vrijdag 10 november 2017

Waar is God op Wie je bouwde?

De zoon van de boerenkoning - V

En de Filistijnen werden verzameld om te strijden tegen Israël, dertigduizend wagens en zesduizend ruiters en volk in menigte als het zand dat aan den oever der zee is; en zij togen op en legerden zich te Michmas, tegen het oosten van Beth-Aven. Toen de mannen van Israël zagen dat zij in nood waren (want het volk was benauwd), zo verborg zich het volk in de spelonken en in de doornbossen en in de steenklippen en in de vestingen en in de putten.
1 Samuël 13 : 5-6


Daar had je het al! Wat heeft Jonathan gedaan? Het legertje van Saul, opgeteld bij dat van Jonathan, bestaat uit 3.000 soldaten. Maar de Filistijnen halen alles uit de kast! Het tienvoudige, maar dan aan strijdwagens: 30.000! En dan nog 6.000 ruiters te paard. Die duizenden waren nog te tellen, maar het voetvolk, wat Saul en Jonathan dus ook hadden, was ontelbaar veel: zoveel als het zand dat aan de oever van de zee ligt. Een soldatenmassa stroomt richting Michmas, de plek waar Saul met zijn 2.000 mannen zit. Je kunt je levendig indenken dat het volk in de omtrek doodsangsten uitstond. Immers, die onafzienbare massa Filistijnen zal niet keurig netjes over de strak geasfalteerde wegen zijn gereden, in een bescheiden tempo. Ze zullen ook niet keurig overal zijn afgebleven. Er perst zich een onstuitbare oorlogs-massa door de dorpjes en steden richting Michmas, een streek vlakbij Sauls geboorteplek.

En geloof maar dat ze niet op bedevaart waren naar de plek waar Saul geboren was, zoals men wel doet en deed naar de geboorte­steden en -dorpen van de pausen. Nee, ze hebben ontdekt waar het hart Israël klopt en dat willen ze koste wat het kost (en de kosten zijn bepaald niet gespaard!) doden.
In de tijd van de richters bezielde de Heilige Geest een man uit het volk, die opstond en de vijand te lijf ging. Een illustratief voorbeeld is Simson, die het liefst zulke acties in zijn eentje deed. Maar ook Gideon en voorvader Ehud waren zulke helden. Onverschrokken gingen ze:

Ik bouw op U
mijn Schild en mijn Verlosser
niet eenzaam ga ik op de vijand aan;
sterk in uw kracht gerust in uw bescherming
ik bouw op U en ga in Uwe naam.

En Saul? En Jonathan? Hoogst waarschijnlijk hebben ze geen contact meer met elkaar kunnen leggen. Dus het gaat te ver om te stellen dat Jonathan zijn vader kon observeren. Maar het volk, die 2.000 man, heeft dat wel! Het volk uit de dorpen en steden rondom vluchtte weg in de holen en de spelonken in de omtrek.
Waar Jonathan het volgende couplet misschien nog heeft kunnen aanheffen, daar zakt Saul ineen van angst:

Gelovend ga ik eigen zwakheid voelen
en telkens meer moet ik Uw kracht verstaan.
Toch rijst in mij een lied van overwinning
ik bouw op U en ga in Uwe naam

Overwinning? Saul is ten einde raad! Waar is de Heilige Geest van God? Waar is de bezieling van een man, die het volk in Gods Naam aanvoert. Die de oorlogen des Heeren voert? Elk op een heuvel, Saul en Jonathan, kijken de dood in de ogen. In het kamp van Saul is de totale waanzin ingeslagen.
Hoe uitzinnig moet je zijn om in een put te springen? De ­Filistijnen gieten de put met brandende pek vol en je smeult levend de dood in! Heel expliciet leggen de Kanttekeningen de vinger erbij: “Te weten de krijgslieden der Israëlieten, die bij Saul waren.” Heel duidelijk maken ze onderscheid tussen Saul en Jonathan! Vanaf die andere heuveltop hoor ik heel voorzichtig een lied:

Ik bouw op U
mijn Schild en mijn Verlosser
Gij voert de strijd, de huld’ is U gewijd
(In ’t laatste uur zal ’k zegevierend ingaan
in rust met U die mij hebt voortgeleid.)

Wat een machtige woorden, vind je niet? Maar kijkend naar de ­geschiedenis ontstaat er een beklemmend gevoel. Vader en zoon… maar wat een wereld van verschil. Het staat er niet direct met zoveel woorden, maar deze werkelijkheid gaat wel schuil achter deze ­‘geschiedenis’. Het vervolg van deze strijd en geschiedenis zal dat uitwijzen!

Geen opmerkingen:

Een reactie posten