vrijdag 29 maart 2019

Meer dan een autobiografie

Lijdenstijd 2019 - Bezinning X


…in de rol des boeks is van mij geschreven
Psalm 40 : 8b


Vorige week wilde ik een artikel inleveren over het schrijven van een boek over Jezus. De vorige paus schreef drie dikke delen over Jezus van Nazareth. De combi ‘paus’ en ‘onze achterban’ bleek niet acceptabel. Maar… wat zou het gaaf zijn een boek te schrijven over de Heere Jezus!
Er is van alles over Hem te zeggen vanuit en te lezen in de Bijbel. Sterker nog, als we de tekst van vandaag lezen dan zegt God de Zoon dat er in de boekrol, de Bijbel, over Hem staat geschreven. De berijmde psalm is nóg stelliger: “De rol des boeks is met Mijn naam vervuld…”
‘Vervuld’; betekent dat woordje dat de Bijbel ‘boordevol’ staat met de naam van Jezus? Of dat met de naam (en komst) van Jezus het doel van de Bijbel tot zijn vervulling is gekomen? Het zou, denk ik, beide kunnen.
Een boek over jezelf (laten) schrijven, een ‘Boek van ikke’ of autobiografie, is misschien voor jezelf leuk, maar zal op anderen toch vaak wat egocentrisch overkomen. Er is er Eén Die met recht en zonder enige vorm van egoïsme een boek over Zichzelf heeft geschreven: de drieënige God. Niet om er Zichzelf mee te behagen zoals mensen dat doen, maar om er mensen mee te vervullen.
En… toen Jezus op aarde was heeft Hij eigenlijk niets anders gedaan dan ‘voorlezen’ uit dát Boek! Hij heeft in geuren en kleuren laten zien en horen Wie en hoe Zijn Vader is. Hij kwam tot het Zijne en ze herkenden Hem niet meer. Maar toen Hij naar de hemel terugging was dat anders!
En toch is die Bijbel niet alleen een boek over de Vader… Met name het Oude Testament staat vol met dingen die met Jezus’ komst in vervulling gingen en waaruit bleek dat de Vader betrouwbaar en waarachtig is! Die tekst van vandaag is niet een terloopse opmerking, maar een vraag: springt je hart er van op? Het gaat over Jezus! Grijp je naar dát boek met graagte – honger – en intense nieuwsgierigheid? En maak je anderen nieuwsgierig om dat Boek ook te gaan lezen, zodat ze Hém leren kennen en tot hun vervulling komen?

’t Ziet al op U; ’t blijft alles op U wachten

Lijdenstijd 2019 - Bezinning IX


Zie, Ik kom
Psalm 40 : 8a


Door de uitleg over de cantate van Bach in de vorige overdenking, herinnerde ik me opeens weer wat ik vorige week zondagmorgen beleefde tijdens de voorzang, Psalm 145 vers 5, waar we zongen: ’t Ziet al op U; ’t blijft alles op U wachten… Opeens kreeg die zin, geheel uit de context gehaald, een andere ­context, in deze Lijdenstijd en eigenlijk ook in de Adventtijd waarin wij leven, richting de Wederkomst!
Dat Gods Zoon ooit heeft gezegd dát Hij zou komen, mocht worden gezien als een belofte. Maar hoe ging men met die belofte om? En wat stelde die komst van de Messias dan concreet voor? Met name dat laatste was door de eeuwen heen in de menselijke fantasie vervormd tot een karikatuur.
Interpretatie volgde op interpretatie en zo ontstond een totaal afwijkend plaatje van de komende Messias! De Zoon kwam tot het Zijne, maar ze ­herkenden Hem niet eens! Hoe bizar is dat? Waren ze aan het goochelen gegaan met de niet-geopenbaarde wil, en was zo de geopenbaarde wil van God (Zijn Woord) ondergesneeuwd?
Niemand leek Hem dus te verwachten. Nu ja… Van Simeon lezen we dat hij “de vertroosting van Israël” (de Messias) verwachtte én dat de Heilige Geest op hem was. En van Anna dat zij “sprak van Hem tot allen, die de verlossing in Jeruzalem verwachtten”. Dus ze waren er wel. Een soort netwerk van mensen die elkaar kenden, maar zich ‘gedeisd’ hielden, om problemen te voorkomen.
‘Komen’ en ‘volhardend verwachten’ horen onlosmakelijk bij elkaar! Jezus is gekomen; dat is voor ons duidelijk. Nog elke dag ‘komt’ Hij in het Woord en door Zijn Geest tot ons. En straks zal Hij komen: “Hij komt, Hij komt, om d’ aard’ te richten, de wereld in gerechtigheid” (Psalm 98). Stemmen we met psalm 145 in dat alles naar Hem uitziet en op Hém wacht? Met een sterk verlangen?

zaterdag 23 maart 2019

Wie is Hij voor jou?

Lijdenstijd 2019 - Bezinning VIII


… Ik …
Psalm 40 : 8a


Vanmorgen hoorde ik de cantate ‘Du wahrer Gott und Davids Sohn’ (BWV 23) van Johann Sebastiaan Bach, die me direct bij deze tekst bracht… sterker nog: dit ene woord: ‘Ik’. Google-vertaler maakt van die titel: “Je bent een echte God en Davids zoon” Ik zocht op internet naar informatie over deze cantate en vond die op https://eduardvh.home.xs4all.nl/BWV/23.html Kijk er ook maar eens en lees de toelichting rustig door. Deze dingen spraken me aan:
“Cantate 23 sluit aan bij het tweede gedeelte van de voor Zondag Estomihi voorgeschreven evangelietekst (Lucas 18: 35-43): een blinde bedelaar spreekt Jezus op Zijn weg naar Jeruzalem aan met de woorden ‘Jezus, zoon van David, ontferm U over mij’, waarop Jezus zijn blindheid geneest: ‘uw geloof heeft u gered’. Het cantatelibretto gaat niet in op de genezing, maar op het ­godsvertrouwen dat spreekt uit de aanroep “ontferm U over mij”; de gelovige identificeert zich met de blinde.”
“In de hobo’s en eerste violen horen we in lange noten de melodie van het passielied Christe, du Lamm Gottes, die in het slotkoor zal terugkeren en waarvan de tekst zijn publiek onmiddellijk zal zijn te binnen geschoten. Het recitatief krijgt daardoor een tweede dimensie: het door de tenor persoonlijke Erbarm dich van de blinde wordt gecombineerd met het institutionele Erbarm dich van de christelijke gemeente.”
“De blindheid uit het tenorrecitatief wordt - als metafoor voor ongeloof - vervolgd in de aan Psalm 145:15 ontleende tekst Aller Augen warten auf dich, waarnaar ook de woorden die meinen, sie en denselben terugverwijzen.”
“… Bach voegde nog een imposant slot toe … van het koraal Christe, du Lamm Gottes, Luthers (1526) verduitsing van Agnus Dei (...) De tekst heeft drie ­coupletten, steeds beginnend met Christe, du Lamm Gottes, der du trägst die Sünd der Welt, twee keer gevolgd door erbarm dich unser en de laatste keer door gib uns dein’ Frieden.”
Waar de tekst zichzelf in de drie coupletten herhaalt, verschilt evenwel de muziek; de enige constante is de koraalmelodie, die steeds in identieke lange noten in de sopraan te horen is. Door de vocale en instrumentale begeleiding verliest de sfeer allengs iets van de drukkende schuldenlast, die al in de ­instrumentale inleiding wordt opgeroepen door zware akkoorden van strijkers en een snikkend motief van de twee hobo’s. […]
De vocalisten begeleiden levendiger en polyfoon, terwijl de hobo’s en daarna de eerste viool de koraalmelodie van de sopranen in een driestemmige canon volgen, een halve resp. één maat later; de overige strijkers gaan colla parte met de zangers. In de tussenspelen imiteren de hobo´s elkaar in een monter vier-notenmotiefje op basis van Erbarm dich unser. Met een syncopisch motief verluchtigen zij de sfeer in het afsluitende couplet nog verder, terwijl de vocaal begeleidende stemmen steeds vrijer en complexer worden.
Bach componeerde dit majestueuze stuk oorspronkelijk waarschijnlijk te Weimar, als onderdeel van een ons verder niet bekende passie die hij op Goede Vrijdag 1717 te Gotha uitvoerde. Hij hergebruikte het twee jaar later als slotkoraal in de tweede versie van zijn Johannes-Passion, waaruit hij het later weer verwijderde; uit deze Weimarer passie stamt ook de grote koraalbewerking O Mensch, bewein dein Sünde groß, die via de Johannes-Passion (2e versie) in de Matthäus-Passion terechtkwam.

