nog zuiver in de leer!”
Hoe luidt de verdediging?
Terug naar de rechtszaal. Als de rollen
zijn omgekeerd verwacht je nu een verdediging van de beklaagde aanklagers. Maar
zij doen dat anders. Zijn kiezen de fysieke verdediging. En dat wordt Stefanus
fataal. Maar daarmee geven ze ook de waarheid van Stefanus’ beschuldiging aan.
Dit deed Stefanus niet. Hij koos voor het gesprek, het betoog in woorden. Hij
heeft eigenlijk altijd de regie in handen gehouden.
We moeten overigen hierbij opmerken dat Stefanus
nergens zichzelf heeft vrijgepleit. Hij name het enkel op voor de zaak van
Christus. En dat is wel een dingetje tegenwoordig. Wij nemen het nogal
gemakkelijk op voor onszelf. Maar zo is Stafanus niet. En zo werkt de Geest ook
niet. Zelfs als er geschillen in de kerk ontstaan hebben we de zaak van Christus
te zoeken. Voor Hem en voor Zijn Woord moet het worden opgenomen. En eigen
identiteitshang of richtingenstrijd moet nergens om de hoek komen kijken.
Daarom vond ik de scheiding in 2004 (bij de vorming
van de PKN) volgens die regel gaan en kon ik mij met eer en geweten voegen bij
hen die niet konden meegaan met het
eigengemaakte bouwwerk dat ontstond. Echter stond ik afwijzend tegenover
voorgangers en gemeenten te midden van deze achterblijvers die hun gelijk bij
de wereldlijk rechter gingen halen, waar het de legitimiteit van zichzelf en de
illegaliteit van de PKN betrof. Hier kwam het eigen gelijk om de hoek kijken.
Evenzeer keurde ik het af dat PKN-gemeenten hun broeders en zusters die niet
mee konden probeerden met de rechter achter zich het kerkelijk leven onmogelijk
te maken door opeens met een groep randkerkelijken en geboorteleden een nieuwe
gemeente op te richten. Of waar het overgrote deel van een gemeente niet mee
ging, men opeens een nieuwe gemeente begon, terwijl een groot deel van hen
reeds was geperforeerd naar een buurgemeente, wegens liggingsproblemen. Strijd
tussen broeders en zusters is meer dan eens gemengd met eigen belang.
Terwijl de aanklagers tegen Stefanus – mogelijk
naar aanleiding van een ‘stichtelijk woord’ dat hij ergens sprak – aanvankelijk
een discussie begonnen over woorden tegen de ‘wet’ en tegen de ‘tempel’, zette
Stefanus in zijn verdediging direct in met het Verbond van God, Zijn trouw aan
Zijn volk, Zijn barmhartigheid en de ondankbaarheid en wreveligheid die dat
volk Hem daarvoor terug gaf. Dát moet je tegen de borst stuiten. Niet dat
mensen regeltjes niet opvolgen, maar dat mensen Gods welmenend aanbod buiten de
deur willen houden met vroom klinkende woorden.
Stefanus sloeg met een enorme knuppel in het voze
godsdienstige hoenderhok van zijn belagers. Een stofwolk vertelde dat het
inderdaad voos en leeg was. Er zat geen leven in, maar het was dode orthodoxie.
Wanneer hij ze daarin klem heeft, stort hun wereld, die ze zo zorgvuldig hadden
opgebouwd, in. Dat hebben ze gaandeweg de preek voelen aankomen, maar dit werd
de nekslag voor hun godsdienst! En daarom reageren ze door hun oren dicht te stoppen! Ze worden
uitzinnig van deze waarheid! Dit kost hun hun gezicht.
De toepassing voor nu
Het is fascinerend om in deze rechtszaal
toeschouwer te zijn. Het is een zinderende wedstrijd tussen twee strijdende
partijen. Fascinerend om te zien hoe Stefanus – en achter hem de Heilige Geest,
de paracleet – de rollen omkeert. Aangrijpend om te zien hoe de aanklagers, in
de beklaagdenbank gedrukt, opstaan en een moord begaan op een rechtvaardige.
Het is zelfs angstaanjagend, als in een horrorfilm, hoe deze godsdienstige
vromen regelrechte duivels worden omdat hun ego is geknakt.
Stefanus is – en ook dat is fascinerend – niet uit
het veld geslagen. Hij is zelfs in staat om te bidden voor zijn moordenaars.
Hij zegt er overigens niet bij dat ‘zij niet weten wat ze doen’, zoals Jezus
bad. Hij roept slechts priesterlijk om vergeving!
Maar als we zo ons vergapen aan deze geschiedenis,
lopen we het risico buiten spel te blijven. Expres neem ik iets meer ruimte om
op deze teksten in te gaan. Kan ik, kun jij, zomaar onbewogen blijven onder
deze beschuldigingen? Ga ik wel met al deze zaken zuiver om? Ik herhaal nog
even de aanklachten:
- jullie
werken de Heiligen Geest altijd weer tegen;
- jullie
zijn verraders en moordenaars van de Rechtvaardige geworden;
- jullie
hebben wel de wet ontvangen, van de engelen (of van de leiders), maar jullie
hebben je er niet aan gehouden.
Zou het kunnen zijn dat ik de Heilige Geest
tegenwerk? Bedroef? Uitblus? Dat doe ik, wanneer ik Gods welmenend aanbod zowel
als Zijn corrigerende woorden naast me neerleg. Want als ik Hem niet serieus
neem, blijf ik buiten spel, maar ook buiten Zijn helende en inspirerende inwoning!
Ben ik een verrader van de Jezus, de Rechtvaardige?
Een moordenaar? Het is allereerst zo dat je gaat zien dat niet alleen de Joden
toen, maar ook ik nu met mijn zonden Hem aan het kruis heb gehecht. En elke
zondag van vandaag en morgen zet daar nog eens een streep onder. Ook al liet
Hij zich gewillig offeren, het had niet nodige geweest, als ik niet gezondigd
had! En als ik Hem vandaag of morgen vergeet, waardeer ik Zijn offer en gave
niet op de juiste wijze. Dat is zonde! Misschien vind je ‘verrader’ en
‘moordenaar’ heftige woorden. Maar… welke woorden zou jij er dan voor kiezen?
Kies je niet heel snel woorden die jezelf ietsje positiever in deze
afschilderen? En doe je dan niet precies hetzelfde als die overpriesters?
Dat brengt me bij het derde: wel de wet ontvangen,
maar je er niet aan houden. “Ja, maar een mens kan de wet niet houden”, of “we
zijn allemaal zondaars”, of “maar Jezus is toch voor de zonden gestorven?” Er zijn psalmdichters die
zingen over ‘hoe lief heb ik Uw wet’. Soms snap ik ze niet… wat is hun
intentie? Die wet veroordeelt mij toch? Ja, dat is waar. Maar waar komt die wet
vandaan? Wie gaf mij die wet? Is het God de Vader Zelf niet die naar mij
toekwam met Zijn Woord en wet? Niet om er mij daarmee in totale radeloosheid te
storten, maar om te zien hoe nodig ik Zijn Zoon dagelijks heb?! In die wet en
in Zijn Woord, waarin die wet staat opgetekend, spreekt Hij met mij! De wet is
niet een dood ding dat op zichzelf staat, maar komt tot leven door de Geest: “…want de letter doodt, maar de Geest maakt
levend” (2 Kor. 3:6b). Paulus zet daar een paar dingen in scherp
perspectief tot elkaar. Hij zegt: de wet die verdoemt had al een enorme
heerlijkheid in zich; kijk maar naar Mozes die een enorme glans op zijn gezicht
had gekregen toen hij die wet in ontvangst nam (vers 7). Moet je eens nagaan
hoe groot de heerlijkheid zal zijn die de Heilige Geest met Zich meebrengt
(vers 8-9) als Hij mensen rechtvaardigt!
Misschien zijn we dat evenwicht in de kerk van 2018
een beetje kwijt. Helt de een naar de wet en helt de ander naar het evangelie.
Maar beiden hellen langs Gods gulden middenweg en missen de essentie van Gods
bedoeling! De spanning is eruit, de zeggingskracht is weggeëbt en het
christelijk geloof verwordt tot een futloze manier van leven in plaats van een
zaak van leven en dood.
Engelen gaven ons als het ware het volledige Woord
dat in balans is. Maar bezien we het nog zoals het bedoeld was? Of zijn we een
product geworden van het denken van onze tijd? En zitten we ten diepste
helemaal niet meer zo ver van die overpriesters af; misschien aan de andere
kant van het spectrum maar toch? Tot zover de toepassing op Stefanus’ preek.