Laten we, om zonder voor voorstudie een eerste indruk te krijgen van wat hier staat, eens een aantal vertalingen onder elkaar zetten:
• Immers, U alleen bent heilig. (HSV)
• Immers, Gij alleen zijt heilig. (NBG)
• Want alleen U bent heilig! (BasisBijbel)
• Want alleen u bent heilig! (NBV)
• For [thou] only [art] holy. (KingJames)
Wat je ziet is dat eigenlijk alle her- en vertalingen het woordje ‘alleen’ naar voren halen en aan ‘U’ koppelen. Klopt dat?
Want
Laten we de stukjes eens los bekijken en dan de samenhang zoeken. Als ik op de site biblehub.com naar de griekse tekst zoek vind ik eigenlijk drie woorden: őτι μόνος őσιος (spreek je uit als “hoti monos hosios”), wat betekent: Want [U] alleen [bent] heilig. Waar dat woordje ‘alleen’ nu bij hoort wordt bemoeilijkt, doordat het ‘U’ en het ‘bent’ er eigenlijk niet staat.Ik kom daar bij het laatste punt nog op terug.
Eerst het woordje ‘want’. De woorden van dit tekstdeel zijn een reden voor iets dat eraan vooraf ging. We sloten het vorige hoofdstuk af met haast vanzelfsprekende woorden: “Uw Naam verheerlijken… wie wil dat nou niet?” En dan volgen de woorden van nu: “Want…”
Dus de woorden die we nu overdenken, zijn de extra stimulans in de rug bij het verheerlijken van Gods Naam. Als het ware hoor je de zangers aan de glazen zee zingen: “Iedereen zou U toch moeten eren en Uw naam lofprijzen, nietwaar? Want ja, dat is algemeen bekend: alleen U bent heilig! Dus wie zou je anders vereren en lofprijzen?”
Gij zijt
Zo redenerend gaat het accent van de woorden die we nu overdenken liggen op ‘U’. En dat lijkt me een heel juist en terecht accent. God… wie anders? Alleen… juist die woorden ‘Gij’ en ‘zijt’ (of ‘bent’) staan niet in de grondtekst.Goed beschouwd kun je dat ‘want’ dus niet linken aan ‘U’ of ‘bent’. Hoewel God Zelf dé reden is voor alle lofprijzing en aanbidding, is het in dit verband dus vooral Zijn heiligheid die alle reden tot praise en worship opeist.
Een prachtig voorbeeld daarvan zing je in Psalm 97 : 7, waar aan het einde staat:
Gods vriend’lijk aangezicht,
Heeft vrolijkheid en licht
Voor all’ oprechte harten,
Ten troost verspreid in smarten.
Juicht, vromen, om uw lot;
Verblijdt u steeds in God;
Roemt, roemt Zijn heiligheid;
Zo word’ Zijn lof verbreid
Voor al dit heilgenot.
Door Zijn heiligheid te roemen (lofprijzen) verbreiden we Zijn lof! We hebben het in de kerk wel veel over ‘de heiligheid des Heeren’, maar waar hebben we het dan precies over? En hóe spreken we daarover? Als iets enorm afstandelijks? Iets dat ver van ons, onheilige mensen, afstaat? Of is het één van Gods eigenschappen waar ons alles aan gelegen is?
En zo zingt ook Psalm 30 : 3 het uit:
Psalmzingt, Gods gunstgenoten, geeft,
Geeft lof den HEER, die eeuwig leeft;
Zijn vlekkeloze heiligheid
Zij ter gedachtenis verbreid.
Een ogenblik moog’ ons doen beven;
Zijn gunst verduurt een eeuwig leven.
Of wat dacht je van de woorden van Psalm 93 : 4?
Uw macht is groot, Uw trouw zal nooit vergaan;
Al wat Gij ooit beloofd hebt, zal bestaan;
De heiligheid is voor Uw huis, o HEER,
Eeuw uit, eeuw in, tot sieraad en tot eer.
In Psalm 99 : 8 stelt de dichter eigenlijk ook: eren en prijzen van Gods heiligheid… wie wil dat nou niet?
Geeft dan eeuwig’ eer
Onzen God en HEER;
Klimt op Sion, toont
Eerbied, waar Hij woont,
Waar Zijn heiligheid
Haren glans verspreidt:
Heilig toch en t’ eren
Is de HEER der heren.
Wij kunnen bewonderend voor een kunstwerk van een kunstenaar staan, met het gevoel van heel klein te worden, omdat ze voelen dat wij zelf nooit in staat zijn zo’n prachtig kunstwerk te maken. Tegelijk ervaren we een diep gevoel in ons, dat vertelt dat dit zeer goed gemaakt is. Geen jaloers gevoel, maar een gevoel van diep respect en groot genot. Dit gevoel licht ook ten grondslag aan de woorden van dit lied.
Alleen heilig
Dan komen we tenslotte bij de laatste woorden van de tekst. Hoewel God de Enige is Die heilig is, is Hij niet allen (enkel) heilig. Hij is meer dan dát! Niettemin is heiligheid wel het hoogste dat denkbaar is; de staat waarin God ons ook schiep omdat ze als Hem waren.Ik weet dat de meeste vertalingen het woordje ‘alleen’ op ‘U’ (op God dus) betrekken en het zal grammaticaal ook wel juist zijn. Maar het woordje ‘alleen’ betekent nog iets meer.
Het woord monos betekent ‘alleen (zonder metgezel)’ of ‘de enigste’. In die zin kun je zeggen dat ‘alleen U’ heilig bent. Echter, het komt van een woordje dat ‘blijven’, ‘voortduren’ en ‘het- of dezelfde blijven’ (niet (iets) anders worden).
In het aardse leven worden nogal wat mensen geëerd en bewierookt; maar in al die gevallen betreft het een tijdelijke ‘aanbidding’. Of mensen vallen na verloop van tijd in ongenade, doordat ze óf een fout maken óf door aanbidders weer worden uitgespuugd, omdat ze uitgekeken zijn op die persoon. Hij of zij was veelbelovend, vandaar dat mensen – soms op het naïeve af – en masse achter die persoon aanliepen. Maar toen bleek dat de utopische doelen toch niet zo goed, of zelfs helemaal niet gehaald gingen worden, waren mensen teleurgesteld en haakten af. Dat gebeurde ook bij Jezus. Ze vonden Hem geweldig, vanwege zijn preekstijl en zijn ferme taal richting de geestelijke leidslieden. Maar toen Hij nogal persoonlijk begon te worden – en ook minder duidelijk, in gelijkenissen, begon te spreken – liepen de mensen bij Hem weg. Dus zowel mensen die worden bewierookt, als mensen die anderen aanbidden missen die constante factor.
Jezus maakt in het voorbeeld hierboven dus wel een uitzondering. Want dat de mensen bij hem wegliepen lag niet aan Hem, maar aan de motieven waarom mensen Hem volgden! Daarom zei Hij ook tegen Zijn discipelen: “Willen jullie ook niet weggaan?” Judas bleef en je vraagt je af waarom. Maar ook Petrus en de anderen! Petrus zei het ook: “Tot wie zouden we dán moeten gaan? Want bij U zijn de woorden van het eeuwige leven.” Ik vermoed dat Judas hem daarin niet helemaal bijviel, maar die had andere dingen aan zijn hoofd.
De HEERE is niettemin de constante factor, op alle terreinen, maar bovenal in heiligheid! Psalm 74 eindigt er zo stellig over, dat tranen van geloofsversterking in je ogen opspringen:
Gij, evenwel, Gij blijft dezelfd’, o HEER;
Gij zijt van ouds mijn toeverlaat, mijn Koning,
Die uitkomst gaaft, en, uit Uw hemelwoning,
Voor ieders oog Uw haat’ren gingt te keer.
Verleerd
Misschien denk je: bidden tot God snap ik wel, maar Zijn heiligheid verhogen en aanbidden… ik snap niet zo goed wat ik daarmee moet. Het doet misschien wat spiritueel aan als we een eigenschap van God gaan aanbidden en bezingen. Maar ik raak er steeds meer van overtuigd dat wij iets kwijt zijn.Neem nou het bezingen van Gods Naam! Wat stel je je daarbij voor? Wij westerlingen zijn daar wellicht te nuchter voor, maar de eerlijkheid gebied ook te zeggen dat we door de jaren heen dingen zijn afgeleerd. Onze oude volksliedjes, die Nederland bezongen in allerlei toonaarden (denk aan de blanke duintoppen, de leeuw, de koning, het volk, of het nederlandse bloed dat door je aderen stroomt) zijn danig in onbruik geraakt.
We halen onze schouders op en lachen om die domme woorden over de fierheid van de nederlandser. Het nationalisme (dat heus niet zaligmakend, maar wel samenbindend was) heeft plaats gemaakt voor cynisme en individualisme. Daar zou ook best eens de sleutel kunnen liggen tegen allerlei problemen binnen de kerk. De kerkmuren vervlakken en de grenzen vervagen; dat is op zich niet verkeerd, maar de vraag is: waar worden ze door vervlakt en vervaagd? Door de zoektocht naar gelijkgezinden in andere kerkgenootschappen? Door vervlakking van normen en waarden? Door het willen versterken van de identiteit (fusie) zoals dat ook plaatsvind in het bedrijfsleven?
Gods heiligheid (of Zijn andere daden/eigenschappen) overdenken helpt mij Hem beter te leren kennen. We moeten naar mijn stellige overtuiging minder universeel denken en geloven en meer onze aandacht opscherpen en richten op specifieke zaken in God Zelf! Dat doet recht aan Hem.
