"…al wat op de aarde is, zal den geest geven. Maar met u zal Ik Mijn verbond oprichten…"
Genesis 6 : 17b-18a
Daarnet las ik in het RD een artikel („Bijna alle ouderen zeggen ja op de vraag of ze bang zijn”) over ouderen in een HHK-gemeente die stuk voor stuk 'ja' zeiden op de vraag of ze bang waren in deze coronatijd. Ik was er danig door geraakt, in negatieve zin. De eerste vraag die bij me boven kwam was: is dit een pleidooi (reclame) vóór het christelijk geloof? De tweede vraag was: hebben die ouderen dan nooit iets geleerd over Gods Vaderhand, waarin zij veilig kunnen zijn? En de laatste vraag was vooral een stuk verdriet en boosheid: is dit een bericht dat vertelt over de meerwaarde van het christelijk geloof of is het een betoog over de doodsheid van een clichée-godsdienst?
Het verwijt dat ouderen vaak geven richting jongeren, is dat jongeren zo erg hun eigen gang gaan. Dat ze niet luisteren naar de levenswijsheid van ouderen en dat veel jongeren meer met wereldse verleiding hebben dan met de kerk. Ik snap dat laatste wel. Genot in de wereld kun je nú ervaren. Wat de kerk over de hoofden van veel jongeren heen roept over het dienen van God lokt vaak helemaal niet aan. Juist dit krantenartikel is er het schrijnende voorbeeld van dat een bepaalde prediking de oudere generatie nog steeds in het ongewisse hult over God, Zijn toekomst en hun deel daarin. Ik hoop dat ik teveel ouderen over deze kam scheer, want dat betekent dat ik me vergis en dan zijn er toch kinderen van God onder die eigenlijk iets anders hadden moeten antwoorden op die vraag van die ouderling. Dan is de werkelijkheid toch positiever dan ik er nu in lees!
Ik laat dat artikel even voor wat het is. Maar die ouderen: hebben die nog nooit stilgestaan bij deze tekst: "al wat op de aarde is, zal den geest geven"? Ik weet wel, de Heere zegt dat hier tegen Noach in de context van het oordeel: de zondvloed. Maar het is toch een feit voor elk levend wezen? De dood is sinds Genesis 3 een realiteit voor ons allemaal. De Bijbel noemt hem zelfs (als je de dood als een persoon zou bekijken tenminste) de laatste vijand, die teniet gedaan moet worden (zoals Paulus dat zegt). Ook voor Gods kinderen is de dood een vijand, maar geen betonnen muur, wanneer je geborgen mag zijn in Christus. Want dan is diezelfde dood opeens een doorgang naar het eeuwige leven!
En wat meer is, we gaan niet maar zo een eeuwig leven tegemoet, alsof die situatie het enige is waarom we geloven. Dan geloven we in de hemel, om niet in de hel te komen. Nee, daar is Christus… Naar Hém gaat al ons verlangen uit. Of niet? Als Paulus roemt in de verdrukking (waarbij je veel meer angst verwacht dan bij een virus waardoor je ziek kunt worden en in het ergste geval kunt sterven, want die verdrukking wil mensen kapotmaken, wil hen vernederen en wil hen dwingen het geloof af te zweren en Christus te verloochenen) dan zegt hij juist dat níets hem en ons kan scheiden van de liefde van Christus. Dus wát zeg je dan als kerkmens, wanneer je 'ja' zegt op de vraag of je bang bent voor corona? Ik zeg niet dat je geen vrees of huiver mag kennen. Maar ik ageer tegen het feit dat er niet méér wordt getuigd over de hoop die in hen zou moeten zijn. Of – dat twitterde iemand – hebben deze mensen geen 'vooruitzicht'? Is dat het resultaat van een prediking, van een sociale cultuur in het dorp of het gevolg van een bepaalde opvoeding die in Gods aanwezigheid vooral angst ervaart? Ik weet het niet. Maar triest vind ik het wel.
De mensen in Noachs tijd boeide het allemaal niet zo. Die hadden niet zoveel met religie. Alle mensen zijn zondaars, ja. Maar blijkbaar had God over de toenmalige bevolking toch een ánder oordeel. De mensen hadden 'hun weg verdorven op aarde'. Ik zou zeggen: is dat nu vandaag ook niet het geval? Toch trok God toen een andere conclusie. Hij kondigde de dood voor de mensheid aan. En laten we er voorzichtig mee zijn dat in onze dagen ook zo te duiden. Er valt niets te duiden, want God heeft geen profetische boodschap over deze crisis gegeven. We kunnen slechts met ons eigen geweten voor God vaststellen wat God óns wil zeggen en wat er anders moet. Het Nieuwe Testament praat veel minder in oordelen, maar meer in genade-termen en uitstel van het oordeel. Dat oordeel wordt uitgesteld tot de Jongste Dag.
Evenwel zijn er rampen, oorlogen en geruchten van oorlogen. Dat zijn ‘klinkende voetstappen’ van de naderende Heiland Jezus Christus! Die rampen zijn geen straf die je moet dragen en dan is de maat van het oordeel dus weer vol en is alles koek en ei tussen de zondaar en God. Nee, dat kan niet meer. Christus is gekomen; de zonde heeft Hém Zijn leven gekost! Dan praat je niet meer in de wet volbrengen om te kunnen leven; het kan simpelweg niet! Dan praat je niet over oordeel en straf, zodat je die kunt dragen, zodat Gods toorn weer gestild kan worden; want dat kan simpelweg niet meer… die ís al gestild voor al Zijn kinderen. Dan praat je enkel over bekering en wedergeboorte… die maken het verschil tussen 'de boeken die worden geopend' in Openbaringen 20 en 'een ander boek… dat des levens is'.
