"Toen sprak Izak tot Abraham, zijn vader, en zeide: Mijn vader. En hij zeide: Zie, hier ben ik, mijn
zoon. En hij zeide: Zie, het vuur en het hout, maar waar is het lam tot het
brandoffer? En Abraham zeide: God zal Zichzelven een lam ten brandoffer voorzien, mijn zoon. Zo gingen zij beiden tezamen."
Genesis 22 : 7-8
Morgen is het voorbereiding op het Heilig Avondmaal. Over deze diepingrijpende vragen van Izak aan zijn vader wil ik de komende week een aantal keren nadenken en lijnen naar de Heere Jezus Christus trekken. Immers, het is Zijn dood die we gedenken.
Ik beperk me deze komende keren tot een overdenking over een wat korter tekstfragment. Vandaag de vraag van Izak: "Mijn vader!" Het opstapje naar de uitleg van datgene waarover Izak piekert.
Izaks vraag
In de geschiedenis die we overdenken vormen deze woorden wellicht niet meer dan een opstapje tot een gesprek tussen Izak en zijn vader. Dit, echter, heeft Abraham voorvoeld en gevreesd. De vraag die Izak zal gaan stellen zo meteen betekent dat hij erover heeft nagedacht: wat gaan zij offeren? Izak begint zijn vraag met "Mijn vader…" Tegenwoordig zeggen kinderen: "Pappa…" Als ze dat al zeggen; en ze wachten nauwelijks tot hun vader zegt: "Ja, vertel het eens…"Wat er ook gaat gebeuren, Izak ziet de man achter hem – althans zo stel ik het me voor; hoewel het plaatje laat zien dat Abraham voorop loopt – als zijn vader. De vader die Hagar en Ismaël, zijn halfbroer, had weggestuurd. De man die niet altijd even eerlijk is geweest. Maar toch de man van dat grote verhaal van Gods ingrijpen: geroepen uit Ur! In de jaren die achter hem liggen heeft Izak zijn vader leren kennen als een vriend van God. Abraham was een identificatiefiguur voor hem. Dat zal ook blijken als hij later op Rebekka zit te wachten en als hij haar introduceert in de clan van zijn vader.
Jezus' vraag
"Mijn Vader…" Het is een bewijs van intimiteit van het zuiverste soort. Ik hoor het Jezus roepen in Gethsemané. Ja, daar heel aangrijpend. Maar ik hoor het Hem eerder in Zijn leven ook vaak zeggen, vaak het bezittelijk voornaamwoord 'Mijn' weglatend. Niet minder opgetogen: "Ja, Vader! Want alzo is geweest het welbehagen voor U!" De sprankelende trots over de wijsheid van Zijn Vader spat van Jezus' gezicht. Als er iemand trots op Zijn Vader was, dan wel Hij! En terecht!Maar die aangrijpende vraag in Gethsemané… "Mijn Vader, indien het mogelijk is…" Ik hoor het Abraham diepweg denken; maar ik hoor het Izak niet zeggen. Het is ook wereld van verschil met wat Jezus' te wachten stond. "Mijn Vader…" Totdat hij moet uitroepen: "Mijn God! Mijn God! Waarom hebt U Mij verlaten?!" Het zal de enige keer zijn dat Hij Zijn Vader zó zal aanspreken. Laten we zo Zijn lijden en dood op waarde schatten, bij brood en beker.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten