vrijdag 3 november 2017

Verborgen verleden

De komende bijbelstudieserie over Jonathan wil ik bundelen tot een ebook.

Introductie

Ner nu gewon Kis, en Kis gewon Saul, en Saul gewon Jónathan en Malchi-Sua en Abinádab en Esbáäl. En Jónathans zoon was Merib-baäl, en Merib-baäl gewon Micha.1 Kronieken 8 : 33-34

Het programma ‘Verborgen Verleden’ zit altijd weer vol interessante verhalen over verre verledens. Telkens zoekt men naar bepaalde karaktertrekken in het verleden, die in het heden herkenbaar zijn.
In deze serie over Jonathan, de zoon van koning Saul en de beste vriend van de latere koning David, begin ik bij zijn afkomst. Je hebt vast wel een bepaald beeld van Jonathan, hoewel hij best in de schaduw blijft van zowel zijn vader als zijn zwager. Van Jonathan kun je zeggen dat hij een onverschrokken en dapper aanvoerder was. Hier in het eerste boek van de Kronieken zien we dat hij een benjaminiet was. Zijn verre voorvader, de richter Ehud, was de achterkleinzoon van stam­vader Benjamin. Een onverschrokken en dapper krijger. Het zou misschien al een aardig beeld geven van Jonathans voorgeslacht, als we die stamboom eens uitpluisden, maar we doen het niet. Ik vermoed dat Francine Rivers dat in haar boek ‘De Prins’ al enigermate heeft gedaan. Zij tekent opa Kis en zijn clan als driftig en opruïend volk. Hij wordt als het ware afgezet tegen de moeder en opa van Jonathan. Wij gaan dat op zich niet doen, maar toch proberen we diepere lijnen te ontdekken, dan op het eerste gezicht in de Bijbelse verhalen staan opgetekend.

Met de twee verzen van vandaag zetten we een paar markeerpunten neer. We zien de lijn Ner (of Abiël) – Kis – Saul – Jonathan. Die namen kennen we. En we zien dat Jonathan drie (volle) broers had: Malchi-Sua, Abinádab (of Jisvi) en Esbáäl. Die laatste kennen we zo niet, maar zijn naam wordt ook als Isbóseth geschreven en die naam komt ons weer wel heel bekend voor. Zo’n zelfde ‘verschrijving’ komen we ook tegen bij de zoon van Jonathan: Merib-baäl. Als je de Kanttekeningen leest, zie je de verwijzing naar 2 Sam. 9 : 6 en 10. “Hieruit blijkt dat de namen Baäl en Boseth verwisseld worden. Baäl betekent heer of meester, en is een bekende naam van afgoden. Boscheth betekent schaamte, schande (vergelijk Jer. 3 : 24).” Dat is me nogal een verschil! Je zoon naar een afgod noemen met die heers­zuchtige naam ‘Baäl’ of hem de naam ‘schaamte’ geven. Dat laatste lijkt toch meer passend bij de Mefibóseth die we voor Davids latere troon zien liggen, die zich een dode hond noemde.

Naast broers had Jonathan ook twee zussen: Merab en Michal. Het is heel aannemelijk – dat blijkt ook uit het boek ‘Michal’ van Jill Eileen Smith – dat Jonathan en Michal een heel goede band met elkaar hadden. Weliswaar is zij het jongste zusje, maar er is tussen hen iets fijnzinnigs, dat zich ook vertaalt in de link die ze al jong heeft met David. En misschien zegt dat ook wel iets bijzonders over Jonathan zelf, maar daarover later.

Jonathan was de oudste zoon van Saul en Ahinoam. Zijn naam ‘Jehonatan’ betekent “hij die door God is gegeven” of “God heeft gegeven”. En de vraag die al lezend in het boek van Francine Rivers naar voren komt is: wie gaf hem die naam? Zijn vader of zijn moeder? Was Jonathan misschien wel net als David een jongen die sterk op zijn moeder was betrokken en door haar het meest is gevormd? Laten we dat eens in ons achterhoofd houden! Jonathan werd dus beschouwd als een geschenk van Jaweh. En geschenken zijn er om uit te pakken! Laten we dat in deze serie dan doen om er Jaweh in te ontdekken!

Geen opmerkingen:

Een reactie posten