dinsdag 15 november 2016

De gezalfde Voorganger spreekt



"De Geest des Heeren is op Mij, daarom heeft Hij Mij gezalfd; Hij heeft Mij gezonden…"
Lukas 4 : 18a
 
Jezus Christus kon met recht zeggen dat Hij de vervulling van Jesaja 61:1 was

Je hebt weleens van die Bijbelteksten, die je heel herkenbaar voorkomen als je ze leest, maar wanneer een dominee ze tijdens de preek in een bijzondere context plaatst lijken ze opeens totaal nieuw voor je. Dat kan twee dingen met je doen: je bent verrast en je laat je er door verrassen; het kan ook vraagtekens oproepen en je gaat kritisch lezen of je die zienswijze kunt volgen. De mogelijkheid dat het je niet eens opvalt of dat je het achteloos naast je neerlegt vind ik geen mogelijkheid. Dan zit je totaal nutteloos in de kerk en de geloofwaardigheid en eerbiedwaardigheid van al je godsdienstig vertoon en gepraat verdampt tot niets. Die laatste reactie vermoed ik dan ook totaal niet in de synagoge van Nazareth. Integendeel! De mensen zitten op scherp. Zeker, als Jezus met de deur in huis valt en zegt: "Heden is deze Schrift in uw oren vervuld."

De spanning is te snijden, maar niet pas ná die woorden van Jezus, vermoed ik. Al tijdens de Schriftlezing moet Jezus' intonatie dit Bijbelgedeelte hebben ingekleurd en levend gemaakt. Juist Hij, de Schepper van de hemel, de aarde en van de mens met zijn stem, kende het effect van het gehoor op de ziel. Immers, het geloof is door het gehoor… Dan gaat er opeens een luik voor je gezicht weg, de schellen vallen van je ogen. Er gaat je iets dagen en opeens zie/lees je zoals je nog nooit hebt gedaan. Opeens zie je wat God bedoelde met de woorden die Hij in Zijn Woord liet optekenen. Voor jou persoonlijk!
Het is van het grootste belang dat predikanten goed leren voorlezen. Dan kun je tijdens de Schriftlezing al horen waar de accenten liggen en gaat de Schrift al op voorhand voor je leven. Predikanten en kandidaten die monotoon het Bijbelgedeelte voorlezen op dreunende wijs, doen afbreuk aan de heiligheid en de zeggingskracht van Gods Woord. Het is niet alleen irritant en aanstootgevend, maar ook totaal wezensvreemd aan God Zelf. Je had moeten horen hoe Gods stem klonk, toen Hij daar boven de Jordaan predikte vanuit de hemel: "Deze is Mijn Zoon, Mijn geliefde in Wie Ik ál Mijn welbehagen heb!" De adoratie van de Vader voor Zijn Zoon droop er vanaf. Dat heeft zeker niet geklonken als een monotoon computerstemmetje dat – net als je TomTom – vertelt wat je wel en niet moet doen. Ik snap dat soort voordracht (en je hoort dat vaak ook terug in het bidden; dat is nóg aanstootgevender!) ook helemaal niet; wie heeft dat bedacht? Of is het een gevolg van dat onze oudere generatie eigenlijk diepweg ook een hekel aan (voor)lezen had/heeft? Als jij zo'n voorlezer bent (thuis aan tafel of voorin de kerk): bekeer je. God de Vader heeft je intonatie en klankkleur in je stem gegeven; veronachtzaam Zijn scheppingsgave dan niet!

Wat Jesaja bedoelde

Jezus pakt de boekrol van de overste aan. Of moet ik zeggen: Hij laat de overste de boekrol voorzichtig op de lezenaar leggen en rolt het boek zorgvuldig uit, op zoek naar de beoogde passage: Jesaja 61. En passant rolt Hij de boekrol nog wat verder open naar rechts (terug), zodat ook Jesaja 42 zichtbaar wordt. Dat moet een aardige breedte zijn geweest, want Jesaja houdt van lange teksten.
Bekende klanken, maar uit Jezus’ mond moeten ze toch anders-dan-anders hebben geklonken. Niettemin is de eerste laag, fonetisch, onze Jesaja 61:1 "De Geest des Heeren HEEREN is op Mij, omdat de Heere Mij gezalfd heeft… Hij heeft Mij gezonden…". Volgens ds. C. den Boer houdt Lukas zich aan de Septuaginta-lezing; als je goed leest lijken deze twee teksten zo diagonaal tegenovergesteld. Bij Jesaja wordt gesteld dat Gods Geest op de profeet (eigenlijk de Messias) is omdat God hem/Hem heeft gezalfd. Maar in de lezing van Lukas lijkt het andersom: Jezus is gezalfd door God, omdat de Geest op Hem was uitgestort.
Isaac da Costa wijst erop dat Jezus dus met deze woorden zegt dat Hij de Messias, de Christus, de Gezalfde is. Daarmee krijgen Zijn woorden ook gezag. Hij ís gezalfd, dus Hij heeft dat niet zelf gedaan. "Toen de Heer dit sprak, was de Heilige Geest op Hem uitgegoten op een enige wijze, in al Zijn volheid," aldus Da Costa, "Dit was het eerste en voorname kenmerk van de beloofde Messias, de Bron van al de andere kenmerken."
Da Costa legt er de vinger bij dat God Hem heeft gezonden: "De Zoon noemt Zich vooral de Gezondene des Vaders, in de zin van de onmiddellijke Gezondene des Vaders; niet zo als Mozes en de profeten door een uiterlijke roeping, maar door de nederdaling van de Heilige Geest op Hem, in Hem."

