zondag 12 juni 2016

Als je kind er buiten blijkt te staan

Judas, uit 'Icons of the Bible',
gefotografeerd door James C. Lewis
De fotograaf James C. Lewis kon het niet nalaten onder Judas' naam naast 'Disciple' ook de toevoeging 'Betrayer of Jesus Christ' te plaatsen. Ik neem het hem niet kwalijk… iedereen weet precies wie Judas Iskarioth was, wat een Judaskus is en een enkeling zal weten dat er nog een betere was, Judas Jakobi (Thaddeüs in het hebreeuws), in de vriendenkring rond Jezus. Je moet de Yin-Judas (de duistere) duidelijk scheiden van de Yang-Judas (de verlichte), nietwaar? We hebben ons oordeel vrij snel klaar als het over Judas gaat, maar wat zouden onze oordelen doen met de vader en moeder van Judas, als zij ons hoorden praten?

Jaren geleden hoorde ik een meditatie van ds. J.J. Poort over de moordenaar aan het kruis. Jezus sprak: "Heden zult gij met Mij in het paradijs zijn…" Dominee Poort nam de luisteraars mee naar de moeder van de jongen die door deze man was vermoord. Genade? Voor de moordenaar van mijn kind? Lekker makkelijk zeg, net voor de poorten van de dood. Dat 'effe anders kijken naar zo'n bekende situatie' trof me wel in mijn tienerjaren. Gisteren werd ik door onze dominee gewezen op het boek van ds. H. Veldkamp met de titel 'Dubieuze posten' vanwege mijn vragen over Manasse. Interessant om te lezen hoe deze theoloog ons even anders laat kijken naar bijvoorbeeld de bekering van Manasse. Het is inderdaad maar de vraag of er sprake van een bekering was… de Bijbel zegt er eigenlijk niet echt iets duidelijks over. Wat ik leerde uit dit boek was dat er meerdere kanten aan zo'n verhaal zitten. En met Judas is dat eigenlijk ook. Ik wil me verplaatsen in de vader en moeder van hem en ik probeer te schetsen – in navolging van een bijbelstudie die ik afgelopen seizoen hield over 'Verduiveld gedrag', waarin ik ook Judas beschreef – wat er in hem moet zijn gebeurd rondom zijn afhaken.

"En Judas, die Hem verried, antwoordde en zeide: Ben ik het, Rabbi? 
Hij zeide tot hem: Gij hebt het gezegd."
Mattheüs 26 : 25

