Gisteren stonden we op de MannenBijbelstudieVereniging 'Bartholomeüs' Schoonhoven stil bij Numéri 3 en 4. Mega veel informatie. Als intermezzi in een totaaloverzicht van deze twee hoofdstukken mocht ik drie elementen eruit halen en ze uitwerken naar een vraag om te overdenken met elkaar… Ik geef ze graag aan je door om ook eens over na te denken.
INTERMEZZO 1
En dit zijn de namen der zonen van Aäron: de eerstgeborene, Nadab, daarna Abihu, Eleazar, en Ithamar. Dit zijn de namen der zonen van Aäron, der priesteren, die gezalfd waren, welker hand men gevuld had, om het priesterambt te bedienen. Maar Nadab en Abihu stierven voor het aangezicht des HEEREN, als zij vreemd vuur voor het aangezicht des HEEREN in de woestijn van Sinaï brachten, en hadden geen kinderen, doch Eleazar en Ithamar bedienden het priesterambt voor het aangezicht van hun vader Aäron.
Numeri 3 : 2-4
Je zult een kind moeten verliezen. Ik ben opgegroeid in die werkelijkheid. Onpeilbaar is het verdriet van ouders, als hun kinderen hen voorgaan. Zeker als ze nog jong zijn. Zij die het meemaakten, begrijpen hen die het ook overkomt. Anderen kunnen er slechts naar gissen.
Wie zal het verdriet peilen van Aäron? Als je zonen door de dodelijke toorn van God worden getroffen en ter aarde neerstorten? De pijn en het verdriet worden gemengd met de bittere gal van schaamte, vanwege hun zonden. Had hij ze zo slecht voorgeleefd? Erfzonde? Dat is beslist geen dooddoener…
Aäron snelde toe om huilend neer te zijgen bij de ontzielde lichamen van zijn vlees en bloed…? Nee!
Leviticus 10 vertelt ons “En de zonen van Aaron, Nadab en Abihu, namen een ieder zijn wierookvat, en deden vuur daarin, en legden reukwerk daarop, en brachten vreemd vuur voor het aangezicht des HEEREN, hetwelk hij hen niet geboden had. Toen ging een vuur uit van het aangezicht des HEEREN, en verteerde hen; en zij stierven voor het aangezicht des HEEREN. En Mozes zeide tot Aaron: Dat is het, wat de HEERE gesproken heeft, zeggende: In degenen, die tot Mij naderen, zal Ik geheiligd worden, en voor het aangezicht van al het volk zal Ik verheerlijkt worden. Doch Aaron zweeg stil. En Mozes riep Misael en Elzafan, de zonen van Uzziel, de oom van Aaron, en zeide tot hen: Treedt toe, draagt uw broederen weg, van voor het heiligdom tot buiten het leger. Toen traden zij toe, en droegen hen, in hun rokken, tot buiten het leger, gelijk als Mozes gesproken had. En Mozes zeide tot Aaron, en tot Eleazar, en tot Ithamar, zijn zonen: Gij zult uw hoofden niet ontbloten, noch uw klederen verscheuren, opdat gij niet sterft, en grote toorn over de ganse vergadering kome; maar uw broederen, het ganse huis van Israel, zullen dezen brand, dien de HEERE aan gestoken heeft, bewenen. Gij zult ook uit de deur van de tent der samenkomst niet uitgaan, opdat gij niet sterft; want de zalfolie des HEEREN is op u. En zij deden naar het woord van Mozes.”
De buitenstaanders, de familie, mogen rouwen. Maar de twee broers en de vader NIET. Aäron zweeg… Aäron hield zijn sierlijke priestergewaad aan. Hij hield zijn tranen binnen en onderdrukte zijn emoties, op straffe van diezelfde toorn van God. Waarom? Zullen we het ooit weten? Roept het ons op tot innige overdenking van Gods heiligheid? Bevatten we wel dat God heilig is? Wát is heilig? Wíe is God? En wie ben ik? Walsen we niet te gemakkelijk over dít aspect heen? Eens zullen we ervaren en ondervinden wát het is: Gods heiligheid. Maar het is beter je er reeds in dit leven bewust van te zijn… en ernaar te leven.
Hij is geen goedlachse Goed-heiligman. Wat dacht je?! Hij is God en niemand meer…
VRAAG 1
Wat vind jij van Gods heiligheid? Bangmakerij? Angstaanjagende realiteit? Nooit over nagedacht? Is Gods heiligheid een maatlat om langs jouw leven te leggen? Of… niet aan de orde?
