dinsdag 23 mei 2017

Terug naar Gods beloften

"Toen keerde Abraham weder tot zijn jongens,
en zij maakten zich op en zij gingen tezamen naar Berséba;
en Abraham woonde te Berséba."
Genesis 22 : 19

De Abrahams-put bij Berséba


Je zou dit vers zomaar kunnen overslaan. Je zou dan ook zomaar over de dubbele attendering op de geografische locatie kunnen heenlezen. Zomaar tweemaal 'Berséba' in 1 tekst… waarom? Toen ik een artikel over Berséba las, werd mijn aandacht er des te meer door getrokken. Hier staat meer dan je op het eerste gezicht leest!

De feitelijke weergave is: Abraham sjokte de berg weer af (over Izak wordt helemaal gezwegen, lijkt het wel!), voegde zich weer bij zijn knechten, beklom zijn rijdier en gezamenlijk reden ze terug naar huis. Het klinkt haast als de aftiteling van een film, nog even een afsluitende opmerking en dan is het verhaal klaar. Maar… er is meer aan de hand. Hier wordt alvast een stip op een volgende horizon gezet en… er wordt ook wat in herinnering gebracht!

Terugkeer

Het eerste dat me opviel was: waarom wordt Izak niet genoemd? Abraham is de actieve persoon; híj keert terug bij zijn knechten, onderaan de berg. Hoe lang zullen ze weggeweest zijn? Hoe lang hebben ze daar boven op de berg (of op het tussenplateau in het gebergte) doorgebracht? Een uur? Een ochtend of middag? Een halve dag? Dagen? Ik weet het eerlijk gezegd niet; de tijd is me ontschoten, toen ik in het verhaal werd meegenomen.
Maar hoe lang ze ook boven zijn geweest, ze moesten weer terug, Abraham zowel als Izak. Als liepen ze de Berg der Verheerlijking af, terug de rauwe werkelijkheid in. God was zó dichtbij! De geloofsbeleving was zó intens. Het was zó goed om daar te zijn met de HEERE. Maar ze moeten weer terug! Terug naar de knechten is ook terug naar het dagelijks werk. Met nog een lange reis voor de boeg. Maar… niet alles is weer gewoon zoals het was. Er is nogal wat gebeurd en dat moet merkbaar zijn geweest, lijkt me.
Ik vraag me dan toch af: hoe zal Izak terug zijn gekomen? Toen hij de knechten weer in de ogen keek, zal hij onbewogen op zijn rijdier zijn gaan zitten? Of hebben ze de ervaring van daarstraks gedeeld met de knechten? Dat kan toch haast niet anders?
Misschien wel een les voor ons: hoe komen wij uit de kerk? Dicht bij God geweest, misschien wel in de tweede of derde hemel opgetrokken; een intens verlangen naar de HEERE doorkliefde je hart… maar is het dan: "Koffie?" of wordt dit ook gedeeld?

Terugreis

De terugreis wordt aanvaard. Hoe anders zal die reis zijn geweest! Met een brok lood in zijn maag is Abraham begonnen aan de heenreis, maar met een heliumballon in zijn hart springt hij nu op zijn ezel. Misschien zal hij wel een lied hebben ingezet, dat ze allen kenden. Een gezongen gebed om Jaweh te loven en de danken. Abraham, Izak en ook die knechten droegen het verbondsteken van Jaweh aan hun lichamen. Ze waren in Gods verbond opgenomen; dus God was geen onbekende voor hen!
Abraham zal hebben verlangd naar huis, naar Sarah. Hoewel… dat is nog maar de vraag. Hij zal haar toch hebben moeten vertellen wat ze zijn wezen doen. Het komt mij voor dat Abraham vooraf niets heeft gezegd tegen zijn vrouw. Als hij dat wel zou hebben gedaan, zou ze pal voor hem zijn gaan staan. Al eerder pakte ze hem aan, toen hij niet wilde ingrijpen in de situatie rond Hagar en Ismaël. Haar kind laten slachten? Was Abraham zijn verstand kwijt? Er zijn geschriften die vertellen dat er door deze geschiedenis een afstand kwam tussen Sarah en Abraham. Ik weet het niet; het staat niet in de Bijbel. In ieder geval wordt in dit vers duidelijk dat ze terugreizen naar… Berséba. בְּאֵר שֶׁ֫בַע Eigenlijk: Beersheba, dat je uitspreekt als 'beehr sjeeh-vhaah'. Het eerste stukje van deze naam 'beehr' betekent 'put' of 'bron'; het tweede deel 'sjeeh-vhaah' betekent 'eed' of 'het zweren'; het is de plek die voor Abraham en Izak een diepe betekenis had: 'de put van de eed'. Hoe zat dat?


Terugblik

We kennen de kwestie tussen Abraham en Abimelech, de koning van Gerar (het land van de latere Filistijnen). Abraham had zich kwalijk gedragen jegens hem, maar na die geschiedenis ontstaat er ruzie over een put die Abraham had gegraven, maar die de knechten van Abimelech wilden inpikken. Toen werd er door Abimelech gezworen dat die put Abraham toebehoorde. De eed legde alle tegenspreken het zwijgen op. De put was het tastbare bewijs: het is écht zo!
Met die geschiedenis eindigde Genesis 21 dus. En we lezen dat Abraham er een bos plantte waar hij de naam van God aanriep; denk aan dankoffer en aanbidding. En voor dat je nu denkt: die put was dus toch een bezit voor Abraham: nee, want er staat aan het einde dat hij er woonde als vreemdeling. Dus geen veiligstellen van de beloofde zaken, maar een leven uit de belofte: geloven dus!
Daar begon 'onze geschiedenis' in Genesis 22, die we de afgelopen tijd hebben overdacht. Vanaf Berséba vertrok Abraham naar Moria en nu keert hij er weer naar terug. Maar wie nu denk dat dat een feitelijke mededeling is, vergist zich.
God beloofde ook iets daar boven op de berg. God zwoer ook een eed, bij Zichzelf, weet je nog? En nu moet Abraham weer terug naar die 'put van de eed', een perfecte stilteplek om Gods beloften te overdenken en er werkzaam mee te zijn. Want God had zegen beloofd aan Abraham, aan zijn nageslacht én aan de volken. Dat is geen pakketje dat je zo even weglegt in de kast! Gods beloften zijn er om er alvast, met eerbied, 'voorpret' mee te hebben en uit te zien naar de vervulling ervan. Dus beloften zijn er om actief mee bezig te zijn in het gebed, door heel je leven heen. Vooruitblikken krijgt een diepere dimensie, wanneer je kunt terugblikken op Gods beloften aangaande die toekomst.

'Put van de eed'… zou je het doopvont niet ook zo kunnen noemen? En wordt er op Golgotha niet een 'put der belofte' geopend waarin het pak van je zonden voorgoed verdwijnt? Is dat niet de essentie van het Heilig Avondmaal? En zijn er niet veel meer plaatsen en momenten in je leven, waar God in Zijn Woord bevestigde en bevestigt wat Hij beloofd heeft. Het verlangen naar de vervulling wordt door God op een meesterlijke manier 'gaande gehouden'. "Wanneer komt die dag…" Die dag, die was beloofd; die belofte van die dag, waarop je mag terugblikken; zodat de blik weer helder wordt en de toekomst scherp wordt afgetekend:


Ooit komt er een dag dat de hemel openbreekt
en de doden zullen opstaan.
Ooit komt er een dag dag dat U terug komt op een wolk
en dat U kijkt met ogen, stralend als de zon.

Ooit zal het zo zijn dat we leven in een stad,
waar geen pijn en geen verdriet is.
Ooit zal het zo zijn als we komen in die stad,
dat de vader onze tranen wist.

Refrein:
Tot aan die dag wil ik weten wie U bent
Wil ik leven dicht bij U en mij geven in aanbidding.
Tot aan die dag wil ik horen wat U zegt
en Uw woorden tot mij nemen als een kostbaar geschenk
Tot aan die dag

Ooit zal het zo zijn dat we leven in een stad,
waar geen pijn en geen verdriet is.
Ooit zal het zo zijn als we komen in die stad,
dat de vader onze tranen wist.

Refrein:
Tot aan die dag wil ik weten wie U bent
Wil ik leven dicht bij U en mij geven in aanbidding.
Tot aan die dag wil ik horen wat U zegt
en Uw woorden tot mij nemen als een kostbaar geschenk
Tot aan die dag

Ik verlang zo naar die dag dat ik neerkniel aan uw voeten
en ik u mag herkennen aan uw stem
als we samen hand in hand het hemels paradijs betreden,
zal ik eeuwig mogen zijn waar u bent

Refrein:
Tot aan die dag wil ik weten wie U bent
Wil ik leven dicht bij U en mij geven in aanbidding.
Tot aan die dag wil ik horen wat U zegt
en Uw woorden tot mij nemen als een kostbaar geschenk

Tot aan die dag wil ik weten wie U bent
Wil ik leven dicht bij U en mij geven in aanbidding.
Tot aan die dag wil ik horen wat U zegt
en Uw woorden tot mij nemen als een kostbaar geschenk
Tot aan die dag

Tot aan die dag wil ik weten wie u bent...

maandag 22 mei 2017

Gezegend in de Ander

"… uw zaad zal de poort zijner vijanden erfelijk bezitten. En in uw Zaad zullen gezegend worden alle volken der aarde…"
Genesis 22 : 17b-18a



Geloven kan niet buiten de Heere Jezus om. Dat is waar. Maar onze dagtekst vertelt nog iets anders. Er wordt namelijk een directe lijn getrokken naar Abraham. Er blijft, na ontvangen genade, ook een band met Abrahams nazaten. Dat vergeten wij westerse Christenen maar al te gemakkelijk!

Daarom wil ik nog eenmaal bij deze tekst stilstaan; bij de twee 'zaden' die in de tekst worden genoemd. Het geeft mij een stuk meer vertrouwen als reformatorische predikanten iets laten merken van hun verbondenheid met Israël. Als ze Joodse geschriften citeren in de preken, als ze lijnen vanuit de Thora durven trekken naar ons leven in de 21e eeuw. Meer nog dan wanneer deze predikanten er de Puriteinen bijhalen. Ook goed, maar te snel worden dat 'buitenlandse refo's' in hun dogmatische uiteenzettingen. Begrijp me goed: de Puriteinen hebben ons vandaag nog steeds veel te zeggen. Maar… de banden met onze 'oudste broeder' mogen nooit vervangen worden door een visie die stelt dat de kerk in plaats van Israël is gekomen.

Zaad - enkelvoud

Toch begin ik met het Zaad (enkelvoud): Jezus Christus. Wie is Jezus? Daarover kwam ik een schokkend betoog tegen, dat een dwaling aan de kaak stelt als zou Jezus het kind van Maria en de Heilige Geest zijn zonder voor-bestaan in de eeuwigheid! Je zou zeggen: zo wil men Jezus losmaken van Gods Zoon en dat loopt nooit goed af!
Hoewel God hier in de tekst tegen Abraham doelt op zijn zaad, zijn kinderen en verder nageslacht, gaat die lijn toch in zeker zin mank. In dat zaad zouden wij 'heidenen' dus gezegend worden. Ik snap die link wel, want het is aan (het ongeloof van) het Joodse volk te 'danken' dat het Evangelie tot ons kwam. Wij – na bekering en geloof (of andersom) – zijn ingelijfd en genieten dezelfde zegeningen en beloften. Toch… toch blijft de status van Israël een aparte. Gods specifieke beloften, juist in de eindtijd bewerkstelligd, zullen Israël bijzonder in beeld brengen en juist in dat in onze ogen halsstarrig ongelovige volk zal God bijzonder verheerlijkt gaan worden.
Maar omdat die vergelijking toch in zekere zin mank gaat, doelt de HEERE in onze tekst op de grote Jood Die komen zal: Messiah Yahshua. In Hem gaat volmaakt in vervulling: "In uw Zaad zullen gezegend worden álle volken der aarde!" Geen Jood en geen deeltje van het volk Israël zal bron en oorzaak kunnen zijn van dat 'gezegend worden'. Dat ligt zelfs buiten het Joodse volk, in de Messias Jezus. En door Hem gaat ook dat eerste deel in vervulling: "…uw zaad/Zaad zal de poort zijner/Zijner vijanden erfelijk bezitten". Immers, Jezus kwam ten hemel af en overwon de dood, het graf en de hel; wat heet 'poort Zijner vijanden'?! Het machtsterritorium van satan is aangetast en staat op instorten. Nog een kleine tijd!
En straks zullen de heidenen uit de volken met Abraham (!), Izak en Jacob aanzitten aan de bruiloft van het Lam. En … zij zullen als koningen heersen, over dat machtsgebied van hun vijanden. God zal álles zijn (alomvattend en allesbeheersend) én in allen! Buiten Jezus is geen leven, maar een eeuwig zielsverderf.


Zaad - meervoud

Toch mogen we om de hiervoor genoemde exegese het Joodse volk niet aan de kant schuiven als 'afgedaan'. Nog minder mogen wij haar elimineren met onze vervangingstheologie. Zeker, zolang zij de Heere Jezus niet voluit zien en belijden als de Zoon van God, het Lam dat de zonde der wereld wegnam, liggen ze buiten het heil en zijn ze ons niet tot zegen. Maar God gaat dat veranderen! Let maar op!
Laten we daarom niet te zeer kijken naar het totale volk, maar naar die gouden lijn vanuit Abraham. Want door het geloof heeft Abraham dieper gezien. Waar het ook misging, niet bij hem; en waar het bij hem ook misging, niet op het punt van de Messias! En die gouden lijn van Messias-belijders zijn wel degelijk tot zegen. Immers, Jezus was Eén van hen! Hij werd mens, Hij werd Jood (en geen germaan of romein)! Hij koos het volk van Zijn Vader uit, omdat daar de woonplaats van Zijn Vader was, in de tempel, te midden van de offers die naar Hem verwezen. Tronend óp de lofzangen Israëls.
Des te indringender en aangrijpender is het feit dat zij zo dichtbij Jezus stonden, zo dicht bij de dienst aan Zijn Vader en toch voor een groot deel vreemden bleven. Hij kwam tot het Zijne (in eerste instantie tot Zijn volk Israël), maar de Zijnen hebben Hem niet aangenomen.
Echter, voordat we ons zouden vrij-redeneren: hoe zit dat met ons refo's? Als Hij – tweemaal per zondag en soms ook nog doordeweeks in de diensten of op de Bijbelkringen – tot ons komt, herkennen wij Hem dan wel en nemen wij Hem dan wel aan? Of ligt op onze gezindten ook een deksel dat ons gelijkstelt aan het verblinde Joodse volk?
Hen wacht nog een bijzondere belofte, dat zij eens zullen 'zien', maar die belofte geldt niet voor de heidenen. Geen geruststelling dat het allemaal ooit wel goed komt. Nee! Geen zegen, als we niet nu en heden buigen en aanbidden. Niets om je achter te verschuilen. Dan zal het heil – zoals het ooit vanuit Israël naar de heidenen kwam – eenmaal van de heidenen teruggaan naar de Joden. Dan zal geheel Israël zalig worden (hoe je dat ook moet interpreteren). Dan zal God laten zien wat Zijn plan was en waar Hij al die eeuwen naartoe werkte!
Maar weet, dat, als je dát zult zien gebeuren, het te laat is. Dan gaat God naar de totale finale toe werken en zal Hij intens in Zijn volk worden verheerlijkt. Er zal niets anders overblijven dan ademloze verwondering over Zijn wijsheid, macht en majesteit.
Dus blijft de vraag fier rechtovereind staan: behoor jij tot dat zaad (meervoud) vanwege het Zaad (enkelvoud)? Dan ben je met recht gezegend in die Ander!

