zaterdag 28 april 2018

Leven vanuit Gods beloften

Hoofdstuk 3


“En Hij gaf hem geen erfdeel in hetzelve, ook niet een voetstap; en beloofde, dat Hij hem het zelve tot een bezitting geven zou, en zijn zade na hem, als hij nog geen kind had.
En God sprak alzo, dat zijn zaad vreemdeling zijn zoude in een vreemd land, en dat zij het zouden dienstbaar maken, en kwalijk handelen, ­vierhonderd jaren.
En het volk, dat zij dienen zullen, zal Ik oordelen, sprak God; en daarna zullen zij uitgaan, en zij zullen Mij dienen in deze plaats.”
HANDELINGEN 7 : 5-7

Veel mensen zijn gevoelig voor ‘status’. Ze zijn pas iets wanneer ze iets ­tastbaars hebben of bij iets aanwijsbaars horen. Een christen is iemand die zijn ‘status’ ontleent aan iets dat niet tastbaar is en perspectief heeft vanwege ­Iemand Die niet aanwijsbaar en bewijsbaar is.
Belofte zonder bezit“Zo, hier is het dus.” Abraham keek om zich heen. Dit was dus het Beloofde Land dat God hem in bezit zou geven. Het zag er goed uit. Maar het vreemde was dat er mensen woonden die bij elk grassprietje konden aantonen dat dat stuk land van hen was. Abraham stond in ‘zijn’ land, maar hij had er nog geen schep grond in eigendom!
Heb je je weleens bedacht hoe vreemd dat voor hem moet zijn geweest? Bijna onwezenlijk. Thuis, maar alles is vreemd en onbekend. Hij mocht er vrij rondlopen en bouwde er zelfs vriendschappen op met de plaatselijke bevolking, maar… zíj waren de eigenaren van het land; niet Abraham!
Het tweede dat wél beloofd was, maar dat hij ook niet in bezit had was een eigen zoon. God lijkt aan dit probleem voorbij te gaan als Hij al beschrijft hoe Abrahams nazaten in ballingschap zullen komen en zelfs in slavernij terecht zullen komen; voor maar liefst vier lange, lange eeuwen!

De eerste ballingschapStefanus zoomt nog een stukje dieper in. Abraham leefde als een vreemdeling in zijn eigen huis… en nog vóór hij er zich thuis kon voelen, sprak God al over een vier eeuwen durende ballingschap in een of ander ‘slavenhuis’. Het volk, uit Abraham gesproten, zou een slavenvolk worden! En God, zo betoogt Stefanus, voorzei al dat ze kwalijk behandeld zouden worden. Mooi is dat! Het uitverkoren volk van God krijgt, nog vóór het is geboren, te horen dat ze zullen worden mishandeld.
Waarom doet Stefanus dit zó? Waarom zoomt hij hier al in op de slavernij die later zou komen? Waarom wil hij deze link leggen tussen ‘volk van God zijn’ en ‘kwalijk behandeld worden’? Het wordt niet echt duidelijk in dit gedeelte. Het blijft daarom gissen. Maar Stefanus moet al iets hebben gezien van wat Paulus later zo knap, maar best ingewikkeld, onder woorden brengt in de brief aan de Galaten: “Nu, zo zijn de beloftenissen tot Abraham en zijn Zaad gesproken. Hij zegt niet: En den zaden, als van velen; maar als van één: En uw Zaad, Hetwelk is Christus. En dit zeg ik: Het verbond dat tevoren van God bevestigd is op Christus, wordt door de wet, die na vierhonderd en dertig jaren gekomen is, niet krachteloos gemaakt, om de beloftenis teniet te doen.”
De Kanttekenaars zetten ons op dat spoor. Stefanus wil stapje voor stapje naar Christus zien te komen. Jullie beroemen je op de wet van God, maar weet je wel dat de belofte al veel ouder is? En dat die belofte niet gericht is op het tijdelijke: het land, of de zoon van Abraham? Nee, al die beloften hebben een dieper en verder weg liggend doel: Jezus Christus. Je zou de preek van Stefanus dus met recht een Christo­centrische preek mogen noemen. En dat is best lastig, vanuit het Oude Testament, in de context die de Joden er telkens aan willen hangen. Begrijpelijk is wat rabbijn Lody van de Kamp onlangs zei: de Messias van de Joden is een ándere dan die van de Christenen. Hij had die zin niet andersom kunnen uitspreken, want Jezus de Messias, de Koning der Kerk is werkelijk de Joodse Messias. Daarmee gaan we niet op het spoor zitten van ‘de kerk in plaats van Israël’. Zeker niet! Maar we moeten onze Joodse broers en zussen wakker schudden. En dat is wat Stefanus gaat doen. Hij probeert eerst aanknopings­punten te verzamelen. Om die tenslotte allemaal in te brengen bij zijn slotbetoog!
Wat hij hier preekt over ballingschap of vreemdelingschap kenmerkt helemaal het Christelijk geloof. Wij zijn hier op aarde omringd door vrienden en bloedverwanten, maar we zijn vreemdeling en bijwoner. En niet alleen dat: wij zullen ook ondervinden dat men ons kwalijk behandelt. Omdat we een volk zijn met een belofte van God op zak. Het is niet de bedoeling dat we gaan pronken met die belofte, maar dat we er werkzaam mee zijn bij God!

Welkom thuisTenslotte spreekt Stefanus over het moment, allemaal al vier eeuwen van te voren beloofd, waarop het volk van God weer thuis mag komen: “…daarna zullen zij uitgaan, en zij zullen Mij dienen in deze plaats.”
Er was er nog niet eentje geboren van die ‘zij’ die zullen uitgaan! En nu al spreekt God over de terugkeer uit de slavernij en dat ze weer tot hun doel zullen komen: “Mij dienen”. En nog wel op ‘deze plaats’! Stefanus stelt het haast voor, zoals het ons ook voor ogen staat, als wij onze ogen hier op aarde zullen sluiten: we zullen van hier uitgaan (heengaan) en we zullen onze HEERE dienen op de plek die Hij ons aanwijst en belooft!
Gods beloften komen heel vaak in de knel met de werkelijkheid. Althans, zo bekijken wij het. Maar God werkt zo vaak door de onmogelijkheden heen, dat is haast meer regel dan uitzondering. Echter, nog nooit is er één van Zijn beloften níet uitgekomen. Zou daarom de eeuwige heerlijkheid voor ons ook niet de mooiste en heerlijkste belofte zijn, waarnaar wij rijkhalzend uitzien? Thuiskomen bij de Vader. Verlang jij er ook naar? Voor Stefanus zou het nog hooguit een uur duren!

Geen opmerkingen:

Een reactie posten