donderdag 14 juli 2016

Jozefs houding tegenover de Farao

"Als nu de dagen zijns bewenens over waren, zo sprak Jozef tot het huis van Farao, zeggende: Indien ik nu genade gevonden heb in uw ogen, spreekt toch voor de oren van Farao, zeggende: Mijn vader heeft mij doen zweren, zeggende: Zie, ik sterf; in mijn graf, dat ik mij in het land Kanaän gegraven heb, daar zult gij mij begraven! Nu dan, laat mij toch optrekken, dat ik mijn vader begrave, dan zal ik wederkomen. En Farao zeide: Trek op en begraaf uw vader, gelijk als hij u heeft doen zweren."
Genesis 50 : 4-6

Mensen die God niet vrezen zijn nog niet per definitie onontvankelijk voor een vriendelijk, ootmoedig verzoek. Zelfs een wereldheerser als Farao, die zich als god liet vereren. Farao had achting voor Jozef en zag het voordeel dat hij van deze Joodse dienaar had. Daarom had hij hem ook zo'n hoge positie gegeven. Alleen blijkt vandaag dat Jozef duidelijk ónder Farao stond. Maar ook dat Farao welwillend was tegenover Jozef. We behandelen vandaag slechts een deel van het tekstgedeelte hierboven: Jozefs vraag via zijn dienstknechten aan Farao en Farao's akkoord op Jozefs verzoek om zijn vader te mogen begraven. Farao kende Jozefs vader wel; jaren geleden had Farao's voorganger hem ontmoet, toen Jozef hem zijn levensgeschiedenis vertelde en zijn vader aan Farao voorstelde.

Jozef stelt zijn vader Jacob aan Farao voor; gravure, 1864, Sir Edward Poynter (1836-1919)


Aanvankelijk dacht ik dat Jozef aan Farao mededeelde dat hij zijn vader ging begraven. Maar dat staat er niet. Jozef vroeg het netjes aan Farao. Dat is al opmerkelijk. Maar toen ik nog beter las, zag ik dat Jozef de vraag niet direct aan Farao stelde, doch via het hofpersoneel. Waarom? Tussen Jozef en Farao zat toch immers niets? Er was immers niemand zo belangrijk als Jozef in heel Egypte, op Farao na dan…

Een ootmoedig verzoek

Je zult maar slaaf zijn geweest en onderkoning zijn geworden. Menigeen zou daar bepaald hautain van worden. Je zult maar de belangrijkste in het hele land zijn, onder de koning. Menigeen zou met die macht niet altijd even fair omgaan. Hoe opmerkelijk is het dat Jozef – wanneer hij zijn vader wil begraven – niet een mededeling aan Farao doet, maar een nederige vraag stelt. Zijn ootmoedige houding past wel bij ons kinderbijbel-beeld van Jozef, maar de Bijbel laat soms wel zien dat Jozef ook best arrogant kon zijn. En soms was hij ook voor zijn broers best een irritante brave Hendrik.
Die fraaie veelkleurige mantel had hij echt niet hoeven aantrekken, toen hij zijn broers ging opzoeken… je snapt dat het hen al op afstand irriteerde, toen ze hem zagen aankomen. En dan die grootspraak over zijn dromen. Zijn moeder en vader temperden hem daarin een beetje, omdat ze ook wel zagen dat de naïeve onbevangenheid waarmee Jozef die dromen vertelde, kwaad bloed zette bij zijn halfbroers.
In het huis van Potifar en Potiféra heeft hij geleerd dat hij met zijn oprechte houding niet altijd vrienden maakte; hoewel het natuurlijk wel in hem te prijzen is dat hij trouw bleef aan de HEERE en bang was om te zondigen. In de gevangenis in Egypte heeft hij geleerd dat hij van genade moest leven. Hij werd door zijn betrouwbare levenshouding gewaardeerd door de cipier, maar hij moest ook leren om goodwill bij medegevangenen op te bouwen. En wat stelde de HEERE hem op de proef: het duurde lange tijd voordat de schenker weer aan Jozef dacht!
Nadat hij de dromen van Farao had uitgelegd, gaf hij God de eer. Zijn hele leven aan het hof is ook een verwerkingsproces geweest van zijn voorgaande leven; denk alleen al aan de namen die hij zijn oudste twee zonen gaf (zie vorige bijbelstudie). Gods kinderen zijn geen standaard heiligen. Ze hebben allemaal wel ergens scherpe kantjes zitten, die er gaandeweg het leven afgaan. En soms ook niet.
In de tekst van vandaag verraste mij het nederige verzoek van Jozef aan Farao. Hij kon bevelen wat hij wilde en kreeg alles gedaan. In zijn positie vloog al het personeel voor hem. Nog maar pas geleden, in de voorgaande verzen, gaf hij bevel aan de top-apothekers aan het hof van Farao (!) om zijn vader te balsemen en ze gingen direct voor hem aan de slag. Geen moeite werd gespaard. Echter, nu de begrafenis aanstaande is, meldt hij zich niet even af bij Farao, maar vraagt netjes goedkeuring om te vertrekken: "Als ik dan nu genade gevonden heb in uw ogen…" Hij wist dat hij genade had gevonden in hun ogen, maar hij verbond daar geen automatische consequenties aan. Weten dat je de gerespecteerde in de gemeente of onder je collega's bent, moet nooit tot gevolg hebben dat je maar zo je gang kunt gaan!