––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––
INTERMEZZO 2
13 Want alle eerstgeborene is Mijn; van den dag, dat Ik alle eerstgeborenen in Egypteland sloeg, heb Ik Mij geheiligd alle eerstgeborenen in Israel, van de mensen tot de beesten; zij zullen Mijn zijn; Ik ben de HEERE!
41 En gij zult voor Mij de Levieten nemen (Ik ben de HEERE!), in plaats van alle eerstgeborenen onder de kinderen Israels, en de beesten der Levieten, in plaats van alle eerstgeborenen onder de beesten der kinderen Israels.
45 Neem de Levieten, in plaats van alle eerstgeboorte onder de kinderen Israels, en de beesten der Levieten, in plaats van hun beesten; want de Levieten zullen Mijn zijn; Ik ben de HEERE!
Numeri 3 : 13, 41, 45
Je zult maar eerstgeborene zijn. Omdat er in Egypte iets ergs is gebeurd, ben jij verantwoordelijk voor de dienst aan de HEERE. En ben je niet van Levi, dan word je gelost en kost jij je gezin dus extra geld.
Geld dat er misschien weleens helemaal niet is… Jij bent de stamhouder. Jij bent de duurste.
Het gebeuren in Egypte serieus nemend, had jij dus eigenlijk moeten sterven. Meer dan alle kinderen Israëls, ben jij van de HEERE. Immers, Hij zegt: “Alle eerstgeborene is van Mij!”
Ik leer dat ik dus niet van mijzelf ben. Nooit niet, maar zeker niet als eerstgeborene.
Dat God in mijn plaats een Leviet neemt, is eveneens een straf. Omdat Levi zo’n onstuimig karakter had en de mensen van Sichem dood sloeg. Vader Jacob vervloekte die daad. Maar die was toch heel begrijpelijk? Bloedwraak! Was Dina niet verkracht? Nota bene zijn bloedeigen zus? Dat kon toch niet ongestraft blijven?
In Genesis 49 ‘zegent’ – nu ja zegent – Jacob deze woeste zonen: “Simeon en Levi zijn gebroeders! hun handelingen zijn werktuigen van geweld! Mijn ziel kome niet in hun verborgen raad; mijn eer worde niet verenigd met hun vergadering! want in hun toorn hebben zij de mannen doodgeslagen, en in hun moedwil hebben zij de ossen weggerukt. Vervloekt zij hun toorn, want hij is heftig; en hun verbolgenheid, want zij is hard! ik zal hen verdelen onder Jakob, en zal hen verstrooien onder Israel.”
Dat laatste is wat Levi betreft vrij concreet in vervulling gegaan. In Numéri 3 spreekt God ogenschijnlijk genadig: “De Levieten zullen van Mij zijn”. Maar de Leviet mocht geen bezitting in Israël hebben; hij leefde van de dienst aan de HEERE. Daar was die bekende Leviet Joses – of Barnabas – uit Handelingen 4, wel een uitzondering op; of kwam hij tot inkeer en gaf hij daarom zijn bezit aan de apostelen?
Ik haast me te wijzen op de grote Eerstgeborene. Die Zijn leven aflegde, omdat Hij niet van Zichzelf was, maar voluit van Zijn Vader. Ik word stil, uiterst stil, als Hij spreekt: “Zie Ik kom om Uw wil te doen…” of, zoals Johannes het Hem hoorde zeggen: “Daarom heeft mij de Vader lief, overmits Ik Mijn leven afleg, opdat Ik hetzelve wederom neme. Niemand neemt hetzelve van Mij, maar Ik leg het van Mijzelven af; Ik heb macht hetzelve af te leggen, en heb macht hetzelve wederom te nemen. Dit gebod heb Ik van Mijn Vader ontvangen.” Voor Jezus was het een gebod, dat leven afleggen. Gebod… dat griekse woord ‘entole’ betekent: “Voorschrift, betreffende afkomst” of “Voorschrift van Mozes, betreffende het priesterschap”. De Levieten waren slechts als ‘hulpe tegenover’ aan de priesters gegeven. Maar deze Eerstegeborene is Priester, ja Hogepriester én Lam tegelijk. Hij… in onze plaats. Dat maakt je stil, niet?