Wat de Joden lazen

Als Jesaja wordt gelezen komt allereerst de associatie met de algemeen geldende exegese van de rabbi's van dat moment bovendrijven bij de mensen. En dat is op zijn zachtst gezegd een vertekend ingekleurd beeld van de Messias. Ik vermoed dat men ook nog in gedachten hield dat Jesaja hier over zichzelf sprak, omdat hij 'mij' zegt. De Statenvertalers hebben dat wel met een hoofdletter geschreven (terecht), maar dat is vooruitgrijpen op de vervulling van deze profetie.
Er zijn nogal wat verschillende visies op deze tekst uit Jesaja 61; ik geef een leestip: dit document (en als je het juiste hebreeuwse lettertype laadt in je computer kun je het vanuit het hebreeuws volgen) geeft een goede hulp bij het onderzoek naar dit gedeelte. Ik citeer hieruit:
Wie spreekt er in Jesaja 61? Iedereen is het er over eens dat in vers 8 en 9 de Verbonds Jehowah spreekt. Maar wie spreekt er in vers 1-7 en wie spreekt (of spreken) er in vers 10-11? Uiteraard is het gehele bijbelboek Jesaja door de profeet Jesaja uitgesproken of uitgeschreven. De vraag is echter:
• Spreekt de profeet Jesaja direct in naam van Jehowah: “Zo zegt de HEERE…”?
• Spreekt de profeet Jesaja namens zichzelf?
• Beschrijft de profeet Jesaja een visioen aangaande de toekomst?
• Voert hij de Messias sprekende in?
• Laat hij de vervolgde, schuldige, ootmoedige of verloste kerk of Joodse volk spreken?

Volgens Vitringa spreekt de Messias in vers 1-7 en in vers 10-11. De meeste Joodse uitleggers en de Targumim laten de profeet Jesaja zelf spreken. Calvijn geeft aan dat de Heere Jezus hier niet alleen spreekt maar alle profeten. Volgens Alexander wordt in dit Hoofdstuk de Grote Persoon beschreven die de veranderingen uit Hoofdstuk 60 en 61 zal bewerkstelligen. Beuken zit in de lijn van Alexander. Volgens hem is het te massief als men een keuze moet maken tussen de profeet (Jesaja) of de Knecht (des HEEREN). Hij stelt: ”Meer en meer luidt het dat de spreker van vers 1-7 zich wel niet “knecht” noemt, maar zijn taak toch beschrijft in bewoordingen die bij ons de gelijkenis van de Knecht moeten oproepen”.
Ik denk dat ik er niet ver naast zit als ik zeg dat de meeste toehoorders voor Jezus in de synagoge bij deze woorden direct aan Jesaja zelf hebben gedacht. Des te groter is de schok, als Jezus die woorden op Zichzelf gaat betrekken.

Wat Jezus laat zien

Nog een keer dat uitlegdocument van dr. Jan Weststrate:
"Toen de Heere Jezus aan het begin van Zijn bediening in de synagoge in Nazereth Jesaja 61 voorlas gaf Hij aan dat die woorden in Hem vervuld waren. […] Alleen de Heere Jezus heeft als dé Christus (dat is de Gezalfde!) de opdracht uit vers 1 tot 3 van Jesaja 61 ten volle vervuld. Dit is voor mij de reden om aan te nemen dat in vers 1 tot 7 de Knecht des Vaders door Jesaja sprekende wordt ingevoerd. Deze teksten worden echter ook – al is het slechts in aanvang – vervuld in alle door God gezalfde knechten. Deze verzen worden zelfs vervuld in alle ware gelovigen om het ambt der gelovigen uit te oefenen. Ieder predikant, evangelist, ouderling, iedere arbeider in Gods Koninkrijk zal deel moeten hebben aan de Heilige Geest (zie 1 Cor. 12). Dat blijkt ook uit de Heidelbergse Cathechismus (Vraag en Antwoord 32). “Waarom wordt gij een Christen genaamd? Omdat ik door het geloof een lidmaat van Christus en alzo Zijner zalving deelachtig ben; opdat ik Zijn Naam belijde en mijzelven tot een levend dankoffer Hem offere, en met een vrije en goede consientie in dit leven tegen de zonde en de duivel strijdde en hiernamaals in eeuwigheid met Hem over alle schepselen regere”
En hier gaat 'em de schoen wrikken. Ze kwamen – wees eerlijk – uit een stukje nieuwsgierigheid. "Dat nieuwe kandidaatje, weet je wel – die zeun van Maria en wijlen Jozef de timmerman, die hier een paar straten verderop zijn werkplaats had – komt aanstaande sabbath. Ja, Die wil ik wel graag er 'es effe horen. Es kijken hoe die 't doet." Zo wellicht ging het gekonkelefoes in Nazareth. Herken je dat ook vandaag de dag? Maar zo'n zogenaamde 'kandidaatje' is als het goed is wel een gezondene van de Vader. Ik zeg niet dat je daar voetstoots altijd vanuit kunt gaan, maar ten diepste zou je daar wel voetstoots vanuit behóren te gaan! Hoor je het verschil? Dat geldt voor zowel de luisteraar als de prediker… Want als de Geest zendt, zou ik dan wijzer willen zijn?

Geen opmerkingen:

Een reactie posten