"Maar de Engel des HEEREN riep tot hem van den hemel en zeide: Abraham, Abraham. En hij zeide: Zie, hier ben ik."
Genesis 22 : 11
Genesis 22 : 11
Ons leven is een handbreed gesteld, zeggen we weleens. Er staat in Psalm 39: "Gij hebt mijn dagen een handbreed gesteld, en mijn leeftijd is als niets voor U; immers is een ieder mens, hoe vast hij staat, enkel ijdelheid." We willen vaak benadrukken met die woorden dat er maar één schrede tussen ons en de dood is (ook zo'n clichée-uitdrukking). En dat is waar. Maar Psalm 39 benadrukt vooral dat we niet dik moeten doen over ons bestaan. Wat het ook aan glitter en glamour heeft, het is een zuchtje ten opzichte van God en de eeuwigheid. We doen wel alsof we heel wat zijn en het leven heel wat betekent, maar laten we eerlijk zijn en de dingen niet overdrijven.
In het geval van Izak was het leven zelfs een mes-snede van de dood verwijderd. Dat mes stond al haast op zijn keel. God wachtte tot het alleralleruiterste momentje. Je zou kunnen denken, met een grimmig hart: met alle risico's van dien! Maar zeg liever dat God alles op meer dan een nano-nauwkeurigheid in de hand heeft! Want ook hierin blijkt Zijn grootheid, macht en doeltreffendheid. Abraham moest elke escape echt hebben verworpen… er leek geen ontkomen meer aan. De doodsteek had hij al toegebracht in zijn beleving. Maar dán klinkt vanaf de hemel een stem.
Bij name geroepen
Wat zou God allemaal moeten roepen om deze doodsactie te stoppen? Een stortvloed van argumenten, alarmwoorden, attentiekreten? Wel iets met een A… de naam van Abraham. En dat tot tweemaal toe.Abraham had al vaker zijn naam horen noemen. Zijn vader zal die naam gedurende de 75 jaar dat Terah hem meemaakte – tot in Haran toe – hebben genoemd. Abraham wist zich aangesproken; hij moet een goede relatie met zijn vader hebben gehad, ook na zijn roeping. Toch moest hij hem achterlaten in Haran, waar Terah stierf.
Ook neef Lot zal die naam hebben gebruikt, in het samen optrekken met de kudden. Echter, de laatste keer dat die naam hem in de oren klonk vanuit Lots mond was een bijzonder schrijnende keer: ze hadden ruzie gekregen en moesten uiteengaan.
Ook Sara zal de naam van haar men hebben uitgesproken. Dat was een klank van een geheel andere orde! Hoewel het huwelijksformulier beweert dat ze Abraham 'mijn heer' heeft genoemd. Wat te denken, hoe ze hem aansprak tijdens de intieme momenten waaruit na heel veel jaren Izak werd geboren!
En ook de HEERE heeft Abrahams naam meermalen uitgesproken. Hij heeft die naam zelfs veranderd en er Zijn naam mee verweven door er Zijn letter h in te weven: Abram --> Abraham. Telkens, als Hij Abrahams naam noemde, hem riep, was er iets aan de hand met het verbond. Het moest weer bevestigd worden vanwege de twijfel die was ontstaan. En de HEERE had Zijn Naam gestand gedaan: Ik ben! Ik ben, zoals Ik zeg te zullen zijn!
Tot slot: Het gevoeligst zal de vadernaam Abraham in de oren geklonken hebben, uit de mond van Izak! Dat kun je begrijpen! En precies die mond stond hij op het punt te stoppen; voorgoed! Izak zal geen 'Abraham' hebben gezegd, zoals kinderen vandaag de dag hun ouders bij de voornaam noemen, vaak. "Mijn vader…" Het had daarnet nog geklonken: "Mijn vader… waar is het lam ten brandoffer?" Izaks adamsappel klokte op en neer, toen het kille metaal van het mes in de buurt van zijn keel kwam. Zo slikte ook Abraham zijn droge keel moeizaam.
Een halt toegeroepen
"Abraham! Abraham!" God sprak zijn naam dubbel uit. De Kanttekeningen vertellen:"De naam wordt verdubbeld, omdat de zaak haast vereiste, dewijl Abraham bezig was om het mes aan de keel te brengen en de snede te geven."Het blijft voor mij de vraag, waarom de HEERE hier (pas) ingrijpt. Ik moest denken aan die geschiedenis van Jefta, die beloofde het eerste dat uit zijn huis hem tegemoet kwam te offeren als een dankoffer. Sommigen beweren dat Jefta's dochter uiteindelijk toch echt werd geofferd, maar ik waag het te betwijfelen. Ze zonderde zich af en de jonge dochters bezochten haar in de eenzaamheid, als ze de trouwlustige leeftijd begonnen te krijgen. God wil geen mensenoffer. En toch… toch moest een mens het offer gaan brengen voor de zonde! Daar denken we juist in deze Stille Week aan: de Mens, de tweede Adam.
Zou dat hier ook het geval zijn geweest? Greep God in, omdat Abraham Hem niet had begrepen? Net zoals Jefta ook een ondoordachte belofte deed met zijn dankoffer? Greep God in, omdat Abraham op het verkeerde spoor zat óf greep Hij in omdat Abraham zijn juiste gestalte van toewijding had geïllustreerd met een onvoorwaardelijke gehoorzaamheid aan God?
Nog een bijzonder element; ik het dat al eerder aangehaald: hier roept God de Zoon (de latere Jezus Christus) de mens een halt toe, omdat niet Izak, maar de meerdere Izak het offer zou brengen; het Lam ten brandoffer zou worden.
Aan dat offer kon niemand meer iets toevoegen; het was 'volbracht' en volmaakt áf! Er zijn nogal wat mensen in de kerk die met hun levensstijl niet een dankoffer, maar een brandoffer willen brengen. Ze willen een streepje voor hebben bij God, krachtens hun vermeende rechtzinnigheid of barmhartigheid of volhardendheid. Als dat je diepste drijfveer voor je godsdienst is dan roept Hij een krachtig halt toe. "Abraham! Abraham!" Vul je eigen naam er maar in. Bekeer je en bewonder het volkomen offer van Jezus Christus, Gods Zoon. Hij roept hier Abraham een halt toe. Hij zegt zoveel als: "Het is genoeg." Maar dat is wat anders dan "Het is volbracht!" Is dat voor jou ook zo'n geweldige troostvolle wetenschap, dat Jezus' offer zó enorm volmaakt volkomen was, dat je er vandaag nog steeds uit diepe dankbaarheid uit kunt leven en… sterven?
72. Koor
Wenn ich einmal soll scheiden,So scheide nicht von mir,Wenn ich den Tod soll leiden,So tritt du denn herfür !Wenn mir am allerbängstenWird um das Herze sein,So reiß mich aus den ÄngstenKraft deiner Angst und Pein !
Als ik eenmaal moet sterven,
blijf dan bij mij,
als ik de dood moet lijden,
wees Gij mij dan nabij.
Als mij het allerbangsteom het hart zal zijn,verlos mij uit mijn angsten
door uw angst en pijn.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten