maandag 2 april 2018

Ere wie ere toekomt en stank voor dank

De loyale van de royale - XVI


Daarna kwamen de mannen van Juda, en zalfden aldaar David tot een koning over het huis van Juda. Toen boodschapten zij David, zeggende:
Het zijn de mannen van Jabes in Gilead, die Saul begraven hebben.
Toen zond David boden tot de mannen van Jabes in Gilead, en hij zeide tot hen: Gezegend zijt gij den HEERE, dat gij deze weldadigheid gedaan hebt aan uw heer, aan Saul, en hebt hem begraven.
Zo doe nu de HEERE aan u weldadigheid en trouw! En ik ook, ik zal aan u dit goede doen, dewijl gij deze zaak gedaan hebt.
En nu, laat uw handen sterk zijn, en zijt dapper, dewijl uw heer Saul ­gestorven is; en ook hebben mij die van het huis van Juda tot koning over zich gezalfd.
2 Samuël 2 : 4-7


Wat zou er van Jozef van Arimathéa zijn geworden? We lezen nog van hem dat Hij Jezus’ lichaam heeft begraven in zijn eigen, nieuwe graf. Maar daarna blijft het stil. Evenals we over Nicodémus niets meer lezen. Jozef moet zich met die begraaf­actie onmogelijk gemaakt hebben bij de Joodse Raad. Eindelijk had hij openlijk partij gekozen voor Jezus. Temeer zal hij buitengeworpen zijn, toen bleek dat Jezus’ lichaam uit Jozefs graf was verdwenen. Zou Jozef er de hand in hebben gehad? Ongetwijfeld zullen ze hem en Nicodémus erop aan hebben gekeken. Immers, het was Jozefs graf; dus hij wist precies alle sluipweggetjes in de tuin. En die lichtflits? En die aardbeving? Opzet!
Je kunt begrijpen dat Jozef en Nicodémus geen beloning kregen van het Sanhedrin, voor hun daad jegens de Gezalfde. Zouden we zijn opgenomen in de groep van 120? Zouden die hen hebben beloond met broederschap en liefde?

Ik vraag dat, omdat ik dat wel zie bij de mensen van Jabes. Kort na de dood van Saul vraagt David aan de HEERE wast hij nu moet gaan doen. Hij wil niet zelf het heft in handen nemen. Maar de HEERE duwt hem op weg naar het koningschap. Het begint klein. Hij moet naar Hebron gaan en daar roepen de mensen uit Juda hem uit als hun nieuwe koning. Blijkbaar konden zij dat autonoom en onafhankelijk doen van de andere stammen. Maar daarmee was David nog geen koning over het gehele koninkrijk. De zalving door de Judeërs was voor David een bevestiging van zijn eerder verkregen zalving. Je zou haast zeggen dat hij een dubbel-gezalfde was.

En dan lezen we een vreemde zin in vers 4. Als uit het niets gaan mensen opeens tegen David praten. Maar de Kanttekeningen wijzen er terecht op dat David waarschijnlijk eerst een vraag heeft gesteld: “Waar is zijn de lichamen van Saul, Jonathan en zijn broers?” Het het stellen van die vraag stappen er mensen naar voren die het antwoord weten op die vraag. Misschien heeft David hier en daar navraag gedaan; hoe het ook zij: “Toen boodschapten zij David, zeggende: Het zijn de mannen van Jabes in Gilead, die Saul begraven hebben.”
David neemt een besluit. Hij wil zijn erkentelijkheid aan deze mensen tonen en uitspreken. Hij doet dat overigens niet zelf en blijkbaar heeft hij daar een reden voor. Meende hij dat hij zijn leven buiten Juda nog niet zeker was? Was deze actie misschien een doel om te kijken hoe de vlag erbij hing bij de andere stammen en gebruikte hij de actie van de mannen van Jabes om een positieve ingang bij de rest van het volk te vinden?
Hoe het ook zij, hij stuurt boden naar Gilead, over de Jordaan, en vertelt hen: “De Heere zal jullie zegenen, omdat jullie goed zijn geweest voor jullie heer Saul en hem hebben begraven. De Heere zal daarom ook goed voor jullie zijn, en ik ook. Wees dapper en houd moed. Saul is wel gestorven, maar nu hebben de Judeeërs mij tot koning van de stam van Juda gezalfd” (versie: Basisbijbel).