Bij de laatste Passion stond dat stuk klem voor de pauze, maar bij de Johannes Passion (versie 1725), die ik onlangs met mijn zoon Kees bezocht in Amstelveen, zette Bach daarmee juist ín; en dat was super indrukwekkend!
Zondag Estomihi valt tussen 1 en 6 januari; dus al vroeg ik het jaar – zeg maar klem na Kerst – wordt met deze tekst ‘U bent waarlijk God en Davids Zoon’ het besef gewekt Wie Jezus was. Toen de Zoon met de Vader sprak, waren wij daar nog niet bij. Maar nu de Vader heeft gesproken door de Zoon wordt van ons wel een antwoord verwacht: “Wie is Hij voor jou?” En Wie is Hij voor jou, als je je identificeert met die blinde man? Blind – metafoor voor ongeloof – langs de weg naar de eeuwigheid. Die blinde riep: “Jezus, Gij Zone Davids, ontferm U mijner!” Voorbijgangers bestraften hem en zeiden: “Houd toch je mond! Dacht je nou dat Hij aandacht voor jou heeft?” Maar hij riep des te harder: “Zone Davids, ontferm U mijner!” Toch vraagt Jezus: “Wat wil je van Mij?” Hij wilde ziende worden. Om Jezus te zien? Om vroom te kunnen leven? Het staat er niet. Hij klaagde simpelweg zijn nood en liet zich niet het zwijgen opleggen tot Jezus hem hoorde. Jezus… Wie is Hij voor jou?

vrijdag 22 maart 2019

Het scharnierpunt

Lijdenstijd 2019 - Bezinning VII

Toen…
Psalm 40 : 8a
 


Nee, ik ga geen verhandeling geven over supra- en infralapsarisme, die twee groepen die veel overeenkomsten hadden en de remonstranten er met hun derde weg hebben uitgewerkt. Hoewel er over die twee visies nooit ferme uitspraken zijn geweest, is er best veel op te merken over de effecten van hun visies op hun beider preken. Maar daarover hier niet.
Het ‘toen’ in de tekst zou namelijk voor misverstanden kunnen zorgen. Als zou in de loop van de tijd een scala aan offers zijn gebracht voor de zonde, maar uiteindelijk moest God constateren dat Hij daar geen zin in had. Toen… Dat woord heeft in ons taalgebruik meestal de lading en betekenis van tijd of tijdsvolgorde. Iets dat op iets anders volgt.
Als je zó redeneert, dan heeft de Zoon dat ook een tijdje aangekeken en ‘toen’… – was dat na Abel, bij Mozes, onder koning David of na de Babylonische ballingschap? – besloten dat er een andere oplossing moest komen. Toen…
Nee, het woordje ‘toen’ kan ook de betekenis hebben van “als dat zo is’ of ‘in dat geval, dan…’ “Alle plannen leken te mislukken, toen besloot ik”, of “Iedereen was druk, toen heb ik het zelf maar gedaan”. In dit geval: “Er was niemand die goed deed, ook niet tot één toe! Toen zei Ik, zie Ik kom!”
Als niemand het dan doen wil, dan doet de Zoon het wel. Dat klinkt echter nogal geïrriteerd. Zo van: “Als niemand de vaat wil doen, dan doe ík het wel.” Of bij het Laatste Avondmaal: “Als niemand andermans voeten wil wassen, dan doe Ík het wel.” Maar niets is minder waar! De Zoon bood Zich niet alleen vrijwillig aan, onbaatzuchtig, maar ook met grote opgetogenheid aan om de wil van Zijn vader te doen én te volbrengen. Omdat Hij als geen ander wist dat die offers zelf ten diepste Zijn Vader niet tevreden konden stellen.
Als die offers Zijn Vader niet tevreden stellen… tóen besloot Hij te komen. En tóen veranderde alles tot in eeuwigheid. Dát werd me een scharnierpunt in de tijd! Vind jij dat ook niet een geweldig en schitterend woordje? Toen…

Wat is de HEERE aangenaam?

