"En zij voer voort te baren zijn broeder Habel;
en Habel werd een schaapherder, en Kaïn werd een landbouwer."
Genesis 4 : 2
en Habel werd een schaapherder, en Kaïn werd een landbouwer."
Genesis 4 : 2
Zo luidruchtig als Kaïn ter wereld kwam, zo stil blijft het bij Abels geboorte. Geen grootse woorden, geen uitroep van Adam of Eva. Uit alle lijkt te blijken dat hij in de schaduw van zijn grote, ruige broer staat. Al vanaf zijn geboorte. Echter, God keek daar anders tegenaan. Al in de baarmoeder van Eva ontfermde Hij zich over dit nog ongeboren Abeltje. En hoewel het verbond, middels besnijdenis of doop nog niet bestond, richtte God wel een bijzonder verbond met dit kind op. En toen het tot zijn verstand kwam, ontwikkelde zich daar, door Gods Geest, wederliefde tot God.
Wat er niet staat
We lezen in de dagtekst dat Eva weer een kind baart. Maar we lezen niets over wat zij uitriep bij de geboorte of hoe zij het kindje bekeek. Sommige geboortekaartjes – met name die van vroeger – zijn zo cliché. Al moet ik zeggen dat veel gedichtjes tegenwoordig zo vaak gekopieerd zijn dat ze ook aan zeggingskracht hebben ingeboet. Ook het geboortekaartje van Abel is tamelijk sober; geen omhaal van woorden of expressieve taal. We moeten de bijzondere aandacht van Adam en Eva dus zoeken in de naam van het kindje: 'Hebel' of, zoals hij in onze taal wordt genoemd, (H)Abel.Geen bijzondere uitingen rond de geboorte dus, geen profetische uitspraken. Ook geen woord over de dochters die waarschijnlijk inmiddels al zijn geboren; of in ieder geval na Abels geboorte. Immers, zowel Seth als Kaïn moeten getrouwd zijn met een van hun zussen. En of er nog meer zonen waren vertelt Gods Woord ook niet. Deze twee worden genoemd, omdat ze de twee hoofdfiguren worden in de geschiedenis die aanstonds volgt.
Er is nóg iets dat er niet staat: wanneer deze twee jongens werden geboren. Was het vlak na de zondeval? Of heeft het nog vele jaren geduurd voordat Adam en Eva hun schaamte voorbij waren en weer intiem durfden zijn. Immers, zij bekleedden zich voor elkaar; er was verder nog geen andere mensen voor wie ze zich zouden behoeven te schamen. En… zij kleedden zich voor God; voor Hem is alles naakt en geopend. Hem onder ogen komen voelde sindsdien anders, beangstigend! De zonde heeft ook intermenselijk veel kapot gemaakt. Het huwelijk was beschadigd. En toch… opnieuw een kindje. Een zoontje: Abel.
Wat er wel staat
Laten we nu letten op wat er wél staat in onze tekst. Allereerst lezen we dat Eva 'voort voer te baren'. Ze had reeds minstens één kindje gebaard, en daarmee gaat ze na minstens negen maanden door. Wij zouden zeggen: ze baarde opnieuw. Maar blijkbaar beschouwt Gods Woord het als een doorgaande actie. Of… zouden Kaïn en Abel tweelingen zijn? Die gedachten is niet waarschijnlijk. Baren is voortbrengen; dat is niet alleen het ter wereld brengen, maar daarin ligt ook de kern en het grondprincipe van de opvoeding.
Het tweede dat opvalt is dat er niet staat 'Adams zoon", of 'Eva's kind', maar 'zijn broeder'. Dit accentueert nog eens te meer de dominante positie die Kaïn in het gezin had. Kaïn en Abel, in die volgorde kennen we ze; zowel chronologisch als in volgorde van belangrijkheid; belangrijkheid naar de maatstaven van het buiten-paradijselijke. Ik vermoed dat Adam en Eva toch nog vrij lang grote gedachten van Kaïn hebben gehad.
Tenslotte lezen we de naam van het kind: Abel. In het hebreeuws 'Hebel', wat 'adem' betekent, of 'damp', of 'ijdelheid'. Was dit kindje zo broos, toen het ter wereld kwam? Of moest het door zijn naam al voelen dat het niet kon tippen aan zijn grote broer? Of hadden Adam en Eva inmiddels iets geleerd over de broosheid van het leven en de vergankelijkheid? Hadden ze tijdens de opvoeding van de kleine Kaïn gezien en geleerd dat het leven eindig, kwetsbaar en onzeker is. Ons leven is een damp, de dood wenk ieder uur. Ik hoop dat dat het is; en niet dat Abel alvast een sticker op kreeg, zoals sommige ouders tijdens de opvoeding veelvuldig doen, door hun kinderen te vergelijken met andere kinderen, of zelfs met broers of zussen die heb veel beter doen, veel gemotiveerder zijn, veel gehoorzamer, veel netter, veel secuurder, veel… noem maar op! Hoe kwetsbaar en gekneusd wordt dan de ziel van een kind. Zal het ooit nog fier en sterk op eigen benen staan? Of zal, wanneer dat gebeurt, er een ruwe breuk door het gezin lopen, omdat het kind in assertiviteit is doorgeslagen en klaar is met opvoeding en gezin.
