woensdag 25 april 2018

Twee geesten tegenover elkaar

Hoofdstuk 1


En de Hogepriester zeide: “Zijn dan deze dingen alzo?”
Handelingen 7 : 1

Op het eerste gezicht een onbeduidende tekst. Gewoon een vraag of de aanklachten die de Grieken uitten tegen Stefanus klopten. Maar is dat zo? Laten we eens goed naar de plaats van de tekst kijken en naar de persoon die hier spreekt.

De plaats van de tekstWie alleen dit hoofdstuk leest, zal niets merkwaardigs zien in deze woorden. Een soort inleiding op het dispuut tussen de Joodse leidslieden en Stefanus. Maar er is nogal wat aan vooraf gegaan. De hele aanstelling van Stefanus tot diaken zelfs! Daar gaan we straks dieper op in. Eerst bladeren we een vers terug in de Bijbel.
Er hadden dreigende en venijnige beschuldigingen beklonken in de raadszaal in Jeruzalem. Stefanus had iets gezegd over Jezus. Dat was natuurlijk bloedlink! ‘Jezus’ was een beladen naam daar. En al helemaal wát Hij gezegd had. O ja, het waren opnieuw valse beschuldigers die waren opgetrommeld om te getuigen. De geschiedenis leek zich te herhalen! Hoor maar: “En stelden valse getuigen, die zeiden: Deze mens houdt niet op ­lasterlijke woorden te spreken tegen deze heilige plaats en de wet. Want wij hebben hem horen zeggen, dat deze Jezus, de Nazarener, deze plaats zal verbreken, en dat Hij de zeden veranderen zal, die ons Mozes overgeleverd heeft.”
Eveneens valse getuigen hadden dat ook tegen Jezus getuigd, misschien wel in deze zelfde raadszaal: “Maar ten laatste kwamen twee valse getuigen, en zeiden: Deze heeft gezegd: Ik kan den tempel Gods afbreken, en in drie dagen denzelven opbouwen” (Mattheüs 26:61).
Gelogen was het nog niet eens. Immers in Lukas 19: 43 kun je lezen wát Jezus had gezegd: “Want er zullen dagen over u komen, dat uw vijanden een begraving rondom u zullen opwerpen, en zullen u omsingelen, en u van alle zijden ­benauwen; en zullen u tot den grond nederwerpen, en uw kinderen in u; en zij zullen in u den enen steen op den anderen steen niet laten; daarom dat gij den tijd uwer bezoeking niet bekend hebt.”
Jezus’ woorden waren een steek in hun hart, om hen tot inkeer te brengen. Maar dit had hen juist verhard! Men stond nu vlak voor de vervulling van deze woorden: de verwoesting van Jeruzalem! Na de beschuldiging had Jezus gezwegen. Zou dat een leefregel zijn: niet in het verweer gaan? Zou ook Stefanus blijven zwijgen? Het lijkt erop. De mensen houden hun adem in. Lees Handelingen 6:15 maar: “En allen, die in den raad zaten, de ogen op hem houdende, zagen zijn aangezicht als het aangezicht eens engels.”
Iedereen ziet dat er iets bijzonders met Stefanus gebeurt. Zijn glanzende gezicht intrigeert de mensen en niet hij maar zij zwijgen… En het is juist dít aspect dat je moet beseffen, bij het lezen van het eerste vers van hoofdstuk 7! Iedereen is onder de indruk en concludeert: dit lijkt wel het gezicht van een engel. De hemel is heel dichtbij; God is heel dichtbij! En precies op dít moment opent juist de Hogepriester zijn mond: “Zijn deze dingen alzo?”

