woensdag 24 januari 2018

Jonathan de mediator tussen twee geesten

De zwager van de nieuwe koning - V

En Jónathan riep David, en Jónathan gaf hem al deze woorden te kennen; en Jónathan bracht David tot Saul, en hij was voor zijn aangezicht als gisteren en eergisteren.
1 Samuël 19 : 7


Je zou kunnen zeggen: geen vuiltje aan de lucht meer… Jonathan heeft zijn klus geklaard. Zijn vader is weer wat bedaard. Hij heeft nu eenmaal een opvliegend karakter. En die boosmakende geest, die onstuimige driftbuien die horen er nu eenmaal bij. Dan roept Saul gewoon onbezonnen dingen, maar als het er echt op aan komt valt het allemaal wel weer mee.
Wie Saul echter een beetje kent, weet dat je je dan lelijk vergist! Het lijkt alsof Jonathan dat niet wil zien. Natuurlijk, het is zijn vader en dat blijft Saul natuurlijk. Maar … moet je de kat op het spek binden? Jonathan zowel als David gaan bewust dat risico nemen. En hoezeer ze het misschien ook niet hebben beseft, de HEERE laat door hen zien Wie Hij is en hoeveel geduld Hij heeft met Saul.
Het gaat al één vers later mis. Er is weer oorlog met de Filistijnen en David trekt erop uit. Ook Jonathan moet zijn meegegaan, maar aan alles blijkt dat David in the picture staat. Zijn successen zijn spraak­makend.

Die boze geest zakt weer als een loden deken over Saul heen. En het is een kleine moeite voor David om de boel weer in balans te brengen met zijn harp. Zo hanteert hij zwaard en boog, even later tokkelt hij zijn eeltige vingers kapot om zijn psalmenzingende stem te begeleiden. Wat een contrasten!
Vanuit zijn ooghoek ziet David het gebeuren. De hand van Saul glijdt zachtjes van zijn leuning, tast langs de zijkant van zijn zetel, overbrugt de ruimte tussen zetel en muur en vindt blindelings de buigzame schacht van zijn speer, die altijd binnen handbereik staat. Sinds een mens Gods volk moet regeren, is niemand meer zeker van zijn eigen veiligheid. Ook de koning zelf niet.

David herkent direct de kleine beweging van Sauls schouder, zijn aanspannende spieren die zich moeten uiten in witter wordende knokkels. Trefzeker suist in een fractie van een seconde een vlijmscherpe speerpunt door de voorzaal richting de hoek waarin David zit te musiceren. Maar de hoek is al leeg. Buiten sterven de vliegens­vlugge voeten van het opgejaagde hert David weg, terwijl binnen de klanken van zijn Hertenpsalm nog aarzelend rondhangen onder de zoldering van de voorzaal.

Jonathan staat als aan de grond genageld. Zijn ogen schieten heen en weer tussen de donkere en lege opening van de deur en zijn zich herstellende vader. Even ziet hij een schim in het schemer van de gang. Michal! Ze heeft het gezien, maar houdt zich op de achtergrond. Ze heeft net voldoende gezien; de schrikogen van Jonathan doen de rest. Ze wacht af.
Saul wenkt zijn trawanten en ze steken de gang over naar de andere zaal, voor overleg. Saul gebaart naar Jonathan dat hij hier moet blijven. In de schemerige gang beent Saul langs Michal die zich bang terugtrekt in tussen de loshangende gordijnen. Even later weet ze via een dienstmeisje wat er is besloten. Morgen zal ze weduwe zijn. Zo jong nog! Haat en minachting worstelen zich omhoog in haar boezem. Maar ze laat het niet toe. Haar hart golft van liefde voor haar man, voor David, die ze moet delen met God!
Ze snelt naar hun slaapvertrek, aan de achterkant van het paleis. Daar vindt ze haar liefste, huilend op bed. Zich afvragend waarom Saul het toch elke keer op hem heeft gemunt. Maar op die kwestie gaat Michal niet in. Ze trekt hem naar zich toe en smeekt hem te vluchten. Jonathan had haar geadviseerd, toen ze hem passeerde in de gang, om David naar Samuël te sturen. Daar is hij voorlopig veilig, zo hoopt hij.
Maar dan komen soldaten en installeren zich voor de deuren van het woongedeelte van David en Michal:
11 Toen stuurde Saul soldaten naar Davids huis. Ze moesten daar de wacht houden en hem ’s morgens doden als hij naar buiten kwam. Maar Michal, de vrouw van David, zei tegen David: “Als je vannacht niet vlucht, zul je morgen worden gedood.” 12 En ze liet hem door een raam naar beneden zakken. Hij vluchtte en ontsnapte. 13 Toen legde Michal een godenbeeld op het bed, sloeg er een deken overheen en legde een vacht van geitenhaar op het hoofd ervan. 14 Saul stuurde de mannen om David te halen. Maar Michal zei: “Hij is ziek.” 15 Toen beval Saul de mannen om naar David te gaan kijken en zei: “Breng hem met bed en al hier. Dan kan ik hem doden.” 16 Toen ze binnenkwamen, ontdekten ze dat op het bed een godenbeeld lag met een vacht van geitenhaar op het hoofd. 17 Saul zei tegen Michal: “Waarom heb je me bedrogen? Je hebt mijn vijand helpen vluchten! Nu is hij ontsnapt!” Maar ze antwoordde: “Hij zei tegen mij: ‘Help me ontsnappen, anders dood ik je.’” (BasisBijbel)

Let erop dat in deze vertaling Saul nog degene wil zijn die David eigenhandig zal doden. Maar in de SV staat ‘dat men hem dode’! De geschiedenis lijkt geheel door de boze geest van God, of liever van de duivel, te worden beheerst. Maar dan trekt God een vreemd, haast ludieke lijn door het verhaal.
Er waart daar in Najoth bij Rama een andere geest rond: de Heilige Geest! Kijk maar: in doldrieste woede stuurt Saul een troepje soldaten om David te kidnappen in Rama. Maar hij had misgerekend. De Geest van God was vaardig geworden over de profeten die daar bij Samuël waren. En die soldaten worden ook door Gods Geest in beslag genomen. In de Kanttekeningen lezen we over dat profeteren: “Dat is, God lovende en Zijn Naam grootmakende met gebeden en lofzangen.” Maar over het profeteren van die soldaten wordt ook iets opgemerkt: “Zij stelden zich aan gelijk de profeten deden als zij profeteerden. Zie 1 Sam. 18:10. Het schijnt dat deze boden van Saul zo van zin zijn veranderd geworden dat zij hun wapenen afleggende, niet verder gedachten de handen aan David te slaan, waar zij nochtans om uitgezonden waren.”
Goddelijke humor, zou je denken. Spotten met die hooghartige Saul en met die boze geest die hem heeft bezet. Toch denk ik dat het nog veel dieper gaat. Want kijk maar hoe de HEERE het opbouwt. Saul wordt ongeduldig en stuurt andere soldaten om te kijken waar die vorige groep blijft. Ook die gaan profeteren. En een derde groep overkomt hetzelfde.
Dan is voor Saul de maat vol. Hij gaat zelf op pad. En dat is de eerste keer dat we hem dat zien doen! Wanneer hij in Najoth komt lezen we in vers 23: “en dezelve Geest Gods was ook op hem, en hij al voortgaande, profeteerde, totdat hij te Najoth in Rama kwam.” Denk je nog even in wat dat profeteren ook alweer was: “God lovende en Zijn Naam grootmakende met gebeden en lofzangen”. Dat was precies hetzelfde als wat David voor Saul moest doen om hem weer rustig te krijgen. Saul wilde David met zijn speer het zwijgen opleggen, maar nu treft Gods ‘speer’ hém en gaat hij bidden en zingen. En over zingen zei Luther vaak: daar gaat de satan door op de loop! Saul trok er zijn eigen koninklijke klederen voor uit! En hij deed dat die verdere dag en nácht! Dat gaat dieper dan alleen ‘Goddelijke ironie’, nietwaar? God maakt zelf wel dat Zijn lof bezongen worden…

2 opmerkingen:

  1. Ik vind dit nog steeds een heel erg aangrijpende geschiedenis. Ook dat Saul tot zo goed begon en dan...

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Ja bizar, he? Dat dringt je altijd weer tot zelfonderzoek: hoe sta ik erin?

    BeantwoordenVerwijderen