“Ik zal u geen wezen laten; Ik kom weder tot u.”
Johannes 14 : 18
Jezus' afwezigheid doet niets af aan Zijn aanwezigheid |
Als je een fles cola op het aanrecht zet, staat hij niet meer in de koelkast. En als je hem weer terugzet in de koelkast, staat hij niet meer op het aanrecht. Niets is er meer te vinden, hooguit markeert een kring van het condensvocht de plek waar de fles stond. Maar je kunt de fles niet én op het aanrecht hebben staan én in de koelkast.
Alles wat geschapen is, is onderhevig aan die wet van 'zijn' die wij kennen als het verschil tussen 'aanwezigheid' en 'afwezigheid'. Een vader die zijn gezin verlaat voor een zakenreis, kan contact houden met zijn gezin via Whatsapp, mail, of skype, maar hij ís er niet. Die afstand kun je kleiner maken door de moderne media, maar toch blijft hij fysiek bestaan. Je kunt elkaar niet aanraken via de media. Niet elkaars aanwezigheid voelen en niet elkaars gevoelens proeven; er blijft toch altijd een ongrijpbare afstand.
Zelfs de engelen in de hemel zijn beperkt tot de plaats waar ze zijn. Als ze in de hemel zijn, zijn ze niet tegelijk op de aarde. Gelukkig zijn het er miljoenen, maar toch. Jezus lijkt in staat de afstand die er door Zijn hemelvaart gaat komen, tot 0 te reduceren. Hij zegt, door Zijn Geest, nóg intenser aanwezig te zijn – ín Zijn jongeren – dan voordien. Dat is een bovenmenselijk mysterie. Toch gaat Hij een tipje van de sluiter oplichten, in de dagtekst. Hoewel de tekst nog steeds in raadselen spreekt. En inmiddels weten we dat Jezus voluit God is, dus is Hij ook alomtegenwoordig. Het 'zijn' in de hemel sluit het 'zijn' op aarde niet uit!
Er komt geen afwezigheid
Er is nogal wat verschil van inzicht op het eerste deel van de tekst. Je kunt het lezen als "Ik laat jullie wel als wezen achter, maar dat blijft niet zo…" Maar beter is om het toch zo te lezen: "Ik laat jullie niet als wezen achter…" Dat laatste impliceert dan ook dat er 'geen afwezigheid' zal optreden, als Jezus ten hemel vaart. En zo is het ook. Het is goed om goed te letten op er juist die dagen tussen hemelvaart en Pinksteren gebeurt.Maar eerst verwijzen de Kanttekeningen nog naar een tekst die deze lezing staaft: Mattheüs 28 : 20, waar Jezus zweert: "En ziet, Ik ben met ulieden al de dagen tot de voleinding der wereld. Amen." Als Hij zo stellig beweert 'al de dagen tot aan de voleinding der wereld' bij ons te zijn, dan impliceert dat 'geen afwezigheid'.
Wie Petrus op de Eerste Pinksterdag ziet staan en hoort preken, denk misschien dat de Heilige Geest een wonder heeft gedaan. Dat er op die dag pas iets is veranderd. Maar nee, al voor die dag werd Jezus' blijvende aanwezigheid onderstreept door een aantal factoren die ik uit de laatste verzen van Lukas en de eerste van Handelingen haal:
- Lukas 24:52 De discipelen gehoorzamen Jezus door terug te gaan naar Jeruzalem (het hol van de leeuw): ze keren terug met grote blijdschap (de droefheid en mensenvrees is verdwenen!) en ze blijken elke dag in de tempel te zijn (opnieuw geen mensenvrees);
- Lukas 24:53 Ze blijven bij elkaar: ze blijken zelfs elke dag in de tempel te vinden te zijn; ze zitten niet schuw in een hoekje, maar ze loven en danken God! Dat moet mensen in Jeruzalem zijn opgevallen, want zij herkennen hen ongetwijfeld als 'die bij Jezus waren'; later werden ze genoemd 'de mensen van de weg (van Jezus)'.
- Handelingen 1:2 Al vóór de dag van hemelvaart gaf Jezus door de Heilige Geest opdrachten aan Zijn uitgekozen apostelen. De Geest was dus eigenlijk al aanwezig bij de overdracht.
