zaterdag 4 november 2017

Van agrariër in Benjamin tot generaal en prins van Israël

De zoon van de boerenkoning - I


Saul was één jaar in zijn regering geweest, en het tweede jaar regeerde hij over Israël. Toen verkoos zich Saul drieduizend mannen uit Israël; en er waren er bij Saul tweeduizend te Michmas en op het gebergte van Bethel, en duizend waren er bij Jónathan te Gíbea Benjamins; en het overige des volks liet hij gaan, een iegelijk naar zijn tent.1 Samuël 13 : 1-2

De eerste keer dat de Jonathan in de Bijbel tegenkomen is tijdens een oorlog tegen de Filistijnen. Hij is naast de koning de belangrijkste generaal. Je zou haast vergeten dat deze kroonprins (hoewel daar misschien nog nooit over nagedacht was op dat moment) vroeger gewoon een boeren jongen in het stamgebied van Benjamin was. Hij werkte als oudste zoon bij zijn vader op de boerderij; en opa Kis was ook nog betrokken bij dat bedrijf.

Over opa Kis lezen we interessante dingen, zonder dat die ook geestelijk interessant zijn (dat moeten we er wel goed bij beseffen!): “Er was nu een man van Benjamin, wiens naam was Kis, een zoon van Abíël (Ner), den zoon van Zeror, den zoon van Bechorath, den zoon van Afíah, den zoon eens mans van Jemini, een dapper held” (1 Samuël 9 : 1). Jonathans opa was een dapper held; een man in de lijn van Ehud, zou je misschien kunnen zeggen (zie het vorige hoofdstuk).

En dan zal Jonathans vader, Saul, ook wel uit dat hout gesneden zijn, denk je niet? Saul heb ik altijd als een woeste vechtersbaas gezien. Maar lees eens wat er een vers verder staat: “Die had een zoon wiens naam was Saul, een jongeling en schoon, ja, er was geen schoner man dan hij onder de kinderen Israëls; van zijn schouders en opwaarts was hij hoger dan al het volk” (1 Samuël 9 : 2). Saul was een knappe verschijning, die echt opviel. Niet het type vechtersbaas of noeste boerenarbeider dat je zou verwachten. Of het moest zijn dat hij daarin leek op Davids latere zoon Absalom. Maar dergelijke Adonissen zijn meestal geen strategen, geen Richard Leeuwenharts. Het was niet zijn woeste en eigenzinnige optreden dat indruk bij de meisjes maakte, maar juist zijn indrukmakende gaafheid en die lichaamsgaafheid ging ook nog gepaard met een imposante lichaamslengte. Sauls vrouw, Ahinoam (haar naam betekent, hoe interessant, ‘mijn broer is liefelijkheid’) had het getroffen, zou je zeggen. Als ik Francine Rivers moet geloven, dan is dat juist niet zo. En misschien duidde zij dat woord ‘liefelijkheid’ wel ánders dan het ‘schone’ dat bij Saul hoorde. Er charmant uitzien is nog niet hetzelfde als liefdevol met je verbonden zijn!

Jonathan had het boeren vak geleerd van zijn vader (en opa) en in meer dan één opzicht keek hij tegen zijn vader op. Saul was immers een boom van een kerel? Maar ook vermoed ik dat hij iets van die schoonheid heeft geërfd van zijn vader en dat de affiniteit met rein- en schoonheid, met ‘er goed uitzien’ een van de clicks met David is geweest, over wie ook ergelijke dingen staan geschreven. Sauls was, getuige de geciteerde tekst, een uitzonderlijk knappe verschijning, zoals je er geen tweede in Israël zou vinden!
Dat samenwerken van Jonathan met zijn vader en opa bleef zo tot de dag dat er ezelinnen kwijt raakten. Saul wordt dan op pad gestuurd, met een knecht (‘zijn jongen’ betekent niet dat Jonathan met hem meeging, trouwens!).

Jonathan heeft het allemaal meegemaakt, dat mysterieuze met zijn vader, die terugkwam met de ezelinnen en naar zalfolie rook; het gerucht dat hij geprofeteerd had. En later ook de verkiezing tot koning over Israël. Dat was trouwens ook wat bijzonders! Francine Rivers romantiseert daarover, maar er zit wel een aardige gedacht in: dat Benjamin wordt gekozen om te gaan regeren over alle stammen; ook over Juda! Waar was Gods belofte nou? Psalm 68 zingt daarover:
Looft God in Zijn gemeent’ alom,
Den Heer’, gij, die in ‘t heiligdom,
Als Isrels kroost, moogt naadren,
Hoe vrolijk gaan de stammen op
Naar Sions godgewijden top,
Met Isrels achtb’re vaadren!
De vorsten van elk huisgezin,
Zij trekken aan: hier Benjamin;
Schoon klein, hij mocht regeren;
Daar Judas stam, die glorie won;

Ginds Nafthali en Zebulon,
Om God, hun Koning, t’ eren.
En ja, Juda zou het uiteindelijk gaan overnemen. Maar daar was op dit moment nog helemaal niets van te zien. De zonen van Samuël hadden er een zooitje van gemaakt, het volk dreigde uiteen te vallen. De zonde had het volk zwak gemaakt, en de Filistijnen hadden er een makkie aan! Als Samuël het gezin van Kis, die dappere strijder,  moet kiezen dan snapt hij het wel. Maar hij wist al dat het Saul uiteindelijk zou worden… een boom van een kerel, misschien toen zelfs nog wel wat verlegen (immers hij verstopte zich achter de bagage in Mizpa), maar niet direct en persoon die Samuël zou uitgekozen hebben. Toch is het volk direct onder de indruk van zijn verschijning. En dat moet ook Jonathan iets hebben gedaan! God had zijn vader uitgekozen om Zijn plaatsvervanger op aarde te zijn en Zijn volk te leiden en regeren. In de dagtekst is Jonathan zijn grootste generaal, al na één regeringsjaar van Saul! Dat belooft wat!

Geen opmerkingen:

Een reactie posten