Dat klinkt positief en David moet hebben gedacht dat hij hen zo wel gemakkelijk voor zich kon winnen. Er waren geen andere kapers op de kust en men was, dat moet hem wel duidelijk geweest zijn, Saul ook meer dan zat. Daarbij: David is door God aangewezen; de HEERE heeft hem nu een duwtje in de rug gegeven, dus wat kan er nog misgaan?
Hij stuurt hen bewust geen geschenken. Ook zoomt hij in zijn dankwoord alleen in op de gezalfde, Saul, hun oude koning. Maar tussen de regels door mogen we denk ik wel lezen dat hij hen ook zeer dankbaar is voor de respectvolle begrafenis van zijn vriend Jonathan.
De vraag is nu: zullen de mensen in het overjordaanse Gilead nu massaal achter David aankomen? Zal geheel Manasse zich verzamelen achter David? En zullen die twee gescheiden helften van één stam de rest van het land meekrijgen?
Er is echter één gevaarlijk persoon met twee gezichten. Abner! Hij wil zich niet achter David scharen, omdat dat voor hem betekent dat hij macht moet inleveren. Hij ziet zijn kans schoon. De zonen van Saul zijn tegelijk met hun vader gesneuveld, maar er is nog een ­bastaard: Ishboseth. Zijn naam betekent ‘man van schaamte’, een niet zo heldhaftig personage. Maar Abner kiest hem niet uit om een leider te hebben, maar om zijn naam en afkomst te misbruiken voor zijn eigen coupe. Abner dacht in dinastieën en in stambomen. Daar paste David natuurlijk niet in. David en Abner pasten ook niet bij elkaar in geestelijk opzicht. Lees de kernachtige samenvatting van christipedia:
“Isboseth dankte zijn kroon niet aan zichzelf, daar het hem ten enenmale aan moed, kennis en veerkracht ontbrak, maar aan de dappere krijgsoverste Abner. Abner heeft vervolgens tot stand gebracht, wat er dan nog goeds onder de regering van Isboseth is verricht. Onder dit goede behoort in de eerste plaats genoemd te worden de verdrijving van de Filistijnen uit de Israëlitische steden, welke zij na hun overwinning op Saul hadden veroverd en bezet. Daarna sloeg Abner het oog op Juda en trachtte ook deze stam aan de kroon van zijn heer te hechten , maar vruchteloos. Zijn leger werd verslagen, hij zelf moest vluchten. Na een tijdsverloop van zeven jaren, toen hij inzag, dat Isboseth de man niet was, die het rijk waardig besturen kon, knoopte hij met David onderhandelingen aan, en zou zijn heer onttroond hebben, zo Joab hem niet verraderlijk om het leven had gebracht. De zwakke Isboseth, van zijn steun beroofd, werd kort daarna door zijn veldheren Baëna en Rechab gedood , die zijn hoofd aan David brachten. Zij ontvingen echter geen beloning, maar de rechtmatige straf voor de koningsmoord. Daarop huldigde geheel Israël de zoon van Isaï.”

David moet dus nog zeven jaar wachten. En opnieuw beloont hij de moordenaars van zijn ‘gezalfde’ vijand niet, maar straft hen. Daarmee – maar hoeveel geduld moet hem dat gekost hebben? – schaarde hij geheel Israël uiteindelijk achter zich. Een weg van geduld, maar onder Gods zegenende hand.
Wanneer viel het rijk van Israël uiteen in twee rijken? Je zou als antwoord kunnen geven: onder Rehabeam. Maar we zien dat het al direct na Sauls dood gebeurde: Juda achter David; de rest achter Ishboseth. Onder David en Salomo worden de beide bloedgroepen weer met elkaar vermengd. Maar toch blijkt het maar van beperkte duur te zijn. Macht is zo beperkt. Zo kort van stof. Als het volk niet bewust kiest, laat het zich als een dode vis op de stroom meedrijven. Dan kun je misschien met krachtige argumenten en harde hand nog wel wat goede bewegingen ontplooien, maar als het hart van het volk niet bewust kiest is het allemaal korte termijn denken… Zou dat geestelijk in de kerk niet precies eender zo gaan?

Geen opmerkingen:

Een reactie posten