- Handelingen 1:4 Jezus gaf instructie om in Jeruzalem te blijven en daar standvastig te wachten op de belofte van Zijn Vader; dus Hij betrekt er Zijn Vader direct bij. Zij moesten de tussenliggende tijd met intensief verwachten vullen, gericht op dat God de Vader Zijn belofte, die Jezus hen had verteld, zal gaan waarmaken. Die houding is een contrast met de dagen voor Goede Vrijdag, waarin ook onze dagtekst moet worden geplaatst!
- Handelingen 1:11 De engelen, die direct na Jezus hemelvaart verschijnen op de Olijfberg zetten hen a la minute in beweging. "Deze Jezus, Die van u opgenomen is in den hemel, zal alzo komen, gelijkerwijs gij Hem naar den hemel hebt zien heenvaren."
- Handelingen 1:15-23 Petrus neemt het voortouw, te midden van een groeiende groep van 12 tot 120 mensen maar liefst! En als hij gaat spreken, is hij in staat om het gebeuren rond Judas in een Oud-Testamentisch profetisch perspectief te zetten; herinner je je nog dat Jezus enkele verzen geleden zei: jullie zullen meerder tekenen doen? Dit had Petrus nog nooit gedaan.
- Handelingen 1: 24-25 Zij richten zich in hun gebed om duidelijkheid tot Jezus en noemen Hem de 'Kenner des harten'. Je zou kunnen denken dat ze zich, volgens Jezus' raad tot God de Vader richten, maar de Kanttekeningen wijzen toch in de richting van Jezus Zelf; ze wijzen naar Galaten 1:1, waar Paulus zich geroepen noemt niet door mensen, maar door Jezus Christus persoonlijk (en door God de Vader); hij wijst er expliciet op dat Jezus roept tot het ambt, waarvoor ze dus ook in Handelingen 1 om hulp bidden.
Eenmaal is er nooit meer sprake van afwezigheid
Dat neemt niet weg dat zij en wij het gevoel kunnen krijgen dat Jezus toch best ver weg is en dat de aanwezigheid van en door Zijn Heilige Geest niet afdoende is. Dat is het overigens wel, maar zo kan het voelen. Daarom richt Jezus hun blik al op dat vroege tijdstip (nog voor Goede Vrijdag en Pasen!) op Zijn wederkomst: "Ik kom weer tot u." Natuurlijk gold dat ook voor Pasen, waarop Jezus weer tot Zijn discipelen terugkwam, maar dat was nog onvolkomen, beperkt tot momenten.Mochten dus die momenten van 'wees-zijn' aanbreken, dan moesten ze zich voluit en met een groot verlangen richten op de Jongste Dag, waarop Hij zou terugkeren en ze tot Zich nemen. Dat was bepaald geen doekje voor het bloeden. Want met Jezus zouden ook Zijn engelen komen. Het oordeel zou dan worden geveld. En alle onrecht wat hen en ons ooit zal wedervaren, zal dan worden rechtgezet.
Jezus afwezigheid is voor ons een valkuil dat we 'bang worden', of zelfs 'in slaap vallen' of, erger, dat we alvast 'eigen rechtertje' gaan spelen. Daarom verwakkert het ons ook, als we worden aangevuurd om die dag met een groot verlangen te verwachten, zoals de discipelen de Heilige Geest verwachtten. Aanhoudend verlangen en voortdurend bidden om de komst en wederkomst van Jezus.
Je ziet: Jezus speelt wel degelijk een cruciale rol en Zijn aanwezigheid is essentieel. De vraag is: ziet zo ons leven eruit, vol verwachting? En is dat het grootste stempel dat op onze kerkelijke gemeente, ja op onze kerk gedrukt staat. Als daar wat aan mankeert dan hebben we de opdracht om daar wat van te zeggen en op te scherpen. Maar tot aan die dag "mag ik leven, dicht bij U en mij alvast verlustigen in Uw nabijheid! Wetend dat we straks zullen kennen, zoals we gekend zijn en Hem zullen zien zoals Hij is." Voor de discipelen zal dat een 'weerzien' zijn, maar voor ons, die na hen leven, zal dat een 'zien voor het eerst' zijn. En in beide gevallen zullen we Jezus herkennen! Want… Hij heeft Zich ook, door Zijn Geest, aan ons geopenbaard. We zullen geen Vreemde zien, maar met eerbied een 'Goede Bekende'! En… we zullen beamen dat Hij altijd al bij ons was. Let maar op!
Geen opmerkingen:
Een reactie posten