dinsdag 12 juli 2016

Jozef sluit de ogen van zijn vader

"Toen viel Jozef op zijns vaders aangezicht, en hij weende over hem, en kuste hem."
Genesis 50 : 1

Toen ik gisteravond onze jongste voorlas uit de kinderbijbel, was de geschiedenis aan de beurt die in dit hoofdstuk beschreven staat. Na de dood van vader Jacob schieten de broers in de stress, omdat ze bang zijn voor Jozefs wraak. Er gebeuren bijzondere, zelfs onbekende dingen in dit hoofdstuk. Er komen nogal wat lijnen uit de voorgaande hoofdstukken samen. En… er zitten nogal wat beelden in die herkenning oproepen, wanneer we naast Jozef aan de Heere Jezus denken. Jozef is voor mij iemand die me al jong interesseerde. Ik vond namelijk de geschiedenis van Egypte enorm interessant en Jozef maakte van die geschiedenis korte tijd deel uit! Boeiend, maar ook aangrijpend. Later leerde ik ook zien hoe diep het leven van Jozef is gegaan en dat hij veel heeft geleerd met betrekking tot vergeving en genade. Graag wil ik dit hoofdstuk tekst voor tekst overdenken en stilstaan bij veel dingen waar je zomaar langs heen leest tijdens het 'gewone' Bijbellezen.

Jacob zegent zijn zonen (Genesis 49); hier zegent hij Jozef, terwijl hij even daarvoor diens zonen al had gezegend.

In het voorgaande hoofdstuk heeft Jacob zijn zonen gezegend. Daarbij heeft Jozef ook een zegen ontvangen, maar Jacob had Jozef en diens twee oudste zonen Manasse en Efraïm vooraf apart genomen en een bijzondere zegen gegeven. Hij had gezegd dat hij Efraïm en Manasse, die in Egypte waren geboren, beschouwde als zijn eigen zonen en zelfs gelijkstelde aan Ruben en Simeon. En… dat hij Jozef een erfdeel zou geven bóven zijn andere zonen: Sichem (we zagen daar iets van toen we nadachten over de samaritaanse vrouw uit Johannes 4). Zelfs op zijn sterfbed trok hij Jozef nog voor. Ik weet echter niet of ik hem daarom op dit moment hard zou moeten vallen. Immers, dit heeft ook wel iets van een schuldoffer weg. Maar daarover bij een volgend vers.
Vandaag lezen we dat Jozef in de sterfkamer van zijn vader staat. Ik weet niet hoeveel tijd er zat tussen de zegeningen uit Genesis 49 en het overlijden van Jacob in het laatste vers van dat hoofdstuk. Als je het hoofdstuk in één keer leest krijg je het idee dat het direct na de zegeningen gebeurde. Hij laat daar zijn zonen zweren dat hij in het familiegraf te Machpéla zal worden begraven. Dat had hij Jozefs ook al speciaal laten zweren, voorafgaand aan deze bijeenkomst! Jacob zegt daarbij heel nadrukkelijk dat hij bij zijn ouders en grootouders wil worden begraven én bij Lea! Rachel was zijn lieveling, die ligt elders begraven. En, let erop, zij was de moeder van Jozef! Jacob kiest er bewust voor níet bij Jozefs moeder te worden begraven. En dat maakt de reactie in onze dagtekst des te bijzonderder.

Jozef raakt zijn dode vader aan

Wat iemand zegt of doet bij een dode, mag hij of zij tot op zekere hoogte zelf weten. Ik vraag me wel eens af wat je wil zeggen, wanneer je een dode aanraakt. Wil je daarmee je innige liefde uiten of wil je ontkennen dat de dood scheiding heeft gemaakt? Ga je praten tegen een dode, alsof hij of zij er nog is? Toen ik acht jaar was en mijn oma overleed, wilde ik aanvankelijk niet kijken in de kist. Op de dag van de begrafenis heb ik het, vlak voor de kist definitief dicht ging, toch gedaan en ik heb er eigenlijk nog steeds enige spijt van. Ik zag daar het lichaam van iemand, die ik niet meer herkende. Oma had een strenge gelaatstrek en haar zachte, lieve wezen was weg. Haar persoonlijkheid was weg; immers haar ziel had haar verlaten. En eerlijk gezegd heb ik dat gevoel nog altijd, wanneer ik bij een condolatie of begrafenis de opgebaarde overledene zie. Er is afstand gekomen, het wezen is eruit. Dat lichaam wordt straks in verderfelijkheid gezaaid… het roept niet meer de liefde op, die je in het leven wel voor die persoon had. Ik heb dat onlangs opnieuw ervaren, toen mijn vader overleed.
Roerloos staan de broers rond het bed van vader Jacob. Ook zij moeten iets van die afstand hebben ervaren. Vanuit hun ooghoeken zien ze dat een van hen zich losmaakt uit de kring en naar het bed gaat. Hij buigt zich voorover en duwt zijn hoofd tegen het hoofd van zijn overleden vader. Hij kust het gezicht zelfs. Mocht dat? Later, na de wet van Mozes, zou je onrein zijn als je een dode aanraakte; en daar valt ook deze liefdesuiting onder uiteraard. De HEERE wilde blijkbaar duidelijke scheiding tussen de dood en het leven. Hier is die scheiding flinterdun…

Jozefs kust Gods belofte in vervulling

Die voorovergebogen houding herkennen we vanuit het laatste vers van Genesis 47, waar Jozef zijn vader gezworen heeft dat hij hem in Kanaän zal begraven. We lezen dan: "En Israël boog zich ten hoofde van het bed." Jacob was te oud en te zwak om zijn bed uit te komen en te knielen voor de HEERE; daarom boog hij zich voor de HEERE op het hoofdeind van zijn bed en dankte Hem voor de bevestiging van Zijn belofte in de eed die Jozef daarnet zwoer. Want… er gaat in onze dagtekst iets in vervulling, dat Jacob op dít moment niet meer heeft meegemaakt, maar waar hij aan het einde van Genesis 47 dus wel de bevestiging van kreeg. Wat?
Voordat Jacob naar Egypte aftrekt om zijn zoon Jozef in levende lijve te zien, vraag hij eerst of de HEERE het goed vindt dat hij Kanaän verlaat (Genesis 46). Luister eens goed wat de HEERE dan belooft in vers 4: "Ik zal met u aftrekken naar Egypte en Ik zal u doen weder optrekken, mede optrekkende; en Jozef zal zijn hand op uw ogen leggen." Daarmee bevestigt de HEERE dat Jozef inderdaad nog leeft en dat Jacob in zijn aanwezigheid zal sterven. Hier in onze tekst zien we dat gebeuren. Jozef is de enige die dicht bij zijn stervende vader is. Hij duwt zijn hoofd net als een kind tegen het hoofd van zijn vader. Als het ware om nog een keer weg te kruipen bij zijn vader. Hij kust hem; maar dat moet je zien als: hij kuste of streelde de ogen van zijn vader dicht. Precies zoals de HEERE het had voorzegd…

Jozef is de enige die reageert

Vind je het niet vreemd dat Jozef de enige is die reageert? Als je bedenkt dat die andere broers ook daar rondom dat bed stonden, dan zou je toch wel verwachten dat er meerderen zijn die zo bij hun vader zitten? Zou het schaamte en intuïtieve afstand van een dode zijn? Of… ontbrak die innige liefde die er was tussen Jozef en Jacob? Het verbaast me toch, zeker omdat ik ook Benjamin niet zie reageren. Hij was immers ook Jacobs lieveling?
 Zou Jozef zelf misschien de reden zijn dat de broers niet dichterbij durven komen? Als je de rest van het hoofdstuk leest zou dat inderdaad weleens zo kunnen zijn. Ze zijn namelijk zeer gereserveerd naar Jozef toe, want ze denken dat hij na het overlijden van Jacob (die wellicht toch nog een wat verzoenende en bruggenbouwende functie in de clan in Gosen had) wel wraak zal gaan nemen. Het sterven van Jacob is voor de broers vooral een zaak van angstige voorgevoelens.
Maar Jozef uit zich spontaan. Bij hem is enkel puur verdriet omdat hij zijn vader nu ook moet missen, die hem van jongs af aan heeft opgevoed, nadat zijn moeder Rachel in het kraambed van Benjamin overleed. En nu wil vader Jacob juist niet bij Jozefs moeder, maar bij zijn andere vrouw, Lea, worden begraven; bijzonder dat juist Jozef zo emotioneel reageert!
Jozef, de man die in prachtige egyptische kleding rondliep en farao, de koning van Egypte, met zijn masterplan tijdens de zeven jaar honger schatrijk heeft gemaakt. Jozef, de vizier, de machtigste onder de wereldheerser farao, hij acht het niet te min om zich te bukken bij het bed en als een kind tegen zijn vader aan te schuiven. Zelfs niet als die al overleden is. Hij weet dat zijn vader in de zaligheid is, waarover hij daarstraks nog zei dat hij daarop wachtte. Hij begeert hem niet terug. Hij mist hem wel, want hij had grote gedachten van zijn vader, omdat hij grote gedachten van de God van zijn vader had!

  1. Wat vind jij van de houding van Jozef bij het sterfbed van vader Jacob?
  2. Kende je de belofte van God aan Jacob, dat Jozef zijn ogen zou toesluiten?
  3. Heb jij ook een geestelijke band met je ouders of andere (ouderen) uit de gemeente?

Geen opmerkingen:

Een reactie posten