donderdag 16 april 2020

Veilig wonen in een doos

Maak u een ark van goferhout; met kameren zult gij deze ark maken;
en gij zult die bepekken van binnen en van buiten met pek.
Genesis 6 : 14


In heel veel films speelt de strijd tussen goed en kwaad een grote rol. Het kwaad heeft eerst de overhand en wil het goede totaal vernietigen; daar lijkt geen ontkomen aan. Het goede wordt meestal gevisualiseerd door een persoon die zwak lijkt, maar precies de juiste dingen doet en het kwaad weet uit te schakelen. De personificatie van het goede weet precies de juiste zwakke plek bij het kwaad te ontdekken, of heeft een manier bedacht (soms via een sullige houding die lekker bij de kijker ligt) om het kwaad te passeren en in de rug aan te vallen om het uit te schakelen. Het einde van het kwaad moet dan altijd totaal en definitief zijn of… het moet een cliffhanger zijn. De escape in het plan van het kwaad is vaak onverwacht: die had je niet aan zien komen. En terecht zou je kunnen stellen: dat is pure fantasie en onrealistisch.

Je loopt het gevaar de geschiedenis van de ark ook als zo'n totalitair verhaal te beschouwen. De wereld is boos en die boosheid lijkt alomvattend te worden. Uit het niets pikt God er zomaar één man uit: Noach. Hij gaat Noach gebruiken om de totale vernietiging van het kwaad te realiseren. Voor je het weet is ook Noach een sulletje in je beleving. We zien hem eigenlijk nergens eigenhandig optreden. Hij voert alleen uit wat God hem opdraagt. Ik snap dat enige jaren geleden dit verhaal is verfilmd, met de nodige fantasy-elementen erin tot een groots spektakel is gemaakt. Gek genoeg werd mijn zoon, die de kerk de rug heeft toegekeerd, kwaad over de te veelvuldige fantasy in het verhaal, waardoor je een heel ander verhaal zag dan zoals het in de Bijbel staat. "Dan gaan mensen die de Bijbel niet kennen, denken dat het echt zo is." Hij had een punt. Maar meer nog waren we verrast over zijn boosheid over deze vervorming van het echte verhaal.
Waar ik in de dagtekst door werd getriggerd – en daarom eerst dat verhaal over goed en kwaad – is dat kleine woordje 'u' en het 'gij' dat tweemaal tot Noach wordt gesproken. Noach moet een ark gaan bouwen; híj moet die ark van binnen indelen in kamers of woningen en híj moet de buitenkant van deze drijvende levenskluis bepekken, dus waterdicht maken.
Kijk, als het volk in de woestijn na hun gezeur en gemopper wordt gebeten door giftige slangen, dan moet Mozes een slang maken, ten behoeve van het volk; de redding is de escape ín het oordeel. Als God in woede uitbarst tegen het volk en er doden vallen, moet Aäron met het wierookvat tussen God en het volk gaan staan, ten behoeve van het volk. En zelfs als David gezondigd heeft met zijn volkstelling, moet hij een offer brengen om die verderfengel te stoppen, ten behoeve van het volk. En zo zijn er nog veel meer voordelen.
Nu gaat er een groots oordeel plaatsvinden en moet Noach iets gaan doen, om zelf uit dat oordeel verlost te worden. Dat staat eigenlijk heel dichtbij het bloed dat het volk Israël aan de deurposten moest smeren, in die laatste dodelijke nacht in Egypte. Dat bloed was een veilige schuilplaats tegen het oordeel. Daar zit dus een verschil met de geschiedenis van Noach en de ark.