Lijdenstijd 2019 - Bezinning VI

Gij hebt geen lust gehad aan slachtoffer en spijsoffer…
Psalm 40 : 7a

De geschiedenis waarin Abel en Kaïn gingen offeren… wat valt je daarin het meest op? Je zou je kunnen afvragen: hoe wisten die jonge mannen hoe ze moesten offeren? Of: hoe wisten ze dat offeren aan God iets was dat Hem met blijdschap vervulde? En natuurlijk die in onze ogen zo belangrijke vraag: hoe konden ze nu weten dat God het offer al dan niet aannam? Op al die vragen zijn heel veel theologische en kinderbijbelachtige antwoorden bedacht om het voor ons aanschouwelijk en begrijpelijk te maken. Maar is dát het wat God hiermee wilde uitwerken in ons?
Niet hóe Abel wist dat God hem aanzag, maar dát Abel kon weten dat God zijn offer aanzag is het wonder! Wij willen die rook van Abel naar de hemel kijken en die rook van Kaïn naar beneden. Maar nee, God zag Abel aan! En dat was na Genesis 3 een gigantisch wonder. Hij liet iets van Zich merken!
Wij gaan er graag met het teken vandoor, het sacrament. Laten we zeggen: het verhaaltje van de gelijkenis. Maar we gaan zo snel voorbij aan de betekenis ervan! God zag Abel en zijn offer aan… in die volgorde. Het ging hem niet om het offer, niet om het uiterlijke, maar om het hart erachter. En dat hart zat niet in het offerdier of het altaar, maar in de body van Abel! Nota bene had God die body Zelf geschapen. Niet uit het stof van de aarde, maar uit Adam en Eva.
Zoals Hij de vrouw, Eva, had geboetseerd uit wie Adam was, zo had Hij Abel geboetseerd uit wie Adam én Eva waren: zondaars. Zij noemde hem ‘zuchtje’ of ‘ademtocht’, maar God zag hem aan, als was Hij belangrijk voor Hem. Er was iets in dat boetseerwerk ontstaan dat Hem aangenaam stemde. Iets waar Hij, met eerbied, intens vrolijk van werd.
Dat offer liet daar iets van zien. Ook dát wees heen naar Gods Zoon. Ja, het was een dankoffer en geen zondoffer, maar toch… God zag Abel aan. Dat had Hij ook met Adam en Eva gedaan, maar die doken weg. Abel niet. Is dat geen wonder? Daar moet Gods Zoon iets mee te maken hebben, denk je niet?

donderdag 21 maart 2019

Een voorbeeld van zo’n loflied

Lijdenstijd 2019 - Bezinning V

…zal ik ze verkondigen en uitspreken,
zo zijn zij menigvuldiger dan dat ik ze zou kunnen vertellen.
Psalm 40 : 6b

Hieronder volgt een lied dat ik onlangs hoorde ter illustratie bij de vorige overdenking. Het is gemaakt en gezongen door The Imperials, die niet bleven steken bij de constatering dat ze woorden tekort kwamen om Christus uit te tekenen, maar die met deze ‘beperkte reclame’ mensen nieuwsgierig ­probeerden te maken om meer van Christus te weten te komen.


 More than you’ll ever know

If I could find the right words to say
To tell you just what Christ means to me
I’d say He is more than I could show
And more than you’ll ever know

If you could have seen me just yesterday
You’d know why He’s life and He’s breath to me
You’d know why He’s more than I could show
And more than you’ll ever know

Christ means more to me than you’ll ever know
Christ means more to me than I could possibly show
More, more, so much more, He’s more than you’ll ever know

Christ means more to me than you’ll ever know
Christ means more to me than I could possibly show
More, more, so much more, He’s more than you’ll ever know
More, more, so much more, He’s more than you’ll ever know
 

Gods onmetelijke wijsheid

Lijdenstijd 2019 - Bezinning IV

…men kan ze niet in orde bij U verhalen; zal ik ze verkondigen en uitspreken,
zo zijn zij menigvuldiger dan dat ik ze zou kunnen vertellen.
Psalm 40 : 6b

Als je een boek over God zou moeten schrijven, waar zou je beginnen? Om nog maar te zwijgen van het aantal pagina’s dat je nodig zou hebben. Hoewel David grote moeite heeft om met zijn beperkte woordenschat Gods grootheid en wijsheid uit te drukken, zegt hij niet: “Laat maar zitten, dat lukt me toch niet.”
Hij gaat er juist wél mee aan de slag, alleen constateert hij gaandeweg dat het zoveel rijker en zoveel groter is dan de uitingen die hij kan gebruiken: muziek, woorden en gedachten. Zelfs in het prijzen en grootmaken van de HEERE ervaart hij de gebrokenheid van de mens, door de zonde. Het doet hem pijn dat hij niet tot die hoogte kan komen die écht passend is bij de HEERE.
Ken je dat? Wat doet dat met je? Raak je teleurgesteld? Of wakkert dat juist het verlangen aan om het tóch te doen? Je kunt het niet voldoende; ten diepste kun je het zelfs nog niet voor 1%. Maar dat is niet wat de HEERE vraagt. Hij vraag niet dat je volkomen perfect acte de présence voor Hem geeft. God komt niet naar de ‘schouwburg op aarde’ om te worden geëntertained! Hij komt tot het Zijne om ondanks gebrokenheid gekend, herkend en aanbeden te worden.
En aanbidding – het benoemen van Gods wijsheid, heerlijkheid en macht – bestaat niet uit een perfecte ‘act’, maar uit een hartelijke lofprijzing. Niet de onmachtige mens moet het middelpunt worden. Niet zijn onmogelijkheid om woorden over God te formuleren. God is als een moeder of vader die geniet van een prachtige kliedertekening van hun zoontje of dochtertje, dat die kloddermassa speciaal voor hen heeft gemaakt.
Zulke ouders kijken niet keurend naar de klodders verf: “Nou, als je nou meer bruin had gebruikt, dan was het wat meer een boom geweest dan die paarse strepen daar!” Nee, ze zeggen: “Heb je dat speciaal voor mij gemaakt?” En als het kind hen opgetogen, met grote open ogen aankijkt, is het genoeg. Zo is de Vader ook. Hij herkent er Zijn Eigen Zoon in en daarom is het genoeg.

vrijdag 15 maart 2019

Het wonder van de vrede met God

Lijdenstijd 2019 - Bezinning III

Gij, o HEERE mijn God, hebt Uw wonderen en
Uw gedachten aan ons vele gemaakt…
Psalm 40 : 6a


Het lijkt of ik achterstevoren door de Psalm ga. Ik ben echter begonnen bij de tekst die voor mij deze Psalm heeft geopend en tot iets onpeilbaar dieps heeft gemaakt. Vanuit die tekst ga ik nu een paar stappen – verzen – terug.
Dat plan van God om mensen te redden… hoe is dat gegaan? Al in mijn kinderjaren dacht ik na over de eeuwigheid en het onmetelijke daaraan maakte me altijd bang. Niet dat ik bang voor de HEERE was of voor de dood, maar de onbevattelijkheid van de eeuwigheid vond ik zó majestueus groot dat het me met angst vervulde.
In die tijd begreep ik ook dat God er al van eeuwigheid was. Hij bedacht – menselijk gesproken – het plan van de schepping. Ook had Hij Zich gebogen over de zondeval die de mens over zichzelf zou gaan afroepen. Dat daar de val van de duivel aan voorafging, realiseerde ik me nog niet zo. Maar wat gebeurde er na de val van de mens? In tegenstelling tot wat God deed bij de val van satan – hem eeuwig tot de hel veroordelen – reageerde de HEERE op de val van mens anders. Dat vond ik vreemd. Nu zou ik het ‘genade’ noemen.
In het Oude Testament vind ik er niet zoveel die daarover hebben nagedacht. In Psalm 40 kom ik er één tegen: David. Hij zingt over ‘wonderen’ en over ‘gedachten’ van God. De Kanttekeningen waarderen dat woord ‘gedachten’ als ‘gedachten des vredes’. Ze leggen een link met Jeremia 29 : 11, waar staat: “Want Ik weet de gedachten die Ik over u denk, spreekt de HEERE, gedachten des vredes en niet des kwaads, dat Ik u geve het einde en de verwachting.” Een amerikaanse Bijbel spreekt over ‘give you a future and a hope’. Gods reddingsplan is een plan van toekomst en hoop. Die bedreigende eeuwigheid – hoe weinig refo’s beseffen eigenlijk hoe angstaanjagend die is zónder God! – hoeft geen muur meer te zijn, maar mag een open deur naar de vrede met God zijn! David zingt dat God die gedachten ‘vele’ (groot) en bezingenswaardig maakte.

woensdag 13 maart 2019

Hoeft God geen offers?

Lijdenstijd 2019 - Bezinning II


Gij hebt geen lust gehad aan slachtoffer en spijsoffer; […]
brandoffer en zondoffer hebt Gij niet geëist.
Psalm 40 : 7


Wat raar? Wil God geen offers? Had Hij daar nooit behoefte aan? Ik trek mijn wenkbrauwen hoog op. Dat is toch in tegenspraak met heel die offerdienst bij Mozes? De HEERE had toch in detail laten opschrijven hóe Hij gediend wilde worden en hoe de mens tot verzoening met Hem kon komen? Er moesten dieren sterven voor de zonden van de mens. Er moest bloed vloeien! Was dat dan allemaal door Mozes verzonnen? Wat zingt David hier nou?
De woorden ‘lust’ en ‘geëist’ in deze tekst hebben de lading ‘voldoening’; dus dat God het ‘voeldoende’ zou vinden. Die offers op zich waren echter niet toereikend. Met dát doel waren ze ook nooit bevolen. Ze waren teken van iets beters dat komen zou; Iemand beters! Zo’n offerdier dat als een slachtoffer werd gedood, willoos en lijdelijk, kon God niet tevreden stellen. De Vader wachtte op een Offerlam, Dat gewillig en welbewust naar de slachtbank zou gaan. Dat doelbewust de onmetelijke prijs van mensenzonden ging vereffenen met een fiere onverschrokkenheid – als de Leeuw van Juda – voor Hém.
Jezus was niet de trieste mislukkeling die veel Passions van Hem maken. Hij was niet het slachtoffer Dat er niets aan kon doen: the wrong moment and the wrong place. Dikke pech! Nee, Hij was weloverwogen en doelbewust juist daar waar de dingen zouden gebeuren zoals Hij ze wilde. Niet om Zelf de Held uit te hangen, maar om Zijn Vader intens tevreden te stellen en een opening te maken voor de mens die met zijn domme zonde dikke muren van schuld opstapelde tussen zichzelf en God, zijn Schepper.
Nee, God had geen plezier in die arme lammetjes die mekkerend werden gekeeld; aan die stieren die loeiend dood werden gestoken en met een plof op de tempelvloer de laatste adem uitzuchtten, terwijl een plens bloed over de plavuizen gutste. God houdt niet van horror. Hij was juist enorm hard aan het werk om jou en mij te kunnen bereiken! Onpeilbaar pure liefde.

dinsdag 12 maart 2019

“Zie Ik kom”

Lijdenstijd 2019 - Bezinning I

Toen zeide ik: Zie, ik kom; in de rol des boeks is van mij geschreven.
Ik heb lust, o mijn God! om Uw welbehagen te doen…
Psalm 40 : 8-9a


De melodie van Psalm 40 vond ik vroeger saai en daarmee vond ik ook de Psalm zelf saai. Dat kwam vooral omdat ik me er eigenlijk niet in had verdiept. Er moet een keer over gepreekt zijn, toen mijn ogen voor de rijkdom van deze woorden openging. In een flits werd ik teruggevoerd naar de vreselijke situatie in de nadagen van het Paradijs. Er zat een barst in de schepping en dat zou grote gevolgen krijgen.
Daar in Genesis 3 zou je de HEERE erop kunnen ‘betrappen’ dat Hij Zijn woord niet hield. Hij had toch gezegd dat ‘ten dage’ (op het moment dat) de mens van die boom zou eten, hij zou moeten sterven? Het leek er dus eerder op dat de slang gelijkt had (hun ogen zouden opengaan…) dan dat de HEERE gelijk had (ze zouden sterven).
Adam en Eva aten en ter plekke schrokken ze… Dat was een nieuwe emotie, die ze nog nooit hadden ervaren. Heftig ook. Ze realiseerden zich onbedekt, onbeschermd te zijn. Kaïn zou dat later ook voelen, toen hij Abel had vermoord.
Tot overmaat van ramp hoorden ze ook nog dat de HEERE eraan kwam: Zie Ik kom! Dat zou hun dood worden! Maar hoe groot was hun verrassing! God kwam niet om te doden, maar om te evangeliseren! De moederbelofte, waaruit alle andere beloften zouden worden geboren. Wat was daaraan vooraf gegaan?
David had er blijkbaar profetisch licht op gekregen. Hij zingt de woorden van God de Zoon uit: “Ik zal gaan, Vader. Want Ik heb een welbehagen, een diepe vreugde, om dat te doen waar U diep door wordt verblijd.”
Toen God naar Adam kwam, was de Zoon al naar de Vader gekomen! Als Hij dat niet had gedaan, wat zou de wereld er dan als een hel hebben uitgezien. Het gewicht van die woorden kan ik nauwelijks bevatten… een klein beetje maar. Straks zal ik er iets van snappen. Wat een dag zal dát zijn! En die melodie van deze Psalm is me dierbaar geworden; daardoor!