Juist dat nieuwe boek, dat van het leven is, is er de oorzaak van dat God iets bijzonders tegen Noach zegt: "Met u zal Ik Mijn verbond oprichten". Blijkbaar was God in Noach iets nieuws begonnen, zodat het hem wél boeide wat God vond en deed. Noach is de deur in het oordeel van God, dat totaal vernietigend lijkt maar toch toekomst kent.
Het lijkt erop dat bepaalde ouderen vooral met het beeld van God en Zijn vernietigend oordeel is vervuld. Ze zijn druk met aan te wijzen wat er aan de preken wordt gemist, wat er allemaal ontbreekt aan de godsdienst van de jongere generaties, maar ze hebben een complete blinde vlek voor wat er aan hun eigen godsdienst ontbreekt. Wíe er aan die godsdienst ontbreekt. Dat komt heel dicht in de buurt van het tempelplein dat Jezus eens schoonveegde met slechts een bosje touwtjes… Was dat die nederige, liefdevolle en dienende Jezus? Was dat ook een oordeel? Ja zeker! Maar dat beschouwen we in de kerk toch eigenlijk niet als een oordeel Gods, vrees ik. Als God de wereld wegvaagt met de zondvloed, dan zijn we onder de indruk, maar als Hij Zijn Zoon op het tempelplein in Jeruzalem de godsdienstigheid laat wegvegen dan doen we daar heel luchtig over. Ik zie eerlijke gezegd weinig verschil!
Als God de Vader in Zijn toorn over onze zonden ons moet wegvagen, dan stort Hij die wegvaging uit op Zijn Zoon! Christus kan vanwege Zijn volmaaktheid niet worden weggevaagd, maar blijft hangen… in onze plaats. Die Zoon, waarover Hij had geroepen in Hem ál Zijn welbehagen te hebben, weet je nog? Het liefste dat Hij had, overspoelde Hij met Zijn toorn. Kun je dát begrijpen? Snap je wat dáár gebeurt? Dat móet toch iets met je doen? Daarover moet je – als je nou zo oud bent geworden – toch ook iets willen vertellen? Soms vind ik de journalistiek van het Reformatorisch Dagblad een beetje geseculariseerd. Krantenkoppen vertellen ook een verhaal… maar wélk? Getuigenis van de vaste hoop in Christus of de doodsheid van de rechtse-godsdienst? Anders gezegd: gaat God ook in Zijn verbond met jou een nieuw begin maken? Ben jij erbij, als Hij Zijn Koninkrijk zichtbaar gaat maken? Of sta je er buiten? Vervult die dag je met angst of met verlangen?
Tot slot: wat moet dat met Noach hebben gedaan, toen God vertelde over het oordeel over de wereld en het verbond dat Hij met hem wilde sluiten? Noach woonde toch ook ergens? Zijn schoondochters hadden toch ook familie, die Noach kende? De schoonouders van zijn zoons waren hem toch niet onbekend? Had hij niet zelf een vrouw voor zijn zoons gezocht? Was hij niet secuur in zijn connecties? En hoe zat het met zijn vrouw? Hoe was hun band? Noach moet toch hebben vastgesteld dat God verschil maakte waar geen werkelijk verschil te ontdekken was? Noach was toch niet beter dan de anderen? En toch maakte God een nieuw begin; en niet onaangekondigd, want Noach zou 120 jaar (of wat korter) tijd hebben om mensen op te roepen tot bekering!
Nee Noach was geen haar beter. Zijn latere dronkenschap komt toch niet helemaal uit de lucht vallen? En dat gedrag van Cham? Was dat iets dat Noach bij zichzelf herkende? En Kanaän dan, zijn kleinzoon: waarom treft juist hém later dat oordeel zo hard: "Vervloekt zij Kanaän; een knecht der knechten zij hij zijn broederen!"?
Apart dat juist het land Kanaän het Beloofde Land zou worden; of moeten we dat ook uitleggen als onderdeel van dat oordeel: dat Kanaäns naam wordt vervangen door Israël? Mozes zingt er al over, nog voor ze het Beloofde Land zijn binnengegaan; ze staan nog maar net aan de andere kant van de Rode Zee! "Gij leiddet door Uw weldadigheid dit
volk, dat Gij verlost hebt; Gij voert hen zachtkens door Uw sterkte tot
de liefelijke woning Uwer heiligheid. De volken hebben het gehoord, zij zullen sidderen; weedom heeft de ingezetenen van Palestina bevangen."
Weet wat je doet, als je Palestina in onze dagen weer wilt oprichten en daarmee Gods verbondsvolk wilt wegdrukken… Je weet wat er met de herbouw van Jericho gebeurde. Let erop dat er naar Gods verbond en belofte nog een bijzondere tijd voor Zijn volk Israël wacht. En daar kijken we – als het goed is – halsreikend en reikhalzend naar uit!
Geen opmerkingen:
Een reactie posten