Een indirect verzoek

Er zit nog iets merkwaardigs in de tekst. We weten dat de farao's zich als god lieten vereren. Opmerkelijk is het dat deze Farao (wie hij ook was, daar zijn de geleerden nog steeds niet goed uit) zijn eigen dromen toch niet kon uitleggen en daarom dus helemaal geen god kon zijn. Je zou voor de aardigheid daarover eens een enorm interessante verhandeling moeten lezen die ik op internet vond. Wat je ervan vindt, vind je ervan, maar duidelijk is dat Jozef al heel wat jaren in Egypte is en inmiddels ook enkele Farao's heeft meegemaakt. Dat vergeten we vaak, doordat er constant 'Farao' wordt gezegd; dat is echter maar een titel. Hun namen verschilden. Hiervoor genoemd artikel pleit ervoor dat Jozef ten tijde van Amenhotep IV (alias Echnaton), de vader van de overbekende Toetanchamon (die van het beroemde gouden masker) leefde. Diens vader Amenhotep III was een machtig koning; tijdens diens leven werd Jozef op 17-jarige leeftijd naar Egypte verkocht (Gen. 37:2). Toen Jozef de dromen van Farao uitlegde en werd verhoogd was hij 30 jaar (Gen. 41: 46). En díe Farao was duidelijk niet in staat om goddelijk te zijn. Hij werd als minder capabel beschouwd en dat werd Echnaton ook. Hij was een monotheïst (iemand die alleen Aton als god wilde erkennen; hij liet alle meergodendomsuitingen verwijderen uit stèles en andere monumenten) en waarschijnlijk had hij daarom wel iets gemeen met Jozef. Die twee mochten elkaar wel. Maar vandaag lezen we dat Jozef indirect een vraag aan Farao stelt. Was die band op dat moment dan anders? De Kanttekeningen wijzen erop dat een rouwende niet zomaar bij Farao mocht komen. Dat is best een aardig argument, maar ik denk dat de relatie met de huidige Farao niet zo hecht was als die tussen Jozef en Echnaton. Inmiddels hebben we ook Toetanchamon (hij regeerde maar kort) gehad en is Eje de nieuwe Farao. Onder Toetanchamon (zijn naam werd veranderd van Toetanchaton in Toetanchamon) werd het meergodendom weer ingevoerd en werd Amon als oppergod weer 'uit de kast gehaald'.
Jozefs positie ten opzichte van de Farao was dus anders geworden. En dat lijkt mede een belangrijke reden waarom Jozef de vraag via het personeel (waaronder nog vertrouwelingen van Jozef werkten) stelt, om zo ingang bij Farao te vinden. Hij kon niet bogen op zijn positie, maar stelt zich – en dat is een goede eigenschap – als ootmoedig dienaar onder de regering van Farao Eje.

Een gehonoreerd verzoek

Later, na Jozefs dood zou er een Farao opstaan die Jozef niet had gekend. En dat zou direct desastreus voor het volk van Israël blijken te zijn. Echter Farao Eje wist nog prima wie Jozef was en honoreerde diens verzoek om te vertrekken. En dat moeten we toch positief duiden. Daniël is aan het einde van zijn leven ook niet meer op die positie als die hij had tijdens zijn actieve leven. Toch genoot hij nog achting. En zo was het met Jozef hier ook.
Jozef was aan het begin van de tweemaal zeven jaar (14 dus) 30 jaar. Er waren reeds twee hongerjaren voorbijgegaan toen zijn vader Jacob aan Farao werd voorgesteld. Jacob was toen 130 jaar. Volgens Genesis 47 : 28 leefde hij 17 jaar in Gosen en stierf op 147-jarige leeftijd; dus leefde hij 12 jaar na de hongersnood. Jozef was toen 30 + 14 + 12 = 56 jaar (net op de helft van zijn leven).

Hieronder een lijstje van toen actuele Farao's tijdens de 18e dynastie:

Farao Amenhotep III                                         1391-1353 vC.  'Amon is tevreden'
Farao Amenhotep IV (of Achnaton/Echnaton) 1353-1335 vC.  'Levende ziel van Aton'
Farao Smenkhare                                              1334-1333 vC.  'Krachtig is de Ziel van Re'
Farao Toetanchamon                                        1333-1323 vC.  'Levend evenbeeld van Amon'
Farao Eje                                                          1323-1319 vC.   betekenis onduidelijk

Je ziet dat geen der koningen (op Amenhotep III na) langer dan 18 jaar regeerde (dus langer dan Jozef onderkoning was). Als de stelling waar is dat Jozef tijdens de regering van Echnaton onderkoning werd (wiens zoon (!) Tutanchamon was; Smenkhare is een soort tussentijdse mederegent geweest) dan is het duidelijk dat Eje nog prima wist wie Jozef was. En ook een groot deel van het personeel aan het hof wist dat. Over Jozef – wat hen betreft – niets dan lof. Met dat positieve imago dat hij dankzij de zegen van de HEERE kreeg, verwierf hij ook de goodwill van de toenmalige Farao. De eed die Jozef aan zijn vader had gezworen, bleek voor Farao echt wel heilig, hoewel hij niet gelovig was aan de God van Jozef. We zullen komende keer verder ingaan op de belofte die Jozef aan zijn vader deed.
  1. Jozefs houding is veranderd door de jaren heen. Ootmoed kenmerkt hem meer en meer. Heb jij ook veranderingen in het leven Jozef herkend? En zie je die ook in je eigen leven?
  2. Farao dient de HEERE niet, maar een of meer afgoden; toch respecteert hij Jozefs levenshouding en waardeert hij de eed van Jozef aan Jacob hoog. Herken je dat in je eigen omgeving ook, onder niet-gelovigen of anders-gelovigen?
  3. Welk gevaar zit er in de bijzondere zegen van de HEERE, wanneer je succesvoller wordt dan je collega's of familieleden? Waar zitten jouw valkuilen?

Geen opmerkingen:

Een reactie posten