"Opdat het woord van Jesaja, den profeet, vervuld werd, dat hij gesproken heeft: Heere, wie heeft onze prediking geloofd, en wien is de arm des Heeren geopenbaard?"
Johannes 12:38
In het Bijbelgedeelte gaan we richting Goede Vrijdag en Pasen, maar het citaat uit Jesaja 53 is te vinden voorafgaand aan een tekst waarin adventszaken worden genoemd: "Hij is als een rijsje…" De rest van Jesaja 53 is natuurlijk boordevol zaken over het lijden van Christus. Johannes citeert tamelijk precies, maar hij voegt er "Heere" aan toe. Uiteraard richt Jesaja zich ook op de Heere, maar waarom voegt Johannes Gods naam er aan toe? Ook in Romeinen 10:16 wordt het zo geciteerd. In de kanttekeningen van Jesaja 53:1 lezen we: "Het is zoiets als zegt Jesaja: het zijn er maar weinigen, bijna niemand! In de teksten Johannes 12:38 en Romeinen 10:16 wordt het woord 'O Heere' aan het begint toegevoegd, om te tonen dat het een klacht tot God is." Om moedeloos van te worden.
Wat is het nut nog van preken, als ze het toch allemaal niet geloven? En aan wie is de arm des Heeren geopenbaard? Daar hebben we die tekenen uit het voorgaande vers van Johannes 12 weer. Ze hebben Gods tekenen gezien, maar het allemaal vruchteloos, doelloos en dus nutteloos…
En om het allemaal nog zwarter in te kleuren: het feit dat in het Nieuwe Testament deze tekst op twee plaatsen wordt geciteerd, is niet toevallig! Christus heeft het Jesaja-debacle ervaren en ook Zijn discipelen worden met ditzelfde probleem geconfronteerd. Het is ploegen op rotsen, zaaien op tussen de doornen, ja… (als je niet oppast verval je zelfs in sarcasme): paarlen voor de zwijnen.
Maar dát zegt Jesaja niet. Hij roept dit niet richting God, om daarmee – net als Elia – zijn handdoek in de ring te gooien en te zeggen: neem mij maar weg. Het is een kenschets van de onmogelijkheid, ja van de dwaasheid van de prediking. Maar in dát contrast blijft rechtovereind staan dat juist door diezelfde dwaasheid van de prediking het middel tot redding wordt verkondigd.
Zeg eens… heeft de preek effect in jouw hart? Bereikt de dominee, de ouderling, de JV- of clubleider iets met de preken en bijbelstudies in jouw leven? En… is daar ook iets van zichtbaar in je houding in de kerk? Of is jouw houding, zoals je erbij zit in de kerk: "kijk maar: het heeft allemaal geen zin, niemand gelooft het"? Vind je dat je zit-houding niet uitmaakt in de kerk? En dat het om het even is, hoe je ogen staan (of dichtzitten)? Misschien moet je eens meekijken, vanaf de preekstoel naar de gemeente en ervaren hoe aardig het is om tegen knikkebollende mensen aan te kijken en toch gewoon door te preken. En het zijn niet de meest remonstrantse en vrijzinnige types die zo knikkebolen, helaas!
Erger is het – en daar doelt Jesaja op – als mensen midden in het gezicht van de prediker zeggen dat het allemaal niet waar is. Dat het niet zo is, zoals God het zegt in Zijn woord. Ja, dat God misschien wel helemaal niet bestaat. Als het publiek een houding aanneemt van ongeloof. Er waren discipelen die op Jezus' bevel het stof van hun schoenen mochten afkloppen. En ik denk dat dat inderdaad een wijs advies van de Heiland was, dat ons voor veel frustratie behoedt. Immers, Johannes citeert hier Jesaja, als een soort slotsom op Jezus' bediening hier op aarde. Johannes had nog eens goed gekeken, maar er was niemand die God zocht, ook niet tot één toe! Hij lag onder zijn Jeneverbesstruik en hij concludeerde: Ik alleen ben overgebleven…
Johannes liegt hier niet, maar ik vermoed dat hij daar op Padmos, terugkijkend op het leven van Jezus en Diens bediening toch wel eens sombere gevoelens heeft gekoesterd over de voortgang van Gods koninkrijk. En misschien ook in zo'n sombere bui dit gedeelte heeft verteld. Zou het misschien zo zijn dat juist op zo'n moment Christus hem daar op Padmos bezocht om hem te bemoedigen? "…toen ik Hem zag, viel ik als dood aan Zijn voeten; en Hij leide Zijn rechterhand op mij, zeggende tot mij: Vrees niet; Ik ben de Eerste en de Laatste; En Die leef, en Ik ben dood geweest; en zie Ik ben levend in alle eeuwigheid. Amen. En Ik heb de sleutels der hel en des doods."
Johannes is er eerlijk in dat hij pas later de dingen goed doorzag; op het moment dat ze gebeurde, begreep hij de verbanden niet altijd zo. Echter, als hij op Padmos zijn Evangelie schrijft, lijkt hij toch wat somber, zo hier en daar (of ik moet mij vergissen). Jesaja kwam in het 53e hoofdstuk nog tot de positiefe slotsom: "…als Zijn ziel Zich tot een schuldoffer gesteld zal hebben, zo zal Hij zaad zien, Hij zal de dagen verlengen; en het welbehagen des HEEREN zal door Zijn hand gelukkiglijk voortgaan." We moeten vooral maar niet klein denken van de HEERE. En ook al is er niet altijd vrucht te zien, het zál een schare worden die niemand kan tellen. Sterker nog: het worden er elke dag meer; er komen er alleen maar bij en er vallen er nooit af!
Wat is het nut nog van preken, als ze het toch allemaal niet geloven? En aan wie is de arm des Heeren geopenbaard? Daar hebben we die tekenen uit het voorgaande vers van Johannes 12 weer. Ze hebben Gods tekenen gezien, maar het allemaal vruchteloos, doelloos en dus nutteloos…
En om het allemaal nog zwarter in te kleuren: het feit dat in het Nieuwe Testament deze tekst op twee plaatsen wordt geciteerd, is niet toevallig! Christus heeft het Jesaja-debacle ervaren en ook Zijn discipelen worden met ditzelfde probleem geconfronteerd. Het is ploegen op rotsen, zaaien op tussen de doornen, ja… (als je niet oppast verval je zelfs in sarcasme): paarlen voor de zwijnen.
Maar dát zegt Jesaja niet. Hij roept dit niet richting God, om daarmee – net als Elia – zijn handdoek in de ring te gooien en te zeggen: neem mij maar weg. Het is een kenschets van de onmogelijkheid, ja van de dwaasheid van de prediking. Maar in dát contrast blijft rechtovereind staan dat juist door diezelfde dwaasheid van de prediking het middel tot redding wordt verkondigd.
Zeg eens… heeft de preek effect in jouw hart? Bereikt de dominee, de ouderling, de JV- of clubleider iets met de preken en bijbelstudies in jouw leven? En… is daar ook iets van zichtbaar in je houding in de kerk? Of is jouw houding, zoals je erbij zit in de kerk: "kijk maar: het heeft allemaal geen zin, niemand gelooft het"? Vind je dat je zit-houding niet uitmaakt in de kerk? En dat het om het even is, hoe je ogen staan (of dichtzitten)? Misschien moet je eens meekijken, vanaf de preekstoel naar de gemeente en ervaren hoe aardig het is om tegen knikkebollende mensen aan te kijken en toch gewoon door te preken. En het zijn niet de meest remonstrantse en vrijzinnige types die zo knikkebolen, helaas!
Erger is het – en daar doelt Jesaja op – als mensen midden in het gezicht van de prediker zeggen dat het allemaal niet waar is. Dat het niet zo is, zoals God het zegt in Zijn woord. Ja, dat God misschien wel helemaal niet bestaat. Als het publiek een houding aanneemt van ongeloof. Er waren discipelen die op Jezus' bevel het stof van hun schoenen mochten afkloppen. En ik denk dat dat inderdaad een wijs advies van de Heiland was, dat ons voor veel frustratie behoedt. Immers, Johannes citeert hier Jesaja, als een soort slotsom op Jezus' bediening hier op aarde. Johannes had nog eens goed gekeken, maar er was niemand die God zocht, ook niet tot één toe! Hij lag onder zijn Jeneverbesstruik en hij concludeerde: Ik alleen ben overgebleven…
Johannes liegt hier niet, maar ik vermoed dat hij daar op Padmos, terugkijkend op het leven van Jezus en Diens bediening toch wel eens sombere gevoelens heeft gekoesterd over de voortgang van Gods koninkrijk. En misschien ook in zo'n sombere bui dit gedeelte heeft verteld. Zou het misschien zo zijn dat juist op zo'n moment Christus hem daar op Padmos bezocht om hem te bemoedigen? "…toen ik Hem zag, viel ik als dood aan Zijn voeten; en Hij leide Zijn rechterhand op mij, zeggende tot mij: Vrees niet; Ik ben de Eerste en de Laatste; En Die leef, en Ik ben dood geweest; en zie Ik ben levend in alle eeuwigheid. Amen. En Ik heb de sleutels der hel en des doods."
Johannes is er eerlijk in dat hij pas later de dingen goed doorzag; op het moment dat ze gebeurde, begreep hij de verbanden niet altijd zo. Echter, als hij op Padmos zijn Evangelie schrijft, lijkt hij toch wat somber, zo hier en daar (of ik moet mij vergissen). Jesaja kwam in het 53e hoofdstuk nog tot de positiefe slotsom: "…als Zijn ziel Zich tot een schuldoffer gesteld zal hebben, zo zal Hij zaad zien, Hij zal de dagen verlengen; en het welbehagen des HEEREN zal door Zijn hand gelukkiglijk voortgaan." We moeten vooral maar niet klein denken van de HEERE. En ook al is er niet altijd vrucht te zien, het zál een schare worden die niemand kan tellen. Sterker nog: het worden er elke dag meer; er komen er alleen maar bij en er vallen er nooit af!
Geen opmerkingen:
Een reactie posten