dinsdag 30 januari 2018

Twee vrienden en het verbond met de HEERE

De vriend van de gezalfde - I

Doe dan barmhartigheid aan uw knecht, want gij hebt uw knecht in een verbond des HEEREN met u gebracht; maar is er een misdaad in mij, zo dood gij mij; waarom zoudt gij mij toch tot uw vader brengen?
Toen zeide Jónathan: Dat zij verre van u. Maar indien ik zekerlijk merkte, dat dit kwaad bij mijn vader ten volle besloten ware, dat het u zou ­overkomen, zou ik dat u dan niet te kennen geven?
1 Samuël 20 : 8 en 9



De twee zwagers staan bij elkaar. De spanning hangt in de lucht boven het paleis. Althans, dat voorvoelt David. Jonathan wil er eigenlijk niet aan… Daarom maken ze een plan en proberen zo helder te krijgen hoe (schoon)vader Saul erin staat. Tot die tijd houdt David zich schuil. Je vraagt je wel even af: waar is Michal? Hoe zal zij deze onzekere tijden hebben doorleefd? Heeft haar vader haar gevangen gezet? Saul zal haar namelijk later uithuwelijken aan “Palti, den zoon van Lais, die van Gallim was” (1 Sam. 25 : 44).

Het is opmerkelijk dat deze twee hartsvrienden toch enige ongelijkheid laten zien. David is weliswaar gezalfd door de HEERE, maar hij beschouwt zijn vriend en zwager nog steeds als de kroonprins. Hij wist immers niet wanneer en hoe de HEERE hem het koninkrijk zou geven?! David beseft ook zijn kwetsbare positie en de broosheid van hun vriendschap. Nou, broosheid… de vriendschap staat onder druk, omdat David vermoedt dat Jonathans vader kwalijke plannen smeedt!
Dat is een risico voor elk soort vriendschap. Je kunt kwalijke en ongrijpbare tactieken vermoeden, maar als je je vinger er niet op kunt leggen, moet je maar afwachten of anderen je geloven. Of anderen het ook zo zien. En zo niet, wat dan? Moet je anderen dan gaan overtuigen of houdt het gebod van God (“Gij zult geen vals getuigenis geven…”) dan toch in dat je er niets over communiceert, omdat je anders niet het ‘voordeel van die (kwaadwillende) ander’ bevordert?
Eigenbelang is een lastig ding. Het beïnvloedt heel snel je reine visie op de zaak en het beoogde doel: de lof aan de HEERE. Kijk, David had alle reden om Saul uit de weg te ruimen, omdat Saul anders hém uit de weg zou ruimen. David is niet zo naïef dat hij gewoon naar het paleis gaat en zegt: “Als de HEERE wil dat ik koning wordt, dan zal Hij me ook wel beschermen.” Je moet ook je verstand gebruiken. Maar hoe krijgt hij Jonathan zover dat die het probleem óók doorziet?

David beroept zich tegenover Jonathan op het verbond met de HEERE. Sterker nog, hij attendeert Jonathan erop dat díe hem in het verbond met de HEERE heeft betrokken: “…want gij hebt uw knecht in een verbond des HEEREN met u gebracht…” Voor Gods aangezicht weet David zich begrepen, veilig en oprecht. Daarom durft hij ook te zeggen tegen Jonathan: “Als ik een misdaad op mijn geweten heb (en hij laat in het midden wáár die misdaad, die zonden, dan uit zouden bestaan), doodt me dan hier ter plekke! Maar breng me niet bij die onrechtvaardige rechter Saul.” David klampt zich hier aan zijn vriend vast, want hij weet dat díe weet dat David oprecht en onschuldig is.
Dat laat Jonathan dan ook snel weten: “Dat nooit! Ik jou doden? Nee, daarvoor ben je mij te dierbaar, vriend en zwager! Ik ken je goed genoeg om te weten dat jij niets hebt misdaan.” Helaas zegt Jonathan er nog niet bij dat het probleem dan dus bij zijn vader ligt. Hij hoopt er nog steeds op dat David het mis heeft. Is dat ‘lief’-zijn? Is dat ‘het voordeel van de twijfel geven’? Is dat ‘tot het uiterste gaan om iemand tot redelijkheid te bewegen’? Of is dat toch zwakheid en ongeloof?

Want wees nu eerlijk! Jonathan kende zijn vader nu toch wel zo onderhand? Al die feiten die we hier in de voorgaande hoofdstukken de revue hebben laten passeren heeft Jonathan toch ook meegemaakt en kunnen beoordelen? Jonathan heeft toch al lang zijn conclusies kunnen trekken? Waarom kijkt hij weg? Waarom toont hij zich zo afwachtend, zo weinig de held die hij in het begin was? Zijn vader werd behekst door een boze geest van God, maar is de kracht van de Heilige Geest misschien ook van hem verdwenen? Is het vuur weg en mist hij de kracht en overredingskracht die hoort bij het werk van de Geest?

Dat kan vandaag de dag nog steeds zo gaan. Je komt in een situatie te staan, waarin je dacht medestanders te hebben voor de zaak van Christus, maar opeens blijken die zogenaamde ‘mede­standers’ verdwenen. Ze deinzen terug voor de conclusie en de consequenties. Ze zeggen wel stellige dingen, maar brengen die niet tot uitvoer. Op dát moment spelen er dingen op de achtergrond mee die onzichtbaar maar wel voelbaar. Niet iedereen is blijkbaar in staat om karakter te tonen. Hoewel je daar rekening mee moet houden is het wel fnuikend.
Te weinig mensen hebben een eigen en goed onderbouwde mening. Te veel mensen laten zich leiden door wat ze zien, horen en voelen en maken dán hun afwegingen. Vooral het gevoel: “Het zal toch niet zo zijn dat…” of “Ik kan me niet voorstellen dat…” Het moge duidelijk zijn dat ons voorstellingsvermogen een zeer onbetrouwbaar object is. Hierin is David voor Jonathan wel een confronterend ­voorbeeld. David herinnert zijn maatje aan het verbond dat ze samen voor Gods aangezicht sloten. Maar ook daar gaat Jonathan niet op in. Hij laat zich leiden door aantoonbare feiten en voorvallen. Hij ontkent niet, maar hij beaamt ook niet. Hij richt zich niet op de HEERE, maar komt slechts met een plan de campagne: ik ga mijn vader op de proef stellen, zodat duidelijk zal worden wat zijn motief is. Maar diep van binnen blijft hij hopen dat David ongelijk heeft. Daarom maakt het David ook niet gerust!

Geen opmerkingen:

Een reactie posten