"Gij zult een venster aan de ark maken,
en zult haar volmaken tot een elle van boven; en de deur der ark zult
gij in haar zijde zetten; gij zult ze met onderste, tweede en derde
verdiepingen maken."
Genesis 6 : 16
Na
een uiteenzetting over de maten van de ark (en hoe slim was die
meetverdeling voor de stabiliteit van de ark!) volgt een beschrijving
van de deur en het venster in de ark. Wat is dat toch met die deur en
dat raam? Heeft dat ons misschien iets te zeggen?
Laat ik beginnen met vast te stellen dat er over dat venster al heel wat lezingen in omloop zijn. Het beeld dat ik er inmiddels, na wat leeswerk, van heb is dat de wanden van de ark vlak onder het overkappende dak open waren. Regenwater kon er niet instromen en over de volle lengte waren openingen van 1 el hoog. Zeg maar een fantastisch ventilatiesysteem voor de afvoer van de stank van de dieren en de invoer van verse lucht.
Maar er is meer. En dat zit wat opgesloten in het woord 'venster', dat vrij uniek is. Om het een beetje te volgen geef ik je een aantal leestips mee, waar je meer kunt lezen. Het hebreeuwse woord voor venster is hier 'tsohar' of 'zohar' (leestip1). Vreemd genoeg betekent dat woord eigenlijk altijd in de Bijbel 'middag' (soms zelfs 'dak'!) Dat venster had dus als primaire functie het licht door te laten in de ark. Maar één venster in een ark die bijna zo groot was als de Titanic – en met drie verdiepingen – zou toch niet voldoende licht naar binnen brengen voor alle inwonenden. Wellicht zou het op de bovenste etage (het zat immers 1 el onder het dak, dus op de derde etage) schemerlicht brengen, maar op de tweede en eerste etage zou het gewoon pikkedonker zijn. De stank van de uitwerpselen, het voer en de dierhuiden zou binnen een week ondraaglijk zijn. Daarom moet er middenin de ark, van boven naar beneden ook een opening zijn geweest, zodat alle etages iets van dat licht konden opvangen (leestip2).
Het licht is van essentieel belang, omdat de catastrofe die zich in de zondvloed ging voltrekken, angstaanjagend zou worden ervaren. Zeker, de HEERE was in de storm en de waterstromen nabij voor Noach en de zijnen, maar toch… Een artikel wees erop dat er na de zondvloed in zekere zin van een herschepping sprake was… het enige dat niet herschapen hoefde te worden was het licht (leestip3). God zorgt zelfs in de catastrofe voor orde in de chaos, door het licht door te laten komen in het hart van de ark. Zelfs de Kanttekeningen geven ruimte voor meer ramen en zij zien ook het bijzondere in het woord voor venster: “klaar licht, hetwelk door een of meer vensters bekwamelijk in de ark verspreid werd.”
Dieren zullen de heftigheid hebben gevoeld en zullen instinctief gereageerd hebben maar laten we vooral ook rekening houden met Gods hand in dit alles. Hij bracht de dieren op onnatuurlijke wijze op volgorde van gevaarlijkheid in de ark; daar hoefde Noach niets aan de doen. En zoals een engel de muilen van de leeuwen bij Daniël stopte, zo kan de Heere ook de dieren in de ark hebben rustig gehouden terwijl buiten alle mensen zich krijsend aan de natte ark hebben willen vastklampen, hun nagels in het hout, maar uiteindelijk glibberde ze weg in de kolkende massa, dieper en dodelijker dan Petrus bij Jezus… Zeker! Slechts ín die ark was ontkoming. De dieren hebben ook hun soortgenoten horen loeien en brullen, denk je niet? Daar zouden ze instinctief op hebben gereageerd, in normale omstandigheden. Maar nu vermoed ik een bijzondere kalmte in de ark. Onverklaarbaar en voor de rationele mens ongeloofwaardig, als je niet met God rekent. Houd jij het voor mogelijk dat het rustig was in de ark?
Die deur bleef in het hele verhaal dicht, nadat alles binnen was. Een forse deur, die drie verdiepingen besloeg. Ik snap Playmobil wel dat ze een soort takel aan de ark hebben bedacht… ik houd het zelfs niet voor onmogelijk. De mens was al tot veel in staat; had veel ontdekt en uitgevonden. Waarom het takelen niet?
Tot slot… “Ja waarlijk, God is Isrel goed, Voor hen, die rein zijn van gemoed; Hoe donker ooit Gods weg moog' wezen, Hij ziet in gunst op die Hem vrezen.” (psalm 73:1 ber.) Het kan er donker aan toegaan in ons gemoed en voor ons gevoel. De dichter van een andere psalm spreekt over een dal van moerbeibomen (die zon zal daar niet al te best prikken; het is er juist stikdonker en kil) of zelfs een dal van de doodschaduw. Toch zingen zij ons voor dat God erbij is, als we van Hem zijn en in Christus geborgen zijn. Ervaren we de huidige crisis als donker, benauwend? Denk aan deze geschiedenis van de ark en het venster. In dit leven van de genadetijd is de deur van de ark nog open, maar juist het feit dat God hem straks zal sluiten, definitief, maakt dat er haast is. Als die deur wordt gesloten – denk aan de gelijkenis van de wijze en dwaze maagden, is het voorgoed te laat.
Maar in de verdrukking geeft God vensters… vensters naar de hemel. Maar ’t blij vooruitzicht dat mij streelt, mij geruststelt en moed geeft… Ik zal, ontwaakt, Uw lof ontvouwen, U in gerechtigheid aanschouwen, Verzadigd met Uw Godd'lijk beeld. Wat een vooruitzicht! Ken je dat? Dan is die ark misschien wat benauwd en krap, maar straks zullen we niet in hokjes wonen, maar de hemelse ruimte hebben, rondom te toorn. Ruimte en tijd vervallen, maar de aanbidding en liefde tot God blijft. Geloof en hoop vervliegen en stollen in aanschouwen, als brandstof voor de lof die eeuwig duurt!
Geen opmerkingen:
Een reactie posten