De persoon die spreektHier spreekt de man die gezalfd is tot Hogepriester over Gods volk. Dat zalven was maar niet zomaar een formaliteit. Het was de visualisering van de vervulling met de Heilige Geest. Deze man zou, vanwege die vervulling, bij uitstek in staat moeten zijn om Gods werk van mensenwerk te onderscheiden! Hij zou het moeten kunnen beoordelen vanuit zijn eigen geestelijke ervaring. Niet dat je kunt oordelen over harten, ook al ben je een priester, maar je kunt wel haarfijn ­aanvoelen of dit uit God is of niet. Nog even los van wat er tegen Stefanus werd betoogd. De Hogepriester kon ook dat gezicht zien… als hij zijn ogen er maar niet voor gesloten had gehouden. Immers, de omstanders zijn er direct door getroffen.
Is dat geen gevaarlijke mogelijkheid? Zo dicht bij Gods werk en het tóch duiden als satanswerk?! De Hogepriester staat hier als gezalfde tegenover… ja, tegenover nóg een gezalfde! Ook Stefanus gezalfd. Hem was – evenals de zes andere diakenen – de handen opgelegd door de apostelen. En zo was ook hij vervuld met de Heilige Geest en toegerust voor zijn taak. Maar over Stefanus lezen we nog vóór dat moment al dat hij vervuld was met de Heilige Geest! Hij was geen vroomprater, geen uitwendige vrome, maar aan hem merkte iedereen dat hij was vervuld met de Geest van God.
Nu staan hier twee gezalfden tegenover elkaar. Toen David tegenover Saul stond – toen die hem naar het leven stond – ­wilde hij zijn hand niet aan het leven slaan van de gezalfde des Heeren. En deze man?

Gods Geest in Stefanus
In vers 5 van hoofdstuk 6 staat nog iets: “Stefanus, een man vol des geloofs en des Heiligen Geestes…” Het is opmerkelijk dat deze aspecten alleen van Stefanus worden genoemd; je mag verwachten dat ze ook golden voor de zes anderen. Immers als er ambtsdragers moeten worden gekozen is het zaak dat we omzien naar mensen vol van de Heilige Geest en van geloof; en niet enkel naar mensen die enthousiast en positief zijn.
Maar wat houdt dat ‘geloof’ in? Als je de Kanttekeningen leest krijg je een beetje een domper: “Geloof: getrouwheid, die in dit ambt voornamelijk vereist wordt.” Het is inderdaad een mogelijke vertaling van dit griekse woord ‘pistis’.  Maar het woord komt toch van ‘peitho’ dat ‘zich laten overtuigen’ of ‘overreden’ betekent, als ook ‘geloven’. De Kanttekeningen lijken dit woord iets teveel af te zwakken.
Het is ook juist deze vastberadenheid, vurigheid en gedrevenheid die we een vers verderop tegenkomen: “En Stéfanus, vol van geloof en kracht, deed wonderen en grote tekenen onder het volk.” Ook nu staan deze dingen er weer alleen van Stefanus, maar dat zal zijn omdat met hem deze geschiedenis verder gaat. Echter, de dingen die Stefanus deed vielen wel op en wekten jaloezie. Zoveel is wel duidelijk. Het is juist ook de jaloezie die de wortel is van de aversie tegen hem. En aanvoerder van die zonde is… de Hogepriester.

Verzet tegen de GeestStefanus en de andere zes diakenen zijn Grieken; met reden gekozen, zodat zij des te beter de Grieksen konden bedienen. Want juist bij hen begon het protest, omdat de apostelen hen te vaak in de kou lieten staan, toen ze het te druk kregen.
En nu komen er juist uit de hoek van de ‘buitenlanders’ vooraanstaande mensen in opstand tegen de krachten en wonderen die Stefanus deed door de Heilige Geest: “En er stonden op sommigen, die waren van de synagoge, genaamd der ­Libertijnen, en der Cyreneërs, en der Alexandrijnen, en dergenen, die van Cilicië en Azië waren, en twistten met Stefanus. En zij konden niet wederstaan de wijsheid en den Geest, door Welken hij sprak.”
Stefanus pareerde met grote kracht de stekelige vragen van deze ‘wijze’ mannen. Had hij dat moeten doen? Veroorzaakte hij zo niet onnodige aversie tegen het geloof? Was dat nou nodig? Dat zijn terechte vragen, niet om dan maar met ‘nee’ te antwoorden; maar juist om eerlijk na te denken over ‘hoe sta ik in de kerk?’ Ben ik in staat om de polemiek met stekelige ­dwalingen aan te gaan voor de zaak van Christus? Ben ik in staat en bereid om het zuivere Woord van God te laten klinken in een milieu waar eigenzinnige godsdienst de boel verzuurt en verziekt? Mag de zaak van Jezus Christus mij wat kosten en oefen ik mij in geloof, Geest en standvastigheid?

De inwijding van Stefanus als diaken, door Vitore Carpaccio, 1511, Staatliche Museen, Berlin

Geen opmerkingen:

Een reactie posten