Verwachting
De heiligheid van God schrijven we niet met een hoofdletter. Dat is veelzeggend. Het is haast hoger dan de naam God, maar toch schrijven we het als een normaal zelfstandig naamwoord. Gods heiligheid schept enerzijds dus wel wat afstand (als we het zetten tegenover onze onheiligheid), maar veel psalmdichters verlangden er ook erg naar! In dat verband zou ik willen op Mozes die in Exodus 33 aan God vraagt: “Toon mij nu Uw heerlijkheid.” Hij wist heus wel dat hij daar te onheilig voor was. Maar hij had tóch de euvele moed om erom te vragen, omdat zijn verlangen naar God groter was dan zijn huiver voor Hem. En dát is een wezenlijk aspect!De dichter van psalm 43 zingt al biddend over zijn verwachting van Gods gunst. Hij heeft en bange ziel, maar niettemin klimt die bange ziel de berg van Gods heiligheid op:
Zend, HEER, Uw licht en waarheid neder,
En breng mij, door dien glans geleid,
Tot Uw gewijde tente weder;
Dan klimt mijn bange ziel gereder
Ten berge van Uw heiligheid,
Daar mij Uw gunst verbeidt.
Slotgezang
Tot slot raad ik je nog een paar gezangen aan die zingen over Gods heiligheid en die woorden geven aan de lof op Hem. Psalmen blijven soms wat de beschouwelijk op afstand; liederen gezangen weten – is het voortschrijdend inzicht? – woorden te vinden om Hem op waarde de schatten in voor ons begrijpelijke taal:Gezang 157
Heilig’ God, voor Wie slechts waarheid,
reinheid van het harte geldt!
Eeuwig Licht, waar niets dan klaarheid,
niets dan vlekk’loos licht uit welt,
laat Uw heiligheid, o Heer’,
onze harten meer en meer
zo bestralen, zo verhogen,
dat zij heilig worden mogen!
Heilig is, o God, Uw wezen,
reiner dan het zonnelicht.
Eng’len in eerbiedig vrezen,
dekken voor U ’t aangezicht.
Wij zijn nietig, onrein stof,
onbekwaam tot Uwe lof,
vol van zonden, vol van vlekken,
die ons schuldig hart bedekken.
Nooit kunt G’ iets beminnen, Vader,
hoe volkomen ’t ons ook schijn’,
wat Uw heiligheid niet nader’,
U niet poog’ gelijk te zijn.
Ach, neem U dan onzer aan,
die op ’s levens donk’re paân
uit onszelven niets vermogen,
niets dat goed is in Uw ogen!
O, verzacht die vrees, die smarten!
Is hier onze kracht te klein,
schep Gij zelf ons reine harten,
Gij zijt rein, maar maakt ook rein.
Was ons diep onrein gemoed,
was het rein in Jezus’ bloed,
en Uw Heil’ge Geest geleide
ons verstand en harte beide.
Heilig God, barmhartig Vader,
schenk ons uw gerechtigheid.
Breng ons allen Hem steeds nader,
die G’ ons gaaft tot heiligheid,
tot wij eens voor Uwe troon,
gans verlost door Uwe Zoon,
onder reine hemelingen,
’t heilig, heilig, heilig zingen.
Gezang 190
Welk een liefde, vol van leven,
steeds en nooit genoeg geroemd,
heeft de Vader ons gegeven,
dat Hij ons Zijn kind’ren noemt!
Nee, de wereld weet het niet,
wat Gods grote liefd’ ons biedt.
Als zij ’t wist, met zielsbegeren
zou zij mee tot God zich keren!
Wat wij eenmaal wezen zullen,
blijft verborgen tot de stond,
die de wond’ren zal onthullen
van het eeuwig vreêverbond.
Maar wij weten: Als Gods Zoon
is verschenen op Zijn troon,
zullen wij de Zijnen blijken,
Hem aanschouwen, Hem gelijken.
Wie in zulk een hoop mag leven,
reinigt zich van elke smet.
Christus, hem van God gegeven,
is zijn heiligheid en wet.
’t Is zijn strijd- en zegelied:
“Die in Hem blijft zondigt niet.
Kinderen, uit God geboren,
zijn tot heiligheid verkoren.”
Gezang 461
O hoogt’ en diepte, looft nu God
aanbidt Zijn heiligheid!
Zijn woord werd nimmer nog gepeild,
Zijn weg is majesteit.
O wond’re liefd’, o wijsheid Gods,
toen zond’ ons ’t licht benam,
hebt Gij ’t verlossend pad gebaand:
een tweede Adam kwam.
De liefde is zo wijs en goed:
wat eens in Adam viel,
ons menselijke vlees en bloed,
wordt leven weer en ziel.
Ja, meer dan ziel en leven zijn
gegund aan bloed en vlees:
God-zelf zal in ons wezen zijn,
Zijn ademende Geest!
Hij Die voor ons gestreden heeft
alleen, Man tegen man,
als God en mens geleden heeft
wat niemand lijden kan,
In het verborg’ne van de hof,
aan ’t kruis in stervensnood,
heeft Hij aan ons de weg geleerd
door lijden en door dood.
O hoogt’ en diepte, looft nu God,
aanbidt Zijn heiligheid!
Zijn woord werd nimmer nog gepeild,
Zijn weg is veiligheid.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten