vrijdag 27 april 2018

Met de deur in huis

Hoofdstuk 2


En hij zeide: “Gij mannen broeders en vaders, hoort toe: de God der heerlijkheid verscheen onzen vader Abraham, nog zijnde in ­Mesopotamië, eer hij woonde in Charran;
En zeide tot hem: Ga uit uw land en uit uw maagschap, en kom in een land, dat Ik u wijzen zal.
Toen ging hij uit het land der Chaldeeën, en woonde in Charran.
En van daar, nadat zijn vader gestorven was, bracht Hij hem over in dit land, daar gij nu in woont.”
Handelingen 7 : 2-4

Als jij je zou moeten verweren tegen medegelovigen die menen dat jij een dwaalleraar bent, waar zou je dan beginnen in het gesprek? ­Stefanus begint met vader Abraham van wie ze allen afstammen. De vraag is: waarom? Hij lijkt haast met de deur in huis te vallen.
Het publiek aangesproken
Na de vraag van de Hogepriester, of het klopte wat er werd beweerd, neemt de beklaagde Stefanus vrijmoedig het woord. Hij spreek zijn publiek aan met ‘broeders’ en met ‘vaders’. Dat is opmerkelijk. Met ‘broeders’ spreekt hij zijn leeftijdsgenoten aan, maar wist de grens uit tussen hun verschillende afkomst. Stefanus de Griek had een andere – en voor sommigen zelfs een inferieure – komaf, dan de geboren en getogen Joden in Jeruzalem.
Met ‘vaders’ spreekt hij op een respectvolle manier de ouderen en de eerbied­waardigen in zijn publiek aan. Zo komt hij heel dichtbij. Van daaruit kan hij ze ook gemakkelijk meenemen naar hun gemeenschappelijke origine: onze vader Abraham. Hoewel niet duidelijk is of Stefanus een directe afstammeling van Abraham is, is deze wel zijn geestelijke stamvader.
Even tussen twee haakjes: hij heeft wel direct de aandacht; zijn maiden-speech wordt niet onderbroken en iedereen kan hem volgen in zijn betoog. Ze kennen de materie, ze herkennen de namen en kunnen plaatsen wat hij zegt. Dat is een heel belangrijk aspect bij het preken!

Onze vader Abraham
Veel preken beginnen met een duidelijk voorbeeld voor jongeren, doeners en hen die snel zijn afgeleid. In Stefanus’ dagen was dat nog niet de gewoonte, maar je zou eigenlijk kunnen zeggen dat zijn preek één aaneenschakeling van voorbeelden is. Hij begint bij Abraham. Waarom?
Dat is een lastige vraag. Op de site van OudeSporen* staat een Bijbelstudie over dit gedeelte waarin het volgende staat:
“Stefanus is het werktuig van de kracht van de Heilige Geest die getuigt van de ­verheerlijkte Christus, die nu zó aan Israël werd voorgesteld, nadat ze Hem al verworpen hadden in Zijn vernedering. Vanaf de val tot de zondvloed werd de mens, hoewel hij niet zonder getuigenis werd gelaten, overigens aan zichzelf overgelaten. Er waren geen bijzondere wegen en instellingen van God. Het resultaat was de zondvloed, die om zo te zeggen kwam om de aarde van haar verschrikkelijke verontreiniging en geweldpleging te zuiveren. Op de nieuwe aarde begon God Zich met de mens bezig te houden. Bij Noach zien we hoe de regering werd opgedragen aan de mens. Maar bij Abraham, dat iemand door verkiezende genade werd uitgeroepen en Gods beloften ontving, toen de wereld de demonen diende. Dat was het begin van de geschiedenis van Gods volk. […] Hij [Stefanus] begint dus met hun geschiedenis vanaf het begin van Gods weg, namelijk vanaf Abraham, die werd uitgeroepen door de openbaring van de God der heerlijkheid. Abraham was wel traag om te gehoorzamen, maar hij werd ten slotte door Gods geduldige genade in Kanaän gebracht. Niettemin was hij een ­vreemdeling in het beloofde land; en slavernij zou het deel van zijn nakomelingen zijn, totdat God in genade tussenbeide kwam. Het deel van de gezegende patriarch was dus niet dat hij de beloften bezat, maar dat hij een vreemdeling was. Terwijl het deel van zijn nakomelingen gevangenschap zou zijn, totdat God hen met een sterke arm zou verlossen. Niets is zo treffend als de kalme verhevenheid boven omstandigheden die Stefanus openbaart. Hij vertelt de Joden een geschiedenis die ze niet konden ontkennen, een geschiedenis waarop ze zich ­beroemden. Maar die geschiedenis veroordeelde hen geheel en al. Ze deden precies zo als hun vaders.”

Preken als Jezus
Hoewel dus de insteek van deze preek best scherp was, nuanceert Stefanus zijn woorden wat door dat woordje ‘onze’. Hij zet zich naast zijn publiek. Tegelijk grijpt hij ook terug naar iets dat erg leefde bij de Joden: “wij zijn Abrahams kinderen”. Ze beroemden zich graag op hun afkomst. Daar had Jezus ook eens de vinger bij gelegd: “Zij antwoordden en zeiden tot Hem: Abraham is onze vader. Jezus zeide tot hen: Indien gij Abrahams kinderen waart, zo zoudt gij de werken Abrahams doen.” (Johannes 8:39). Zou Stefanus deze woorden toen ook hebben gehoord en daarom juist bij deze Abraham zijn begonnen in zijn preek?

Charran en Kanaän
Stefanus spreekt over Charran, dat je moet lezen als de fonetische vertaling van het Hebreeuwse ‘Haran’, dat je als ‘Charan’ uitspreekt. Haran… dat was zijn broer, zowel als de plaats onderin Turkije, vlak boven Syrië, waar ze vanuit Ur naartoe reisden. Had Haran die plaats naar zichzelf genoemd? Dat lijkt haast niet, want hij moet al in Ur zijn gestorven. Toen God Abraham riep, vertrok hij uit Ur en nam zijn vader Terah mee, alsmede zijn vrouw Saraï en zijn neef Lot, de zoon van Haran.
In Haran bleef Abraham om niet erg duidelijke redenen hangen; het overlijden van zijn vader Therah bracht hem weer in beweging op de weg van Gods belofte. Het is duidelijk dat God welmenend roept, maar dat de mens niet per definitie volgt. Niettemin legt Stefanus de vinger bij het accent ‘gehoorzaamheid’ en stelt Abraham als een goed voorbeeld voor. Stefanus zou zo instemmen met de Hebreeënbrief: “Door het geloof is ­Abraham, geroepen zijnde, gehoorzaam geweest, om uit te gaan naar de plaats, die hij tot een erfdeel ontvangen zou; en hij is uitgegaan, niet wetende, waar hij komen zou. Door het geloof is hij een inwoner geweest in het land der belofte, als in een vreemd land, en heeft in tabernakelen gewoond met Izak en Jakob, die mede-erfgenamen waren derzelfde belofte. Want hij verwachtte de stad, die fondamenten heeft, welker Kunstenaar en Bouwmeester God is” (Hebreeën 11 : 8-10).

Het dispuut of twistgesprek met Stefanus, geschilderd door Vittore Carpaccio, 1514, 147 x 172 cm,
Pinacoteca di Brera, Milaan

Geen opmerkingen:

Een reactie posten