Je zult maar zo'n kind hebben

Wat zal er door Simon en zijn vrouw in Kerioth gegaan zijn, toen hen het bericht bereikte dat hun zoon Juda zichzelf van het leven had beroofd? "Juda, gij zijt het," had vader Jacob geroepen. Ze hadden hun zoon naar deze aartsvader vernoemd; hij was een zoon die hen hoop gaf. Toen hij later te kennen gaf dat hij zich had aangesloten bij de groep rond Jezus van Nazareth, had Simon nog even gedacht dat het een van de vele bevrijdingslegertjes was. Verzet tegen de Romeinse overheersers had hij altijd al toegejuicht. Zijn vrouw had bezorgd gekeken, maar toen bleek dat die Nazarener een rabbi was, zonder zwaard en geweld, had het hen enigszins gerustgesteld. Waar kon je kind beter terechtkomen dan aan de voeten van een rabbi?
Toen echter onrustbarende geruchten over die Jezus van Nazareth de ronde deden, als zou Hij de Zoon van God zijn, was de angst weer naar de oppervlakte gekomen. Judas, die stille, super zelfstandige zoon was in een sekte terecht gekomen! En daar hadden ze er al een paar van gehad, de afgelopen tijd. Theudas bijvoorbeeld; of wat dacht je van Judas de Galileër, die een tijdje na hem van zich deed spreken? Ook al een Judas… zou het in de naam zitten? Nee, zij hadden hun zoon toch écht vernoemd naar stamvader Juda… Uit hem zou immers de Messias voortkomen, die een heerser in Israël zou zijn? Wel, heel simpel, dat kon die Jezus van Nazareth (uit Galiléa) nooit zijn! Waar was hun zoon toch in terecht gekomen?
Lange tijd hadden ze niets meer van Judas vernomen. Wel geruchten over die Jezus. Bij tijd en wijle trok Hij met Zijn volgelingen naar de tempel in Jeruzalem. Het leek hen toch wel een trouw volgeling van de wetten van Mozes. Maar die opzienbarende verhalen… die wonderen en die confrontaties met de geestelijke leiders in Jeruzalem.
Een keer hadden ze Judas gespot in Jeruzalem, toen ook Simon en zijn vrouw waren opgegaan naar de tempel voor het Loofhuttenfeest. Ze hadden hem zien staan te midden van een groep, dichtbij die Jezus, Die opeens was begonnen te spreken in het openbaar: "Zo iemand dorst, die kome tot Mij en drinke. Die in Mij gelooft, gelijkerwijs de Schrift zegt, stromen des levenden waters zullen uit zijn buik vloeien." Er was commotie ontstaan. Hier riep er een: "Dit is de grote Profeet, die Mozes had voorspeld", daar wreef iemand vertwijfeld over zijn baard en mompelde halfluid: "Tja, dit moet haast wel de Christus zijn!" Achter hen hadden verschillenden verontwaardigd gereageerd: "De Christus? Ken jij je Bijbel niet, man? Zegt de Schrift niet, dat de Christus komen zal uit den zade Davids, en van het vlek Bethlehem, waar David was?" Het had Simon en zijn vrouw in verwarring gebracht; een verwarring die hen persoonlijk diep raakte, want hun zoon was erbij betrokken.
En nu was Jezus gekruisigd als een misdadiger. Ook al zo'n raar gebeuren. Niemand kon duidelijk aangeven wat Hij had misdaan. Maar Hij was dood; hoe dan ook. Echter, Hij was niet de enige… hun zoon Juda had zich in een ravijn gestort. Hoe is dat toch mogelijk? Judas! Die zelfstandige denker; ja, hij was onbereikbaar soms en trok zijn eigen pad. Maar ze hadden het nog kunnen accepteren dat hij met die rabbi meeliep, al waren ze wel argwanend over Jezus. Maar dat ook Juda nu zichzelf… Langzaamaan druppelde nieuwe feiten over zijn dood de villa in Kerioth binnen. Hij zou smeergeld hebben aangenomen. Hij zou bij een corruptieschandaal zijn betrokken. Hij zou Jezus hebben verraden. Zat hij in geldnood? Waarom had hij dan nooit bij hen aangeklopt? Zij hadden genoeg geld. Waarom… 
Wat gaat er allemaal door je heen als je kind een strafblad blijkt te hebben, zonder dat je dat hebt geweten en er iets aan had kunnen doen? En nu is het te laat. Voor eeuwig!

Je zult maar bij Jezus horen

Op een van Jezus' eerste tochten naar Jeruzalem was Judas tussen Diens volgelingen een paar oude bekenden tegengekomen. Jezus had ze Zelf geselecteerd, korte tijd daarvoor. Toen Judas aan Hem werd voorgesteld door Johannes Zebedeüszoon had Jezus hem doordringend aangekeken. "Volg Mij… met een volkomen hart", had Hij gezegd en de klank in Zijn woorden was vreemd, dwingend, ja, waarschuwend haast. Waarschuwend? Waarom? Om hem tot een 'ja' te dwingen of…
Judas voelde zich te midden van die onervaren en ongeletterde vissers niet helemaal op zijn gemak, maar met Johannes kon hij gelukkig wel goed opschieten. Die was toch wat meer ontwikkeld, hoewel hij ook visser was. Het was een denker met helder inzicht op politiek en geestelijk terrein. Vooral dat politieke zinde Judas wel. Het zionisten-, of eigenlijk het zelotenbloed, zat hem diep in de aderen. En met die Jezus van Nazareth, Die ook zo bijzonder eigenzinnig Zijn weg ging, leken zijn dromen over een vrije staat eindelijk waarheid te worden. Een staat, waarin Judas een toppositie met een topsalaris zou kunnen verwerven. Het leek hem een opgaande lijn naar een droomcarrière. En dat alles onder een perfecte, godsdienstige dekmantel.
Gaandeweg had hij zich binnen de vriendenkring rond Jezus een vertrouwenspositie verworven. Ze hadden hem bijzondere taken toebedeeld, en hij was er door gevleid: penningmeester. Het moest een dienende taak zijn, maar hij nam zijn functie wel serieus op. Hij gooide geen geld over de balk, want wat je weggaf was je kwijt. Er moest op termijn geïnvesteerd gaan worden en daar was veel geld voor nodig. Veel geld betekende ook veel macht.
Maar na een jaar of twee van afzien en rondzwerven met Jezus begon hij te twijfelen aan de realisatie van die toekomst. Elke Jood had gedreven genen in zijn bloed: gedreven voor de vrijheid van het eigen volk, het Volk van God. Die Romeinse overheersing was een doorn in zijn oog. Maar het leek Jezus hoe langer hoe minder te interesseren. De overheersing waar Hij over sprak, was die van de Joodse leidslieden, die de weg van Zijn Vader – zo noemde Hij dat – overheersten. Hij zette ze neer als vijanden van Zijn Koninkrijk. Vijanden? Judas snapte er niets van. De trots die hem had vervuld – dat hij bij die groep van deze opzienbarende rabbi uit Nazareth behoorde – ebde weg. Stond Jezus dan misschien een ander doel voor ogen? Ook de andere vrienden raakten hoe langer hoe meer in verwarring en dat irriteerde Judas. Sterker nog, Jezus begon over Zijn dood te spreken, als een offer voor de zonde. Waar was hun Leider toch mee bezig? Had Hij een tweede agenda?

Je zult er maar buiten staan

Langzaam maar zeker daalde een gevoel van afkeer in het hart van Judas. Hij begon financiën veilig te stellen, mocht het helemaal mislopen met Jezus. Want dan zou hij, Judas, zijn eigen bevrijdingsplan openbaar maken. Hij zag het al voor zich, hij, Judas, aanvoerder van de nieuwe bevrijdingsbeweging. Af en toe, maar in toenemende mate vaker, drukte hij geld achterover. Hij werd zuinig als er geld moest worden uitgegeven aan de armen. Hij plaatste kritische kanttekeningen als er ruimhartig moest worden gegeven. Die Maria bijvoorbeeld had nota bene een kapitaal vergoten over Jezus' voeten: zalf met de abominabele waarde van 300 penningen! Dat had duur kunnen worden verkocht ten behoeve van de armen, loog hij hardop. Jezus had hem boos en doordringend aangekeken. Nota bene had Jezus gesproken dat er later juist met respect zou worden gesproken in de hele wereld over deze verkwistende en zondige vrouw!
En later waren er nog meer voorvallen geweest. Jezus had gesproken over dat er eentje in de kring was die een duivel was. Verbaasd had hij langs Jezus weggekeken, maar in zijn ooghoeken probeerde hij te ontdekken of Jezus naar hem keek. Nog later had hij Jezus plots horen zeggen dat er eentje zou zijn die Hem zou gaan verraden. Hoe kon Jezus dat weten? Hij had een goede vriend contact laten leggen met een van de leden van het sanhedrin. Opperste geheimhouding had hij geboden; en ze zouden er zeker niet bij gebaat zijn als de boel verlinkt werd. 
Verraden? Ach, dat was zo'n zwaar woord. Met Jezus ging het overduidelijk de verkeerde kant uit. Ze konden Hem maar beter gevangen laten nemen. Doden mochten ze hem toch niet van de Romeinen. Gevangen zetten… net als Jozef. Even kwamen de woorden van aartsvader Juda, waarnaar hij vernoemd was, bovendrijven: "Wat gewin zal het zijn, dat wij onzen broeder doodslaan, en zijn bloed verbergen? Komt, en laat ons hem aan deze Ismaëlieten verkopen, en onze hand zij niet aan hem; want hij is onze broeder, ons vlees…" Verkopen was handiger. Je kon nooit weten hoe het later allemaal zou gaan lopen. Het was misschien zo dom nog niet om Jezus toch nog ergens, ver weg, achter de hand houden.
Maar hoe langer hoe meer liet Jezus tussen de regels door voelen dat Judas degene was die er buiten stond. Het had hem getroffen, geïrriteerd en het had de kiem gelegd van haat, blinde haat. Die Jezus zat hem op de huid. Hij doorzag hem en blokkeerde al zijn plannen, maar Hij zei het nooit vrijuit! Judas zette het aanvankelijke droompje over de verkoop van Jezus, om in een concreet plan. Totdat… totdat hij erachter kwam – te laat – dat zijn broeders (de joodse leidslieden waartussen hij zich een latente ereplaats had verworven) iets heel anders van plan waren. Ze waren werkelijk ziedend op Jezus en zochten koortsachtig naar een mogelijkheid om Hem uit de weg te ruimen. Een en een is twee… 
Ach, wat zij met Jezus deden was toch Judas' verantwoordelijkheid niet? Voor hem moest Jezus alleen van het toneel af. Het was hem verder een zorg hoe zij dat afhandelden. Totdat die avond aanbrak, waarop hij de eerste concrete tip had gegeven: het sanhedrin moest zich paraat houden. Het proces was in een stroomversnelling gekomen toen Jezus Judas had ontmaskerd, te midden van de andere vrienden. Ongelofelijk dat de anderen het nog steeds niet door hadden. Wat een troep domme vissers was dat toch eigenlijk. Moest je daar de oorlog mee winnen?
"Ben ik het, Heere?" Dat laatste woord kwam nog met moeite over zijn lippen. Die eerste woorden raakten hem al niet eens meer. Hij was opgestaan en weggelopen. Jezus had hem nog een duwtje in de rug gegeven eigenlijk! Het was nacht. Stikdonker, ook in zijn hart. Alleen zijn ogen gaven licht: ze flikkerden van haat. Hoe had Jezus het gedurfd!
Na de kus in Gethsémané had hij zich teruggetrokken in de achterhoede. Zoals een pyromaan vaak staat te kijken bij het blussen van de brand die hij zelf heeft aangestoken, zo stond Judas in de hof van Kajafas te zien hoe dit ging aflopen. En opeens vielen de schellen van zijn ogen. Hij had Petrus driemaal horen liegen over zijn band met Jezus. Hij had de haan horen kraaien. Hij had Petrus bedroefd zien wegvluchten en Jezus zien kijken naar Petrus. "Ik heb voor u gebeden," had Jezus gezegd. 
Opnieuw merkte Judas dat hij er buiten stond, want Jezus keek niet naar hem! Maar ditmaal vervulde hem dat niet met haat, maar met uitzinnige angst. Hij hoorde er inderdaad niet bij, bij Jezus. Loepzuiver doorzag hij dat Jezus alles wist, Gods Zoon was, Zijn enige redding. Echter… niet voor Judas. Kraakhelder schetste de satan alle beelden voor ogen bij Judas. Wat hij had gedaan, gedacht en gevoeld. Voor jou geen plek, sliste diabolos. Een bovennatuurlijke waanzin vervulde hem. De eeuwigheid kwam als een Temple of Doom op hem af en vluchten kon niet meer. Het was te laat. Hij sloeg zich op het hoofd, om die gedachten te stoppen, maar het wilde niet. Hij rende naar buiten en even buiten de stad brulde hij de nacht in, om zijn angst weg te schreeuwen, maar het hielp niet. De brand in zijn hoofd en hart werd niet geblust. 
Voor hem in de donkere nacht gaapte een nóg donkerder gat. Was het de hel? Of was het de hemel? Het was zwart en donkerder dan duister. Zou daar lafenis te krijgen zijn? Het was over… dit gat was zijn enige redding om weg te komen van die angst. 
Nog één plan moest worden uitgevoerd, want er brandde niet alleen angst in zijn hart, maar ook geld in zijn zak. Hij keerde zich bruusk om. Het begon al te lichten. In volle vaart liep hij de stad weer in, betrad de voorhof van de tempel en zocht naar een paar priesters die bij het verraad betrokken waren geweest. Toen hij ze zag, krijste hij dat hij onschuldig bloed had vergoten en smeet het geld in volle vaart over de vloer van de tempel. Geschrokken keken ze wie dat lawaai in Gods Rustoord maakte. Judas? In de verte zagen ze hem gaan. 
Hij had nog maar één doel voor ogen. De smak van het geld had dat waanzinnigmakende gevoel in zijn hart niet gestild. Zijn belijdenis van schuld evenmin. Er moest meer gebeuren. Een offer… het offer van zijn leven. 
Weldra fladderde een mantel van de steilte. De doffe smak die het daar beneden in het Kidrondal maakte, vertelde dat er een lichaam in zat. Langzaam kleurde het linnen rood en doofde de uitzinnigheid in het hart van Judas op aarde…

Een paar uur later had de boodschap van deze zelfmoord het huis van Simon in Kerioth bereikt. Het vulde de voorgaande geruchten ijzingwekkend in. Het zal je zoon maar wezen! Wat zal het hebben gedaan in het hart van Simon en van zijn vrouw? Het kind dat zij had gebaard en het leven dat was geschonken en gespaard, was na een jaar of dertig, in de kracht van zijn leven, gesmoord. Vermoord… Waarom? Zij zullen waarschijnlijk de echte toedracht niet hebben geweten en al helemaal niet hoe Judas' laatste momenten waren. Ze hebben slechts kunnen gissen. En al hun gissingen maakten het verdriet alleen maar ingrijpender en pijnlijker. 
Een ziel, verloren voor de eeuwigheid. Dat is de klem die op ons ligt, zolang onze kinderen de HEERE nog niet kennen. Zolang ze buiten Christus zijn, kan het je toch niet onbewogen laten dat elke dag hen dichter bij de ontmoeting met God de Vader zal brengen, zonder dat God de Zoon voor hen in de bres zal springen? Snap je de klem en bid je mee voor al die mensen in je gemeente die nog niet werkelijk verzoening in Christus gevonden hebben?

Geen opmerkingen:

Een reactie posten