VRAAG 2
Wat betekenden de Levieten voor elke eerstgeborene? Wat betekent de grote Eerstgeborene, Jezus Christus voor jou? Overdenk dat woord ‘plaatsvervangend’ eens… welke gedachten komen bij je op?
––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––
INTERMEZZO 3
2 Neemt op de som der zonen van Kahath, uit het midden der zonen van Levi, naar hun geslachten, naar het huis hunner vaderen.
4 Dit zal de dienst zijn der zonen van Kahath, in de tent der samenkomst, te weten de heiligheid der heiligheden.5 In het optrekken des legers, zo zullen Aaron en zijn zonen komen, en den voorhang des deksels afnemen, en zullen daarmede de ark der getuigenis bedekken.
15 Als nu Aaron en zijn zonen, het dekken van het heiligdom, en van alle gereedschap des heiligdoms, in het optrekken des legers, zullen voleind hebben, zo zullen daarna de zonen van Kahath komen om te dragen; maar zij zullen dat heilige niet aanroeren, dat zij niet sterven. Dit is de last der zonen van Kahath, in de tent der samenkomst.
Numeri 4 : 2, 4, 5, 15
U weet dat ik van stamboomonderzoek houd. Met smaak spel ik de namen in geslachtsregisters en probeer er structuren in te ontdekken. Ik zie de dochter van Levi, Jochebeth, trouwen met de zoon van haar broer Kahath: Amram. Ja, Mozes, Mirjam en Aäron waren Kahathieten. Toch verhief God deze twee, Mozes en Aäron boven hun broeder-clan.
Als ik de naam van Kahath hoor, moet ik altijd weer aan Samuël denken. Want via Amrams broer Jizhar en diens zoon Korach (ja, die van Korach, Dathan en Abiram), loopt de lijn een generatie of zeven door naar Elkana, de man van Hannah en Peninnah. Hannah was onvruchtbaar en daarom nam hij Penninnah, opdat hij kinderen gewon. Maar… Hannah bleef zijn eerste! Daarom komen we in 1 Kronieken 6 Samuël tegen als zijn zoon en opvolger.
En onwillekeurig dacht ik: waarom werd die kleine Samuël daar in Silo in de tabernakel achtergelaten? De tabernakel was inmiddels een half-houten tempelgebouwtje; vandaar dat meestal werd gesproken over de tempel. Eli was hogepriester, maar had goddeloze zonen. Moest dat kleine ventje daar nu opgroeien? Maar Samuël was een Kahathiet. Hij was krachtens zijn afkomst betrokken op het heiligdom. Zijn vader, als doorgewinterd Kahathiet, had hem vast verteld wat zijn taak was in in Gods tempeldienst.
Sjaak Maasland vertelde me eens dat Joden uit dit priestergeslacht afkomstig, tot op de huidige dag precies weten wat hen te doen staat, als ooit die nieuwe, derde, tempel er komt. Het zijn de mensen met de naam Kahn, Cohen of – zoals mijn overgrootmoeder – DuHen. Als dat in onze tijd nog zo is, dan toch zeker in de tijd van Samuël. Maar… de tabernakel rustte toch? Hij hoefde toch niet meer opgebroken te worden? En al dat gereedschap hoefden toch niet opnieuw in hemelsblauw en dassenvellen te worden gewikkeld? Als je de Bijbel goed leest, merk je dat de tabernakel toch nog een paar maal is verhuisd. Ooit was hij in Rama. In Samuëls jonge jaren in Silo. In Davids jonge jaren in Nob. Uiteindelijk… ten lange leste, vind hij zijn rust in Jeruzalem.
De dienst aan de Heere is een zeer gestructureerde, ordelijke en zelfs deftige dienst. Zeg eens… stuit dat je tegen de borst of vind je dat eigenlijk wel heel gepast bij God Zelf? Van Wie is elke kerkdienst? Van Wie zijn de ambten? Van Wie is de bediening der verzoening? Van Wie de sacramenten? Van Wie de dienst aller gelovigen? Zou daar orde en structuur niet heel erg goed bij passen?
VRAAG 3
Numéri 3 en 4 bevatten wel heel veel informatie. Toch is met name de dienst der Kahathieten heel illustratief voor de gestructureerdheid van Gods dienst. Vind je dat we dat in onze dagen ook nodig hebben of vind je dat achterhaald? En zou dat in je persoonlijk, dagelijks leven ook zo moeten zijn?
Geen opmerkingen:
Een reactie posten