donderdag 1 april 2021

Ben jij ook opgetogen over Jezus’ heerlijkheid?

Stille Week (4)

We hebben een machtige Hogepriester over het huis van God. Daarom kunnen we nu naar God toe komen met een eerlijk hart en vol vertrouwen dat Hij ons zal ontvangen.
Hebreeën 10 : 21-22a

Bij de Statenvertaling zit de spanning al in vers 21: “En dewijl wij hebben een groten Priester over het huis Gods, zo laat ons toegaan met een waarachtig hart, in volle verzekerdheid des geloofs…” We hebben niet alleen zo’n machtige Hogepriester, maar Hij is ook de reden voor onze vrijmoedigheid!

Vandaag is het Witte Donderdag; de dag waarop in de Rooms Katholieke kerken een witte doek over alle kruisafbeeldingen wordt gehangen. Men noemt dat ‘omfloersen’. Dat kruis moet vandaag even op de achtergrond: nú is er eerst de Pesachmaaltijd, de verbondenheid in liefde, dankzij de bevrijdende macht van God uit de slavernij.

Als je Jezus hoort bidden in het Hogepriesterlijk gebed (Johannes 17) raak je diep onder de indruk hoe intens Hij en de Vader één zijn. En hoe hartelijk hij begeert, eist haast, dat ál de Zijnen eens zijn waar Hij is. Let op hoe Jezus praat in de tegenwoordige tijd, terwijl ál dat lijden nog moet komen! “Vader, Ik wil dat waar Ik ben, ook die bij Mij zijn, die Gij Mij gegeven hebt; opdat zij Mijn heerlijkheid mogen aanschouwen, die Gij Mij gegeven hebt, want Gij hebt Mij liefgehad, voor de grondlegging der wereld.”

Hoor je de vrijmoedigheid bij Jezus richting Zijn Vader. Enkele uren later in de Hof is Zijn spreken veel afhankelijker. Hier is Hij de Zoon, Die recht van spreken heeft! Straks is Hij de Borg en Middelaar, de Hogepriester, Die de mensen gelijk is geworden. Geen zonde gekend heeft, maar tot zonde gemaakt wordt door diezélfde Vader!

Op Witte Donderdag wil ik juist met je stilstaan bij die kruis-omfloersende toon van Jezus: Hij praat alsof het offer al is volbracht. Zo keek de Vader aldoor naar Hem: “Mijn Zoon in Wie Ik ál Mijn welbehagen heb.”

Ik zei al: Jezus had recht van spreken bij de Vader. En juist dát element, dat op heel veel plaatsen in dat machtige Hogepriesterlijke gebed naar voren komt, maakt dat Paulus hier niet alleen zegt dat we een machtige Hogepriester hebben – Die met de Vader in de Raad des Vredes het verlossingsplan uitdacht – maar Eén Die ervoor zorgt dat wij met een eerlijk hart en vol vertrouwen tot de Vader zullen kunnen gaan!

In Christus hebben wij een Voorspraak bij de Vader. Als wij komen tot de Vader, kijkt Hij naar Zijn Zoon en verlustigt Zich. Zijn Zoon pleit: “Vader, Ik wil dat hij en zij ook hier zullen zijn om Mijn heerlijkheid eindelijk te kunnen zien. Ja, er deel aan te hebben!” Als Jezus daar zo opgetogen over is, moeten jij en ik het dan toch óók zijn? En als Gods Vaderogen hierbij schitteren over Zijn zoon, hoeveel te meer mijn hart?!

1 opmerking: