"Jezus antwoordde en zeide: Niet om Mijnentwil is deze stem geschied, maar om uwentwil."
Johannes 12 : 30
Mensen denken vaak tweedimensionaal en missen de diepte in de dingen die om hen heen gebeuren. Mensen zijn ook heel erg vatbaar voor oorzaak-en-gevolgtheoriën. Men zegt dat dat vooral mannenafwijkingen zijn. Mannen zoeken vaak snel een oplossing, door iets te bezien in het licht van een eventuele oorzaak. Het gebeurt nogal eens dat men dan doet aan symptoombestrijding en niet de kern behandelt, waardoor deze situatie komt.
Een bijbels voorbeeld vinden we bij de discipelen, enkele hoofdstukken eerder in het Johannesevangelie:
1 En voorbijgaande, zag Hij een mens, blind van de geboorte af.2 En Zijn discipelen vraagden Hem, zeggende: Rabbi, wie heeft er gezondigd, deze, of zijn ouders, dat hij blind zou geboren worden?3 Jezus antwoordde: Noch deze heeft gezondigd, noch zijn ouders, maar dit is geschied, opdat de werken Gods in hem zouden geopenbaard worden.
(Johannes 9 : 1-3)
Ze konden alleen maar denken in twee dimensies: de ziekte en de relatie tot deze man: hijzelf of zijn ouders. Geen moment kwam de gedachte in hen op dat er weleens vanuit een ongedachte hoek met deze man gehandeld zou worden: vanuit Gods hoek of dimensie.
Als we dit bedenken snappen we ook waarom Jezus dit juist op dit moment zegt. Immers, degenen die niet geloofden dat het zo'n 'gewone' donderslag was, dat er een engel met Jezus sprak. Zij projecteerden het gebeuren op de persoon van Jezus. Ergens in de directe omgeving of hoedanigheid van die merkwaardige rabbi zou er zich iets afspelen dat te maken had met Hem. Maar niets is minder waar. Jezus neemt alle wazige gedachten weg, door te zeggen dat het niet vanwege Hem is, maar – hoe ongedacht – vanuit een andere hoek kwam en zich richtte op… hén!
Zo stonden die omstanders ook op een afstand naar het kruis op Golgotha te kijken naar het Jezus. Jesaja zag ze al van verre en hij sloot er zichzelf als een onwetende bij in: "Waarlijk, Hij heeft onze krankheden op Zich genomen, en onze smarten heeft Hij gedragen; doch wij achtten Hem, dat Hij geplaagd, van God geslagen en verdrukt was. Maar Hij is om onze overtredingen verwond,
om onze ongerechtigheden is Hij verbrijzeld; de straf, die ons den vrede
aanbrengt, was op Hem, en door Zijn striemen is ons genezing geworden." (Jesaja 53 : 4 en 5)
Daar gebeurde iets voor ons, maar wij konden slechts tweedimensionaal denken dat het wel iets met Hem te maken zou hebben. Jesaja kreeg gelijk: "En al de scharen, die samengekomen waren om dit te aanschouwen, ziende de dingen, die geschied waren, keerden wederom, slaande op hun borsten. En al Zijn bekenden stonden van verre, ook de vrouwen, die Hem te zamen gevolgd waren van Galilea, en zagen dit aan" (Lukas 23 : 48-49).
In Zijn lijden, konden de Zijnen slechts op afstand blijven. Ze konden toen nog niet doordringen tot de kern van de zaak. Hoe eenzaam moet zo dit lijden nog eens extra zijn geweest! Sommigen sloegen op hun borst als teken van rouw. Maar… rouw waarover? "Namelijk tot een teken van droefheid en verslagenheid" zeggen de Kanttekeningen. Denk daar echter niet te positief van. Verdriet en verslagenheid, dat het zo moest aflopen. Wat een triest einde…
En ik? En jij? Ben jij, ben ik ook zo'n afstandelijke beschouwer die oorzaak-en-gevolg wil ontrafelen? Of – dat is nog erger – die het theologisch prima kan ontrafelen en verklaren. Stil eens… "Om uwentwil geschiedt dit!" Dan word ik de oorzaak die Jezus offer tot gevolg moest hebben. Al zou er geen enkele zondaar op aarde zijn, dan moest het nóg, vanwege mijn zonden! Beschaamd, verootmoedigd sta ik op eens in het middelpunt. Niet in het middelpunt van het wonder, maar in het middelpunt van de oorzaak… waarom Jezus naar de aarde moest komen. Waarom Hij de heerlijkheid bij de Vader achter Zich moest laten. De engelen vaarwel zegde, Zijn Goddelijke heerlijkheid aflegde en een menselijke gedaante aantrok en Zich liet brengen in een kribbe en… aan een kruis.
Ja, ik kost Hem die slagen,
die smarten en die hoon;
ik doe dat kleed Hem dragen,
dat riet, die doornenkroon;
ik sloeg Hem al die wonden,
voor mij moet Hij daar staan;
ik deed door mijne zonden,
Hem al die jamm'ren aan.
O Jezus, man van smarten,
Gij aller vaad'ren wens,
herinner aller harten
't aandoenlijk: "Zie den mens!"
Laat mij toch nooit vergeten
die kroon, dat kleed, dat riet!
Dit trooste mijn geweten:
't is al voor mij geschied!