donderdag 3 maart 2016

Hoe goed kennen we Jezus nu eigenlijk?

Wat heeft de kennis in onze boekenkasten ons gebracht over Jezus Christus?
"Voorwaar zeg Ik u: Onder degenen die van vrouwen geboren zijn,
is niemand opgestaan meerder dan Johannes de Doper;
doch die de minste is in het Koninkrijk der hemelen, is meerder dan hij."

Mattheüs 11 : 11

Dat contrast tussen meerder en minder komen we wel vaker tegen in de Bijbel; evenals het contrast tussen de meeste en de minste willen zijn. Jezus spreekt hier tegen de schare – en niet tegen Johannes' discipelen – waarbij Hij Johannes de hoogste plaats in de rij van de profeten geeft en tegelijk maakt Hij Johannes weer heel klein in zijn twijfel.

Merkwaardige paradox

Dat Johannes de Doper de meest gezegende profeet van de oude bedeling was, zullen we wel kunnen beamen. Hij stond in een lange traditie en putte uit een grote bron aan profetieën. En van al die profeten was alleen hij degene die de voorzegde Messias met eigen ogen heeft mogen zien. Jezus zei al eens tegen Zijn discipelen dat Abraham had begeerd de dingen te zien die zij zagen. Abraham had Jezus' dag van verre gezien, maar nog niet in de vervulling zien gaan! Johannes wees als laatste heen en zag als eerste de vervulling van de eeuwenlange beloften voor zich: Jezus Christus, Gods Zoon.
Echter, hoe bevoorrecht Johannes ook was, Jezus stelt hem onder de minste in Zijn Koninkrijk. En de Kanttekeningen merken hier iets heel vreemds op. Als zou Johannes uiteindelijk toch niet zo'n breed zicht hebben gehad op de Messias, als de verst verwijderde profeet. De oude profeten hadden eigenlijk een veel bredere blik; Johannes zag Jezus van heel dichtbij en miste het totaaloverzicht. Het verwarde hem nu hij de beloften in vervulling zag gaan. Ze werden zo anders vervuld dan hij had verwacht. Met al die voorrechten lijkt hij haast achterin de rij te staan.
Maar daarmee is ook weer niet alles gezegd, want Jezus zegt dat Johannes niettemin de meeste is van allen die uit een vrouw zijn geboren. En dat zijn toch immers alle mensen? Heel specifiek doelde Hij natuurlijk op de profeten.
Het was maar goed dat Johannes déze woorden van Jezus niet zelf heeft gehoord; hij noch zijn discipelen. Het zou hen nog meer verwarring hebben gegeven.


Aangrijpende tegenstelling

Je zou de tekst van vandaag misschien kunnen wegschuiven als een wazige, vage tekst. Toch zit er voor ons vandaag een heel scherpe boodschap in. Naar mate de vervulling van de belofte dichterbij kwam, werd de profetie schaarser. Men verwees graag naar oude profetieën en citeerde dingen van eeuwen her. Men staafde eigen inzichten met woorden die uit zijn verband werden gerukt. Het beeld van de komende Messias was zo vertekend, dat niemand Hem meer kende toen Hij werkelijk kwam. Toen we Hem aanzagen had Hij niet de gestalte die wij begeerd zouden hebben. Wij hadden er een heel andere voorstelling van. Het viel eigenlijk wat tegen. Begrijpelijk dat er zoveel kritiek op Jezus was, want Hij voldeed niet aan het verwrongen beeld dat was ontstaan door de eeuwen heen.
Ook vandaag de dag wordt er veel geciteerd uit een onuitputtelijke bron oudvaders en oude schrijvers. Puzzelstukjes worden pasklaargeknipt en tot een passende puzzel gemodelleerd. Maar hij of zij die het dichtst bij het aanbod van genade staat, is er vaak het verst van verwijderd. De onwetende, de zondaren, de blinden… zij gaan menig degelijk kerklid voor. Zij kennen de ja-maars niet of nauwelijks. Zij luisteren onvoorwaardelijk en bepaald niet zelfingenomen. Zij hebben geen boekenkasten vol met kennis. Wij wel, maar wat heeft ons dat aan kennis over onze Heiland opgeleverd? Zijn we Hem beter gaan kennen?
De vraag aan ons als reformatorische kerkmensen is dan ook: Hoe goed kennen we Jezus nu eigenlijk? Of staan we achterin de rij? Of – erger nog – staan we met stapels boeken en massa's kennis gewoonweg buiten de rij?

Geen opmerkingen:

Een reactie posten