Over die ark is al veel nagedacht. Er bestaat een mystieke aantrekkingskracht op dit voorwerp van behoud. Er zijn zelfs zoektochten gedaan op een berg die als Ararath zou kunnen worden aangemerkt; maar er werd eigenlijk niets speciaals gevonden. Het is apart dat het mandje (eigenlijk ook 'kistje' of 'doosje') waarin de kleine Mozes in de Nijl werd gezet ook diezelfde naam 'tebah' draagt. Verder komt dit woord nergens in de Bijbel voor. Wel het woord 'aron' dat gebruikt wordt bij de 'ark des verbonds' of 'ark der getuigenis'. Ook daar gaat het om een kist waarin spullen worden verzameld. In dat geval de wet, de staf en de kruik manna. In het geval van Mozes, de baby die was voorbestemd als leider voor de Exodus. En in het geval van Noach een kist of doos waarin de rassen van de aarde werden veiliggesteld.
Ark is eigenlijk afkomstig van het latijnse woord; in werkelijkheid staat er 'kist' of 'doos'. Het voert wat te ver om daar 'doodskist' in te lezen, wat verschillende uitleggers wel doen. Het is eerder een kist van behoud. De ark in de synagogen, waarin tot op de huidige dag de thora-rollen worden bewaard, heeft de link met die ark in de tabernakel. In zeere zin kun je de functie 'behoud' wel aan de ark toekennen, maar dat heeft risico's. In Noachs en Mozes' geval snap je dat heel goed. Maar in het geval van de thora wordt dat iets gevaarlijks: de wet is dan jouw behoud? Nee! De wet maakt niet levend, maar doodt.
De link vanuit de ark naar Christus maken is daarentegen des te passender. In heel deze wereld is God bezig om Zijn kinderen te verzamelen in deze 'tebah' Christus. Zijn dood is ons leven; hoe intens en bijzonder hebben we dat dit jaar – zonder samen te kunnen komen in de kerk – beleden en gevierd! Als Gods oordelen losbarsten, bij Zijn komst ten gerichte, is Christus onze ark om de grote exodus, escape, in het oordeel te zijn. Een ark, met maar één venster: naar de hemel. Niet vreemd, omdat ons leven hier op aarde hoe langer hoe meer ook maar één venster kende: de hemel, waar Christus is.

Noach moest die ark op Gods bevel bouwen. Het is trouwens niet iets vreemds, dat Noach moest doen. God hoeft er ook niets specifiek bij uit te leggen, dan alleen de maten; die zijn buitengewoon; een kist of doos maken was een normaal gebeuren.
Je zou verkeerd kunnen interpreteren dat de mens dan ook zijn eigen behoud moet bouwen. Er zit dus een verschil tussen het Oude en Nieuwe Testament. In het Oude moest de mens met de wet op God gericht leven en zijn levensweg in veiligheid brengen door goede werken, vastgelegd in de wet. Maar in het Nieuwe Testament is het hele werk reeds gedaan. Het is alleen de vraag: wil je leven van genade? Of ga je het zelf fixen? Dat laatste is een doodlopende weg gebleken in het Oude Testament. Er moest iets anders gebeuren: God moest Zelf mens worden! Waarachtig mens tot in de dood toe!
Er zit nog één bijzondere lijn in de tekst. De ark moet worden opgedeeld in 'kamers', eigenlijk 'nesten' of woningen. Legt de Heere Jezus soms een link met deze ark als Hij zegt dat Hij naar het Huis van Zijn Vader gaat om er voor ons plaats (woning) te bereiden? In dat Huis zijn 'vele woningen'. Het woord dat in Johannes 14:2 daar wordt gebruikt is ook de metafoor voor de inwoning van de Heilige Geest in ons hart! Je zou het als een voorportaal van de hemel kunnen zien. Hij woont reeds in mij, totdat ik mag ingaan in Gods woningen, om eeuwig in Hem te wonen. De muis kreeg zijn plaats in de ark, evenal de giraffe. De kamers waren op maat gemaakt. En momenteel is Jezus nog druk bezig – ik zeg het aards en menselijk, maar Hij suggereert het wel – om de kamers pasklaar te maken voor ál Zijn kinderen. De dieren die uiteindelijk in de ark werden gebracht hebben die kamers echt niet staan bewonderen. Ze hebben hoogstwaarschijnlijk enkel instinctief aangevoeld dat er iets dreigde; maar het echte hoe en wat hebben ze niet begrepen. Toen ze hun eten van Sem of Jafeth kregen waren ze eigenlijk de omstandigheden alweer vergeten: ze vraten hun voer op, simpel omdat ze honger hadden.
Hoe anders is dat met de gezaligden die ten hemel in zullen gaan: ze zullen eeuwig bewust en opgetogen bewondering hebben voor het kunstwerk dat Christus heeft gemaakt door Zijn dood tot heerlijkheid. En geloof me, die opgetogenheid is er niet pas dán; die breekt nu reeds door! Daar is vandaag al iets van te merken. 
Het gaat maar niet over een doosje paperclips! Het gaat over de eeuwige gelukzalige aanwezigheid van de Heere Zelf! Die heerlijkheid is er eentje van de allerbovenste 'plank'. De ark van Noach was ongeveer 135 meter lang bij 22 meter breed bij 13 meter hoog. Als je daar naast staat, val je wel wat in het niet. Maar de hemel is immens groter en zelfs die hemel kan God nog niet bevatten, begrenzen. Hoe groots wil je het hebben? Hoe heerlijk, heilig en hooggestemd zal dát zijn, bij Hem te wonen!

Geen opmerkingen:

Een reactie posten