dinsdag 21 maart 2017

Lijdenstijd 2017 - Waar is het Lam?

"Toen sprak Izak tot Abraham, zijn vader, en zeide: Mijn vader. En hij zeide: Zie, hier ben ik, mijn zoon. En hij zeide: Zie, het vuur en het hout, maar waar is het lam tot het brandoffer? En Abraham zeide: God zal Zichzelven een lam ten brandoffer voorzien, mijn zoon. Zo gingen zij beiden tezamen."
Genesis 22 : 7-8



Eindelijk is daar die vraag van Izak. Abraham had ’em aan zien komen. Met ingehouden adem laat hij zijn zoon uitpreken. Immers, hij had gezegd: "Zie, hier ben ik"? Dat betekende: "Vertel het maar. Ik luister naar je vraag en zal je zo goed als het kan antwoorden." Zo goed als het kan… maar wat is goed?

Had jij die vraag durven stellen? Wij luisteren naar deze geschiedenis – dus ook naar deze vraag – vanuit het perspectief dat we weten hoe het allemaal in elkaar zit en afloopt. Izak ging bepaald niet aan zijn vader twijfelen, ook al was die erg oud. Maar hij begreep niet hoe zijn vader zo vastberaden de berg op kon klimmen, zonder zich te bekommeren om het lam. Izak miste de dimensie dat hijzelf dat 'lam' zou zijn. Een onmogelijke gedachte. Een oneigenlijke ook, eigenlijk!

Er moest een offerdier zijn

Al vaker had Abraham een offer gebracht. En ik vermoed dat ook Izak daar weleens bij is geweest. Hij had gezien hoe zijn vader offerde… hoe het offeren in zijn werk ging. Ongetwijfeld had hij zijn vader er vragen over gesteld; en zeker zal Abraham met passie uitleg hebben gegeven. Ze dienden toch een geweldig God, nietwaar? Die God, Die zulke grote plannen had met Abraham en zijn zoon.
Want ja, het was niet zomaar dat Hij vader uit Chaldea had geroepen; een enorme reis naar een onbekend land. Hier was het… dit was het Beloofde Land.
Toen vader en moeder er waren aangekomen bij de terebinten ('eikenbossen') van Mamre (Moré) had vader direct een offer gebracht om God te danken voor Zijn wijze hulp en leiding (Genesis 12:7). Onder de terebinten zitten betekent zoveel als 'God leren kennen'. En dat betekent ook de naam Moré: leren kennen. God had er Zich laten kennen. Daarna was Abraham verder getrokken naar Beth-El (huis van God). En opnieuw – het was ver voor Izaks tijd – had hij geofferd (Genesis 12:8). En na de scheiding tussen Lot en Abraham was het in omgekeerde volgorde nogmaals gebeurd (Genesis 13).


Welk offerdier was het?

Er werd altijd een dier geofferd. Zo wilde de HEERE het. Verre voorvader Abel had al geleerd hoe je een offer moest brengen. Hij slachtte het beste lam van de kudde. En ook Noach had geofferd – rein vee en vogels, maar ook een brandoffer – nadat de zondvloed was weggeëbd.
Een lam slachten was een tere zaak. Een weerloos – zo niet onschuldig – dier dat tot zonde werd gemaakt. Geen raddraaier die al wat verwondingen had opgelopen door zijn halsstarrig gedrag. Geen kneusje dat gebutst was door de grote boze wereld.
Izak kon niet anders bedenken dan dat bij het brandoffer een lam hoorde. En Abraham eigenlijk ook niet. Tot vandaag. Brandofferen: we zagen al eerder dat dat een offer was dat totaal verbrand zou worden voor de HEERE. Volledig aan Hem gewijd. Als beeld voor ons mensen: "Ik voor u, daar gij anders de eeuwige dood zou moeten sterven…"
Bij de heidense volken rondom hen was het niet ongewoon dat er mensenoffers werden gebracht. Maar een mensenoffer had de HEERE God nooit gewild; sterke nog! De HEERE was zo totaal anders dan de afgoden; even daar gelaten dat zij niet eens bestonden. Maar nu! Eiste God tóch een mensenoffer? Ja de zonde van verre voorvader Adam bracht de dood over ons. Er moest ooit een Mens komen die daarvoor zou betalen. Daar wezen – zelfs vóór Mozes’ tijd al – de offers heen. Het vrouwenzaad, de Messias, Die de straf zou dragen, verbrand zou worden, de kop van de slang zou verbrijzelen. Al dat krachtvertoon tegenover Gods zinderende toorn werd samengebald in… een lam.


Een catechismusvraag

"Vader, waar is het lam ten brandoffer?!" Haast angstig, benauwd, klinkt die vraag. En ik herken hem van de leerling in de Heidelbergse Catechismus in zondag 5: "Aangezien wij dan naar het rechtvaardig oordeel Gods tijdelijke en eeuwige straf verdiend hebben, is er enig middel, waardoor wij deze straf zouden kunnen ontgaan en wederom tot genade komen?" Of een paar vragen verder, als hij erachter komt dat geen enkel schepsel in staat is te betalen voor die schuld tegenover God: "Wat moeten wij dán voor een Middelaar en Verlosser zoeken?" Alsof ik Izak hoor roepen: "Waar is het lam, mijn vader!"
Heel in de verte hoor ik de omgekeerde echo van Johannes de Doper al: "Kijk daar! Izak! Kijk daar, het Lam Gods, Dat de zonde der wereld wegneemt!" Johannes wijst hem glashelder aan. En Jezus laat Zich aanwijzen. Elke zondag. Elke Avondmaalsviering. "Kijk dan! Proef dan! Ziet en smaakt dat de HEERE góed is!" Of niet soms? Er is redding mogelijk. Welzeker. Goeie vraag, Izak. Och, dat alle onbekeerden zoekers waren en dat die zoekers deze vraag stelden: "Waar is het Lam ten brandoffer?!"

Geen opmerkingen:

Een reactie posten