maandag 24 april 2017

Gods voorzienigheid

"En Abraham noemde den naam van die plaats: De HEERE zal het voorzien. Waarom heden ten dage gezegd wordt: Op den berg des HEEREN zal het voorzien worden."
Genesis 22 : 14
Gods voorzieningheid richt zich niet alleen op onze probleemsituaties, maar op alle details van ons leven; en al helemaal niet enkel op de situaties waarin menselijke hulp ons ontbreekt!

Er is een verschil in 'voorzien in' of 'voorzien van' en 'de voorzienigheid'. Juist Gods voorzienigheid en de uitverkiezing waren voor mij onderwerp van doordenking afgelopen week. Enerzijds vanwege de geschiedenis van de strijd tussen remonstranten en contra-remonstranten, die ik onderzocht. Anderzijds omdat dit onderwerp ter sprake kwam omdat iemand beweerde zeker te weten 'niet te zijn uitverkoren'. Hoe zit dat? Is de uitverkiezing een sluitend te krijgen systeem? Of blijft er altijd een hiaat in ons denken bestaan, vanwege het spanningsveld dat God erin legt?

Maar laten we eerst kijken naar het 'voorzien' waar Abraham het over heeft. Er is zelfs een spreekwoord uit ontstaan, zo lezen we. En let erop: het woord 'zien' dat in voorzien zit, speelt een cruciale rol. De Kanttekeningen zetten ons op dat denkspoor.

Gods gezicht

Deze bijzondere plek in zijn leven markeert Abraham met een 'naamgeving'. Staande op de offerplaats ergens op de berg Moria (wellicht het plateau waarop later de tempel van Jeruzalem zal verrijzen) roept hij de nieuwe naam van deze plek uit: "De HEERE zal het voorzien". Hoe zal dat geklonken hebben? Dat werd tegelijk in het geheugen van Izak gegrift. De HEERE adviseerde na het voorlezen van de Tien Geboden dat Zijn inzettingen in het hart van de kinderen van het volk moesten worden gegrift. Inkerven gaat met inspanning en betrokkenheid gepaard. Dat maakt indruk… dat is ook al zo'n uitdrukking.
Die naam 'הַה֖וּא יְהוָ֣ה יִרְאֶ֑ה' 'De HEERE zal het voorzien" komt niet helemaal uit de lucht vallen. Abraham neemt een fragment uit de naam van de berg en geeft daar een nieuwe betekenis aan: 'מֹּרִיָּ֑ה' Mo-ri-ah. het woordje 'ri' heeft dezelfde wortel als 'zien' of 'voorzien'. Moriah betekende 'het gezicht van God'. Je zou kunnen denken dat Abraham dat wel een mooi ezelsbruggetje vond; maar ik denk dat het een diepe belijdenis was. Al eerder, toen Izak naar dat lam vroeg, sprak Abraham daarvan. Vielen toen misschien de stukjes op hun plek? God leidde hen naar deze berg, die genoemd was naar dat wat geen mens ooit zou zien: Gods aangezicht. Jezus zou ons Gods aangezicht pas echt laten zien, op Golgotha! Abraham moet hebben gedacht: waarom leidt de HEERE me juist hierheen? In die naam heeft hij niet de afstand tot God, maar juist de nabijheid van God herkend en ervaren: alleen 'aan Gods hart' is een nóg intiemere plek dan 'voor Gods aangezicht'. Maar let er ook op dat Abraham een opdracht van God had gekregen: "Wandel voor Mijn aangezicht en wees oprecht." Hier wordt hij met het liefste dat hij had voor Gods aangezicht gebracht en het had alles te maken met de kwestie of Abraham nog wel oprecht voor God was of niet.

Gods voorzieningheid

Even naar dat spreekwoord dat zijn oorsprong hier vind: "Op de berg des HEEREN zal het voorzien worden." Het heeft, aldus de Kanttekeningen, de betekenis van 'als iemand in uiterste nood geen menselijke uitkomst (redding) meer ziet, zich verlaat (vertrouwt op) Gods voorzienigheid'. Wat is dat, Gods voorzienigheid? Dat brengt ons bij Zondag 10 van de Catechismus:
Vraag 27
Wat verstaat gij door de voorzienigheid Gods?
De almachtige en alom tegenwoordige kracht Gods, door welke Hij hemel en aarde, mitsgaders alle schepselen, gelijk als met Zijn hand nog onderhoudt, en alzo regeert, dat loof en gras, regen en droogte, vruchtbare en onvruchtbare jaren, spijze en drank, gezondheid en krankheid, rijkdom en armoede, en alle dingen, niet bij geval, maar van zijn vaderlijke hand ons toekomen.

Vraag 28
Waartoe dient ons dat wij weten, dat God alles geschapen heeft en nog door zijn voorzienigheid onderhoudt?
Dat wij in allen tegenspoed geduldig, in voorspoed dankbaar zijn mogen, en in alles, dat ons nog toekomen kan, een goed toevoorzicht hebben op onzen getrouwen God en Vader, dat ons geen schepsel van Zijn liefde scheiden zal, aangezien alle schepselen alzo in Zijn hand zijn, dat zij tegen Zijn wil zich noch roeren, noch bewegen kunnen.

Een machtige belijdenis die altijd weer indruk maakt; vaak gelezen op 'Biddag voor Gewas en Arbeid'. Hooggestemd en in de praktijk van het leven soms wel eens heel erg hoog; maar waar! In die zin vind ik de Kanttekeningen toch niet in balans. Zij spreken over iemand die in nood zich op Gods voorzienigheid laat 'vallen', nadat hij geen hoop meer heeft dat menselijke hulp uitkomst kan geven. Maar Zondag 10 zet ons erbij stil dat elk facet van ons leven door God wordt bestuurd en verzorgd. Is er nood, dan zie ik eerst op Hem en daarna op de hulp die Hij middelijkerwijs voor mij beschikt. Die weg van 'afbraak van menselijke uitkomst' is Abraham ook gegaan en hield niets meer over, toen hij boven op Moriah aankwam.

Een God Die zo machtig is, dat Hij elk facet van mijn leven regeert en bestuurt moet wel het goede met mij voor hebben. Zijn verkiezing is er eentje van pure genade, zonder enige reden of verdienste van mijn kant. Ik zou althans niet een ding kunnen opnoemen, waarom God Zich om mij zou moeten bekommeren. En toch doet Hij dat. Welke andere god doet Hem dat na? Welk mens steekt zo in elkaar? Omringd te zijn door Zijn voorzienigheid is een veilig leven, gericht op Zijn eeuwige en onkwetsbare nabijheid. Eeuwig voor Zijn aangezicht en eeuwig oprecht voor Hem! Zie jij ook daarnaar uit?

Geen opmerkingen:

Een reactie posten