maandag 12 oktober 2015

Hoe moet God het onder woorden brengen voor ons?

Wat Jezus vertelt kun je onvoorwaardelijk geloven als een kind


En hetgeen Hij gezien en gehoord heeft, dat getuigt Hij;
Johannes 3 : 32a

Wel eens bij stilgestaan hoe ingrijpend en vernederend het is geweest dat de Heere Jezus moest gaan leren praten? Hij moest Zich, als de almachtige God bij de hand laten nemen om de taal van mensen te leren spreken. Zijn vernedering is vele male dieper, dan we zo oppervlakkig in de Schrift lezen.

Zien en horen

Deze paar – ogenschijnlijk niet zo indrukwekkende – woorden gaven me direct al een schok, toen ik ze las. De rest van het vers komt de volgende keer wel. Hier staan machtige woorden; maar hier staat tussen de regels ook iets aangrijpends en vernederends. God de Zoon is al van eeuwigheid af (wat een rare uitdrukking eigenlijk; immers, de eeuwigheid kent geen beginpunt) gewend om de taal van Zijn Vader te spreken. Ze verstonden Elkaar en hadden – met eerbied gesproken – aan een half woord genoeg. Ze waren het ook volmaakt in alles met Elkaar eens. Niet in de laatste plaats over het feit dat de Zoon Zich zou aanbieden als Offer voor de zonde van de mensen.
Ze verlustigden Zich in elkaar en ook de Heilige Geest had daarin een onbeschrijfelijke en intense rol. In die hemelse en vooral Goddelijke harmonie was het nooit zoeken naar woorden. Maar nu komt het moment waarop God de Zoon het menselijk vlees aanneemt en geboren wordt. Alles wat Hij voordien had gehoord en gezien moet Hij nu in andere woorden gaan verwoorden. De taal der mensen.
Iemand die is geëmigreerd weet er iets van, hoe het is om voortaan een andere taal te moeten spreken wil er communicatie mogelijk zijn. Vooral in het begin is het nog zoeken naar woorden, maar al doende leert men. Dat voelt – lijkt me – de eerste jaren best hinderlijk. Je blijft altijd nog in je hoofd de woorden omzetten naar je moedertaal. Maar op den duur gaat er bovenin een knop om en gaat het wel een beetje als vanzelf. Toch kan er een moment komen, waarop je een bezoek brengt aan je vaderland en daar spreekt men je moedertaal nog gewoon. Dan komt er weer een conflict met die knop bovenin en gooi je er telkens woorden tussendoor uit die vreemde taal; omdat je dat zo gewend bent geweest de afgelopen tijd.
Wij mensen zijn sinds de torenbouw van Babel verbaal gehandicapt. Jezus niet. En toch moest Hij voortdurend zoeken naar woorden die pasten bij Zijn hemelse 'moedertaal'. Menselijke woorden die enigermate tot uitdrukking konden brengen wat Hij had gezien en gehoord. Jezus was dé grote Oog- en Oorgetuige. Hij kon erover spreken, hoe het er in de hemel aan toe gaat. Hij is het ook Die ons Zijn Vader verklaart (uittekent en uitlegt). Hij zocht naar woorden om dat hoge en hemelse onder woorden te brengen.

Spreken

Getuigen gaan in de regel pas spreken als zij tot getuige worden (op)geroepen. Daarom heeft Jezus niet enorm veel verteld over de hemel en Zijn Vader. Alleen dat wat er toe deed en wat wij dragen konden. Wat aan de orde kwam in Zijn onderwijs. En tegelijk was het voldoende om ons een goed beeld te geven van Wie Zijn Vader is, wat de hemel inhoudt en wat God van ons verwacht en vraagt.
Hij sprak erover met allerlei soorten mensen. In de eerste plaats Zijn discipelen; de schare en Zijn tegenstanders die Hem op de voet volgden. Maar Hij sprak er soms ook heel persoonlijk over met mensen als Nicodémus, de Samaritaanse Vrouw, Zacheüs, Maria Magdalena, Petrus, Johannes de Doper (al lezen we daarover niet direct iets in de Schrift; we kunnen het slechts concluderen uit een aantal zaken). Ook sprak Hij met de rabbijnen in de tempel, toen Hij 12 jaar was. En natuurlijk moet er – al is er niets over opgeschreven – in huis bij Maria en de werkplaats bij Jozef het nodige gezegd zijn.
Wat moet dat voor Jozef – voor Maria ook wel, maar anders – zijn geweest, te spreken met deze Zoon waar hij zelf helemaal buitenstond. Geen bloedband en ook in bijna alles anders dat hij. Geen herkenning met zijn eigen karaktertrekken of gewoonten. Zou Jezus weleens bij Jozef aan zijn voeten hebben gezeten? Zou Hij ademloos geluisterd hebben wanneer Jozef vertelde over de grote werken Gods, waar Jozef zelf nooit bij was geweest? Jozef moest zijn Zoon vertellen uit overlevering.
En daar zit het contrast met onze tekst. Jezus vertelt niet uit overlevering, maar uit wat Hijzelf heeft gezien en gehoord. Volgens de Kanttekeningen was dat over hetgeen "waarvan Hij uit Zichzelf volkomen en zekere kennis had". Hij had het immers Zelf gezien en gehoord?!

Als Zijn spreken dan zo waarachtig en betrouwbaar is, waarom geloven mensen Hem niet? Dat lezen we ook in de volgende verzen. En… waarom twijfel ik dan nog zo vaak?

2 opmerkingen: