vrijdag 26 augustus 2016

Wát raakte Jozef in het spijtbetoog van zijn broers?

"Zo zult gij tot Jozef zeggen: Ei, vergeef toch de overtreding uwer broederen, en hun zonde; want zij hebben u kwaad aangedaan; maar nu vergeef toch de overtreding der dienaren van den God uws vaders! En Jozef weende, als zij tot hem spraken."
Genesis 50 : 17

Pleading (pleiten), Manie Connoway (geboren in 1950; woont in Graskop, Zuid-Afrika), brons, 1000x20mm

Dat de broers niet zélf in eerste instantie bij Jozef kwamen – zie vers 18 waar staat: “Daarna kwamen ook zijn broeders…” – mag hen verweten worden. Maar niet dat ze een verkeerde weg bewandelden ín hun verzoek. We kunnen ook anno 2016 dezelfde lijnen en lessen trekken.  Laten we de broers dit keer maar in een wat positiever daglicht stellen en zien wat dat bij Jozef teweeg bracht.

In deze geschiedenis beginnen vanaf hier steeds meer lijnen op te doemen van het geestelijk leven. Laten we niet doorslaan, maar met enige voorzichtigheid kunnen we in deze tekst ook een advies en een stimulans lezen voor ons gebedsleven. En tegelijk zien we ook zondaren die zich indirect – middels knechten of juist hogere hoflieden – wenden tot de 'troon der genade'. Er tekent zich een drang af om de relatie weer goed te krijgen tussen de broers en hun koninklijke broeder. Wat het ook was dat hen deed aarzelen om in eerste instantie zélf naar Jozef te gaan, gesteld kan worden dát ze gingen. En dat zou velen in de kerk ertoe moeten aanzetten om ook vasthoudend en vastbesloten te zijn in hun gebed tot God.

Pleiten

Door de preek van afgelopen zondag vanuit Psalm 119 – waar David pleitte op Gods barmhartigheden die velen waren én op Zijn belofte – werd ik in Genesis 50 vers 17 met eenzelfde gebedshouding geconfronteerd. Ook de broers pleitten bij Jozef. Ze citeren hun vader, die hen de woorden in de mond had gelegd (aldus hun verslag) en alleen al daarom is er verwachting. Zou Jozef hén niet willen horen, dan zou hij toch in ieder geval zijn vader wél willen horen. Nu zijn vader er echter niet meer is, moeten deze woorden posthume toch dezelfde uitwerking hebben in zijn hart. Het is ons duidelijk dat de broers zelf – dankzij hun kwade geweten en hun slechte gedachten over Jozef – weinig hoop hadden om te worden gehoord. En tóch gaan ze!
Pleiten als een rechteloze is een vaak onbegrepen activiteit. De doorsnee mens reageert: "Wat heeft het dan voor zin? Ik weet toch wel hoe het antwoord zal zijn." Ook in de kerk, helaas. Dat geeft ook aan hoe men tegen God aankijkt. Men maakt een menselijk beeld van Hem en denkt dat Hij zal reageren zoals elk mens dat zou doen. Maar, wees eerlijk, dat wij elke morgen wakker worden, geeft toch al aan dat de HEERE lankmoediger is dan welk mens ook? Als we nu van elke dag moeten belijden dat die vol zonde en kwade gedachten, woorden en werken zit (en dat elke dag weer opnieuw), kunnen we het dan nog vanzelfsprekend vinden dat God ons elke morgen weer een nieuwe dag geeft? Ik zou willen dat we meer oog hadden voor Gods werkelijke karakter, dan van ons godsbeeld (dat vaak een karikatuur is). In die zin zijn in reformatorische kringen nog veel restanten van het roomse zuurdeeg te vinden: alsof wij met onze zondenkennis iets zouden kunnen toevoegen aan onze zaligheid of iets zouden kunnen bewegen ín God! Het gaat daarom ook niet om de zondenkennis op zich, maar om de uitwerking, de vrucht. En die is niet 'mishagen van mijzelf' of welke zelfkrenking ook, maar die is: "Ik moet Jezus hebben" en "Hoe komt God weer aan Zijn eer". Hij is de grote Voorspraak bij de Vader. Zonder Hem zal het niet gaan en toch… dankzij Hem mogen we vrij tot God de Vader gaan. Laten we dat ook nooit vergeten!

Spijten

De broers zetten hun pleitrede aan het slot nog extra kracht bij door niet alleen hun vaders woorden te citeren, maar ook hun verbondenheid in God te onderstrepen. Zij noemen zich naar Jozef toe "dienaren van den God uws vaders". Waarom doen ze dat? De Kanttekeningen leggen hierbij uit: "Die denzelfden God met u dienen, Die ons bevolen heeft elkander de misdaden te vergeven, gelijk wij begeren, dat Hij ons genadig is."
Vragen om vergeving kan uiteraard niet zonder spijt. Kinderen kunnen soms zo vlug 'sorry' zeggen dat je je afvraagt of ze wel beseffen wat ze hebben misdaan. Wel, grote mensen begaan diezelfde fout. Sorry zeggen om van gezeur en problemen af te zijn is geen echt excuses maken. Daarentegen hoeven we ook geen hele voorstelling op te voeren als bewijsmateriaal voor onze welmenendheid. Gek genoeg vragen we dat wel heel vaak van de HEERE. We trekken voortdurend Zijn welmenendheid in twijfel. Er zijn zelfs hele kerkgenootschappen die Gods welmenendheid ontkennen! Zo diep ingevreten zit de goddeloosheid in de mens (ook de godsdienstige mens).
Er zijn mensen die het 'Onze Vader' niet willen bidden, omdat ze vinden dat je God niet zomaar 'jouw Vader' mag noemen. Ze zeggen dan: dit was een gebed van Jezus; Hij mocht dat zeggen. Maar let eens op wat Jezus verderop zegt: "Vergeef ons (?) onze schulden, gelijke ook wij vergeven onze schuldenaren". Mogen we dat ook niet bidden? Dan is dit gebed een leugen, immers, Jezus heeft nooit zonden gedaan en dus ook geen schuld bij Zijn Vader gemaakt. Laten we Jezus' woorden maar even nauwgezet en serieus naspreken als de broers doen met de woorden van hun vader Jacob.
En laten we ook maar net zo berouwvol onze zonde belijden: "Vergeef toch de overtreding uwer broederen, en hun zonde; want zij hebben U kwaad aangedaan; maar nu vergeef toch…" Waar de broers mee aankwamen zetten was 'kwaad gedaan' en waar ze om vroegen was tot tweemaal toe 'vergeef toch'.
Was er voor de broers reden om dat aan Jozef te vragen? Hoe wisten ze dat er een mogelijkheid bestond dat Jozef géén wraak zou nemen? Misschien heb je je die vraag nooit gesteld, maar laten we daar toch kort over nadenken en een aantal dingen op een rijtje zetten die we vooral in Genesis 45 vinden:
  • Jozefs eerste verlangen na zijn bekendmaking ging uit naar zijn vader, die hen nu deze woorden in de mond heeft gelegd (vers 3);
  • Jozef opende zelf de deur naar vergeving, met de woorden "nadert tot mij … en weest niet bekommerd" (vers 4 en 5);
  • Jozef liet zijn aanbidding van Gods wonderlijke reddingsplan direct verkondigen: hij zou de behouder des levens voor hen en voor zichzelf zijn (vers 7);
  • hij ontneemt hen de schuld (niet jullie deden dat), door het aan te merken als Gods actieve daad (maar God deed dit…) (vers 8);
  • Jozef had hen vruchtbaar land en woningen gegeven in Gosen, dat staat toch haaks op wraak? (vers 9-11);
  • hij had zijn eigen woorden waar gemaakt die hij op merkwaardige manier had onderstreept: "jullie en mijn broer Benjamin hebben kunnen zíen dat mijn mond het heeft gesproken" (vers 12).
Farao had er nog een schepje bovenop gedaan uit pure blijdschap voor Jozef (vers 16-22) en om diens getuigenis maar kracht bij te zetten, zodat de broers (en vader Jacob) zouden vertrouwen op Jozefs bedoelingen. Na afloop van die intense en bewogen openbaring hebben Jozef en de broers elkaar diep en lang gesproken, onder veel tranen (in ieder geval van de kant van Jozef). En dat laatste gebeurt nu weer.

Krijten

Er blijft nog een vraag over: waarom huilt Jozef nu opnieuw? Wat raakte hem in het verzoek van de broers? Bedenk daarbij dat die broers nog steeds niet lijfelijk voor hem stonden! Naast het feit dat ze hun ootmoedig verzoek indirect (dus zeer terughoudend, maar wel met de grootste slagingskans) aan Jozef overbrachten, moet het ook het feit zijn geweest dat ze hun woorden niet van gestalten wilden vergezellen. Ze wilden dat Jozef hun verzoek objectief in overweging zou nemen. Geen gekronkel, gezucht en gesteun; geen 'kijk mij eens diep in het stof bijten' of 'o, o wat verfoei ik mijzelf toch". Jozef kreeg geen illustratie bij de woorden. Hij had dus de mogelijkheid om zich er van alles bij voor te stellen (en zo liepen de broers het risico dat een snelle vlaag van haat in hem zou kunnen opwellen, zonder dat ze hem konden bedaren). Geen ruis op de lijn dus.
Ook zullen hem de kernwoorden én de bezittelijke voornaamwoorden uit hun verzoek geraakt hebben: "de overtreding van uw broers", "hun zonde", "zij hebben u kwaad aangedaan" en "de overtreding van de dienaren van uw vaders God". Belangrijke kernwoorden 'zonde', 'overtreding' en 'kwaad', maar vooral dat zij die op zichzelf betrokken: ze namen de schuld op zich!

Maar het meest zullen hem die laatste woorden hebben geraakt, waarin de broers belijden dat ze dienaars van dezelfde God zijn als Jozef. Denk je niet dat dat hem diep heeft geraakt? Hij had er vroeger altijd zo'n verdriet van gehad dat zijn broers spotten en grove taal bezigden (Genesis 37 : 2). De broers – en het is te vrezen dat ook Juda daarbij moet worden gerekend – lieten uit heel hun handel en wandel zien dat ze de God van hun vaderen Abraham, Izaäk en Jacob niet werkelijk dienden. En nu, na al die ingrijpende gebeurtenissen, leggen ze deze belijdenis af! Zou dat geen vreugde hebben gegeven in het hart van Jozef? Zelfs gedurende die 17 jaar in Gosen hadden die woorden niet geklonken. Het kan soms lang – eigenlijk veel te lang – duren voordat mensen tot belijdenis komen en voordat het tot een werkelijke doorbraak komt. Veel goede levensjaren zijn er verloren gegaan; veel goede krachten zijn verkwist. De HEERE kreeg alleen het overschot van hun leven, maar toch… het was nog op tijd!

  1. Wat doet het met je als iemand tot een bewuster kerkelijk en geestelijk leven komt na verloop van vele jaren? Wellicht heb je hem of haar ook in slechter doen gekend en komen die herinneringen bij je boven; hoe ga je daarmee om?
  2. Herken je iets van de vreugdetranen van Jozef?
  3. Hoe moeilijk vind jij het om mensen te vergeven die jou persoonlijk kwaad hebben aangedaan?

Geen opmerkingen:

Een reactie posten