Wees gezegend en wees een zegen

"Voorzeker zal Ik u grotelijks zegenen en uw zaad zeer vermenigvuldigen, als de sterren des hemels en als het zand dat aan den oever der zee is; en uw zaad zal de poort zijner vijanden erfelijk bezitten. En in uw Zaad zullen gezegend worden alle volken der aarde, naardien gij Mijn stem gehoorzaam geweest zijt."
Genesis 22 : 17-18 



Je grenzen stellen, dat is vandaag de dag belangrijk. Dan weet je allemaal waar je aan toe bent. Duidelijkheid scheppen. De Rijdende Rechter heeft er de handen vol aan en meer dan eens moet het kadaster tot op de millimeter nauwkeurig bepalen waar de erfgrens van iemands perceel loopt. Maar wat nu als je ruimte te kort komt? In het normale leven moet je kopen of onderhandelen. Aan Abraham wordt al perceelvergroting gegarandeerd, nog voor hij 1 korrel zand bezit. Hij zal een goed geolied familiebedrijf runnen met talloze nazaten. Maar… bijna had hij geen kind meer gehad. Opgeofferd aan God, de Almachtige.

Het is juist vanwege die offervaardigheid, dat de HEERE Abraham toespreekt en zegen belooft. Toch betreden we hier een spanningsveld. Dit klinkt namelijk als een verdienmodel! God gehoorzamen levert rendement op. Dat correspondeert niet met het reformatorisch dwangmatige dat het toch vooral onverdiend, verbeurd (verklaard?), moet zijn. Geen verdienste van onze kant… hoe zit dat toch?

Verdiend door gehoorzaamheid?

Dat oer-roomse maar evengoed oer-menselijke en na-paradijselijke verlangen om iets te verdienen! Genegenheid, goodwill, adoratie, aanbidding van mensen, liefst zo hooggeplaatst mogelijk. Want wees eerlijk: het streelt je ego meer, wanneer de koning voor je buigt dan wanneer een bedelaar voor je buigt. Dat zullen de meeste mensen niet zo zeggen, maar dat zit diepweg in elk mensenbrein ingebakken sinds Genesis 3. Noem het de random-software van satan. Het is in ons brein geïmplementeerd en op willekeurige, onbewaakte ogenblikken zet het zichzelf in werking. En voor je de gedachte kunt hebben "nou dan kun je dus niks aan doen": we vinden het nog prettig ook!
Iemand vroeg me onlangs wat het 'schatten verzamelen in de hemel' inhield. De vraag was ontstaan tijdens een gesprek op een bijbelkring, waar iemand had gezegd dat er niveau's, trappen van verhoging, in de hemel zijn, zoals er ook trappen van vernedering zijn in de hel. In die laatste plaats zal de wroeging bij een wilde heiden anders zijn dan bij een moedwillig onbekeerde refo die Jezus een te gemakkelijke weg vond. In de hemel is er ook zo iets, maar dan de andere kant op. Er zijn teksten die daar aanleiding voor geven, maar ik denk dat we er niet te zeer over moeten nadenken. En we moeten er al helemaal geen verdienmodel in proberen te ontdekken!
Echter, in onze tekst staat het er dan toch maar, onomwonden: "…Ik zal u grotelijks zegenen… naardien (omdat) gij Mijn stem gehoorzaam geweest zijt"! Daar kon je als oud-testamentisch verbondskind dan ook zeker van zijn: God gehoorzamen betekende Zijn zegen ontvangen. Dat zijn we in de nieuw-testamentische tijd wat kwijt geraakt. Sterker nog: het is in een verdacht licht gesteld door met name ultra-calvinisten. Het wordt structureel weggezet als remonstrants. Christus heeft alles verdiend! Jij en ik verdienen niks dan de dood en verdoemenis. Maar is dat wel Bijbels?
Hoe zit het dan met de Tien Geboden? Met dat gebod bijvoorbeeld van het eren van je ouders (en overheden): "Eert… opdat uw dagen verlengd worden in het land, dat u de HEERE uw God geeft"? Een soort voort wat, hoort wat, lijkt het wel. Maar wie zo tegen de HEERE en Zijn dienst aankijkt, zit blijkbaar ook met zijn onbekeerde gezicht in de kerk, om een 'pluspunt' af te vinken, in de zin van: zo die kunnen we ook weer afstrepen voor de eeuwigheid. Dat is nou precies de oudste zoon uit de gelijkenis: ik heb altijd gediend… en ik heb nog nooit iets gehad! Dienen om loon. Een arbeider kan zo in elkaar steken, maar een kind zal in een rechte relatie tot zijn vader of moeder niet zo reageren. En in het geestelijke al helemaal niet! Dan is het je lust en je leven – in navolging van de Heere Jezus – om je Vader blij te maken met je daden. Dan heb je het ook niet meer zo druk over 'stukwerk' en dat al je goede werken maar vuil en verwerpelijk zijn voor God. Dat soort dingen zeg je enkel, als iemand beweert iets te kunnen verdienen. Maar als je daar al van overtuigd bent, stimuleer je de ander om goede werken voort te brengen. Omdat je weet dat de HEERE er blij van wordt!

Verdiend voor generaties?

En dan dat andere aspect: dat jij iets 'verdient' (of laten we het 'bewerkstelligt' noemen) en dat dat effect heeft op de generaties na jou. De moderne mens wil zijn eigen boontjes graag doppen en spreekt niet graag in verdiensten voor anderen. Daarom heeft hij ook zo'n moeite met het offer van Jezus Christus. Maar Gods kinderen kunnen het er prima mee doen. Wat een diepe dankbaarheid dat Hij wilde gaan waar zij niet konden komen; dat Hij wilde komen waar zij niet konden weggaan.
Nog even terug naar dat gebod 'eert uw vader en uw moeder'. Daar wordt gesproken over de zegen van een lang leven in het land dat God schenkt. Dat gold natuurlijk letterlijk voor het volk van Israël, die het Beloofde Land uit Gods hand kregen. Maar je kunt dat ook prima doorvertalen naar 'het land waar God jou heeft gezet'. Een lang leven… niet om enkel te genieten van veel jaren, maar een lang leven om te besteden in Zijn dienst. En voor dat je het gevaar loopt egoïstisch met dat 'bezit' om te gaan, plaatst de HEERE het in een breder perspectief. Tegen Abraham zegt Hij: "Dit land zal ruim genoeg zijn voor al jouw nazaten, geslachten lang; ze zullen zo talrijk zijn als de zandkorrels van het strand; en mochten ze ruimte te kort komen, dan geef Ik ze macht over het grondgebied van hun vijanden." Abraham werd dus niet alleen persoonlijk gezegend, maar ook zijn nageslacht deelde in deze zegen. Hoe belangrijk was het dus dat dat nageslacht de HEERE ook leerde kennen; de achtergrond van hun zegen te begrijpen en God er om te loven en te danken. Zie je dat zegen niet op zichzelf staat? Zegen is de 'tool' waarmee je aan het werk kunt in Gods wijngaard. Het helpt je om anderen te laten delen in jouw zegen; en zo te doen ervaren dat de HEERE goed is!
Ga je ook zo om met jouw zegeningen? En rust jij ook jouw nageslacht – als je dat hebt – toe om tot zegen te zijn?
Dat eerste stukje van vers 18 heeft natuurlijk nog een duidelijke diepere laag gekregen door de komst van de HEERE Jezus. Daarover gaat het de volgende keer. Voor nu is het belangrijk om zelf tot zegen te zijn en anderen toe te rusten eveneens tot zegen te zijn. Zo wordt Gods Koninkrijk gebouwd, zo wordt de gemeente waartoe je behoort tot zegen en zo worden mensen uit de omgeving getrokken uit het duister van de 'vangodvervreemding'.

maandag 8 mei 2017

Briefje uit de hemel

"Toen riep de Engel des HEEREN tot Abraham ten tweeden male van den hemel en zeide: Ik zweer bij Mijzelven, spreekt de HEERE…"
Genesis 22 : 15-16a
 
Persoonlijk vind ik de regenboog altijd weer een indrukwekkende brief uit de hemel!