Het gaat in rap tempo, in onze tekst. Ze worden geboren, ze worden respectievelijk akkerbouwer of schaapherder. Direct komt bij mij de vraag boven: hoe zou Adam zijn zoons hebben begeleid in hun beroepskeuze? Hoe zou hij de passie – of eigenlijk de Goddelijke opdracht – om de aarde te bebouwen en te onderhouden hebben overgebracht op zijn kinderen? Zij voerden een beroep uit dat direct ten dienste van het eigen gezin was. Immers, er waren alleen nog maar een vader, een moeder en meerdere kinderen. De manier waarop Adam – zeker in die oud-vaderlijke tijd – zijn beroep uitoefende was van directe invloed op en betekenis voor zijn kinderen. Naast dat innerlijk in de beide jongens een geestelijk verschil ontstond, moeten zij ook de opvoeding verschillend hebben ervaren.
Ik zie als vanzelf de gelijkenis voor me van de verloren zoon. In Kaïn zie ik – en dat zal gaandeweg deze geschiedenis duidelijker worden – de oudste zoon, die zijn vader altijd heeft gediend, maar het niet kon hebben dat zijn Vader barmhartig was over die goddeloze broer van hem. De Heere Jezus laat de vader zeggen: "Uw broeder…", maar de oudeste zoon laat Hij zeggen: "Deze uw zoon…" De HEERE laat in onze tekst nog schrijven "zijn broeder", maar gaandeweg zal duidelijk worden dat Abel ongedacht meer en meer de rivaal en zelfs antipool van Kaïn wordt. De broederband is bevroren en omgeklonken tot jaloezie en haat. Een glijdende schaal, latent aanwezig achter twee goddelijke beroepen. Twee ogenschijnlijk hardwerkende en vakkundige broers; maar wát een wereld van verschil. Voor dit moment de vraag: wat is de diepere intentie van jouw beroepsleven? Is je vak gericht op eigen eer of op Gods eer (ongeacht welk beroep je uitvoert)? En… kan je beroep misschien een obstakel zijn voor je gerichtheid op God?
Hoe het verder ging
Vanuit hun ontwikkeling en passie kiezen beide broers een beroep. Was vader Adam zowel hoeder van dieren als akkerbouwer (immers, hij moest voor het eten zorgen en dus groenten verbouwen), de beide broers kiezen elk een apart gedeelte van vaders beroep. Kaïn wordt akkerbouwer (letterlijk arbeider van de aarde) en Abel wordt schaapherder (eigenlijk hoeder van kleinvee).Het gaat in rap tempo, in onze tekst. Ze worden geboren, ze worden respectievelijk akkerbouwer of schaapherder. Direct komt bij mij de vraag boven: hoe zou Adam zijn zoons hebben begeleid in hun beroepskeuze? Hoe zou hij de passie – of eigenlijk de Goddelijke opdracht – om de aarde te bebouwen en te onderhouden hebben overgebracht op zijn kinderen? Zij voerden een beroep uit dat direct ten dienste van het eigen gezin was. Immers, er waren alleen nog maar een vader, een moeder en meerdere kinderen. De manier waarop Adam – zeker in die oud-vaderlijke tijd – zijn beroep uitoefende was van directe invloed op en betekenis voor zijn kinderen. Naast dat innerlijk in de beide jongens een geestelijk verschil ontstond, moeten zij ook de opvoeding verschillend hebben ervaren.
Ik zie als vanzelf de gelijkenis voor me van de verloren zoon. In Kaïn zie ik – en dat zal gaandeweg deze geschiedenis duidelijker worden – de oudste zoon, die zijn vader altijd heeft gediend, maar het niet kon hebben dat zijn Vader barmhartig was over die goddeloze broer van hem. De Heere Jezus laat de vader zeggen: "Uw broeder…", maar de oudeste zoon laat Hij zeggen: "Deze uw zoon…" De HEERE laat in onze tekst nog schrijven "zijn broeder", maar gaandeweg zal duidelijk worden dat Abel ongedacht meer en meer de rivaal en zelfs antipool van Kaïn wordt. De broederband is bevroren en omgeklonken tot jaloezie en haat. Een glijdende schaal, latent aanwezig achter twee goddelijke beroepen. Twee ogenschijnlijk hardwerkende en vakkundige broers; maar wát een wereld van verschil. Voor dit moment de vraag: wat is de diepere intentie van jouw beroepsleven? Is je vak gericht op eigen eer of op Gods eer (ongeacht welk beroep je uitvoert)? En… kan je beroep misschien een obstakel zijn voor je gerichtheid op God?
Geen opmerkingen:
Een reactie posten