Hoofdstuk 14
En God keerde Zich, en gaf hen over, dat zij
het heir des hemels dienden,
gelijk geschreven is in het boek der profeten:
Hebt gij ook slachtofferen en offeranden Mij opgeofferd,
veertig jaren in de woestijn, gij huis Israëls?
gelijk geschreven is in het boek der profeten:
Hebt gij ook slachtofferen en offeranden Mij opgeofferd,
veertig jaren in de woestijn, gij huis Israëls?
Ja, gij hebt opgenomen den tabernakel van
Moloch,
en het gesternte van uw god Remfan, de afbeeldingen,
die gij gemaakt hebt, om die te aanbidden;
en Ik zal u overvoeren op gene zijde van Babylon.
en het gesternte van uw god Remfan, de afbeeldingen,
die gij gemaakt hebt, om die te aanbidden;
en Ik zal u overvoeren op gene zijde van Babylon.
De tabernakel der getuigenis was onder onze
vaderen in de woestijn,
gelijk geordineerd had Hij, Die tot Mozes zeide,
dat hij denzelven maken zou naar de afbeelding, die hij gezien had;
gelijk geordineerd had Hij, Die tot Mozes zeide,
dat hij denzelven maken zou naar de afbeelding, die hij gezien had;
Handelingen 7 : 42-44
Je eigengemaakte beeld aanbidden heeft iets
aandoenlijks, zo zagen we in het vorige hoofdstuk. Het sterrenstelsel
aanbidden, dat niet door jou is gemaakt, is nog wel wat anders! Het heelal
heeft altijd al een -bijzondere aantrekkingskracht op mensen. Het is door God
gemaakt… en toch vindt God die eigenzinnige godsdienst complete afgoderij!
Fake godsdienst
Wat hebben de Israëlieten die veertig jaar
in de woestijn gedaan? Ik had er als kind toch altijd het beeld bij van:
moeizaam door het zand sjokken, voor straf. Ook dacht ik dat het volk netjes de
offerdienst uitvoeren die God had geboden aan Mozes. Maar hoe schokkend is het
om te lezen dat God een vraag stelt: “Hebben jullie ook slachtoffers en
allerlei opoffering aan Mij gebracht?” Alsof Hij wilde zeggen: “Heb je ooit wel
eens wat laten zien aan Mij dat op -gehoorzaamheid leek? Praat me er niet van!
Nooit!” Dat is toch wel een harde boodschap voor het volk. De vraag is: zegt
Stefanus dit, doordat hij de historie zelf inkleurt, of omdat de Heilige Geest
dit zegt? Dan zou dat dus terug te vinden moeten zijn in het Oude Testament.
Het zijn de onthutsende woorden aan het einde van
Psalm 95: “Veertig jaren heb Ik verdriet gehad aan dit
geslacht, en heb gezegd: Zij zijn een volk, dwalende van hart, en zij kennen Mijn
wegen niet. Daarom heb Ik in Mijn toorn gezworen: Zo zij in Mijn rust zullen
ingaan!” Om zo maar één voorbeeld te noemen. Maar Stefanus spreekt niet
over de Psalmen, maar over de Profeten! Eigenlijk legt hij hier een link naar
Amos 5 : 21-23, waar Amos in een even venijnige woordenstroom moet zeggen
namens de HEERE: “Ik haat, Ik versmaad uw feesten, en
Ik mag uw verbodsdagen niet rieken. Want ofschoon gij Mij brandofferen offert,
mitsgaders uw spijsofferen, Ik heb er toch geen welgevallen aan; en het dankoffer
van uw vette beesten mag Ik niet aanzien. Doe het getier uwer liederen van Mij
weg; ook mag Ik uw luiten spel niet horen.”
En die woorden kende de luisteraars van Stefanus.
Dat waren vervelende woorden. Want je kunt wel zeggen dat dat allemaal vroeger
is gebeurd en dat jij daar geen deel aan hebt. Maar zo denkt een Jood niet. Hij
is één met zijn volk en één met zijn historie. Dit soort vervelende situaties
zijn een zwarte bladzijde in het boek van toen én van vandaag!
Dat Stefanus juist dit element aanhaalt in zijn
preek, steekt zijn hoorders. Want ze voelen perfect aan hoe hij dat bedoelt.
Meer nog dan wij, vermoed ik. Want let er maar eens op dat hij hier niet
spreekt in de wij-vorm, maar in de zij-vorm: “En God
keerde Zich, en gaf hen over, dat zij het heir des hemels dienden…” Hij
doet dus, alsof hij er ook even niet bijhoort en alsof het ook niet over zijn
luisteraars gaat. Zou daar misschien juist de angel voor hen zitten? Luisterden
zij tussen de regels?
Afgodendienst
Kijk, als je niet beter weet en je nooit
anders gewend bent geweest, is het niet zo vreemd wanner je afgoden dient. Wie
God nooit heeft gekend of persoonlijk ontmoet, weet niet beter. Als je opgroeit
in een dorp of stam waar Moloch, of Remfan, wordt aanbeden, denk je dat dat
allemaal klopt; je denkt zelfs dat jij de juiste god aanbidt!
Maar toen ik als kind een bijbelverhaal hoorde over
het volk Israël dat de afgoden ging dienen, vond ik dat raar. Het zal het
verhaal van Jerobeam zijn geweest, die zijn volk verbood naar Jeruzalem te gaan
en gebood om God slechts in Dan en Bethel te dienen bij de gouden kalveren!
Toen dacht ik: dat is raar! Al die mensen hebben God, de God van Abraham, Izak
en Jacob, gekend en gediend en nu opeens komt er een koning die zegt dat die
gouden kalveren God zijn.
Of die keer dat het verhaal ging over Achab die het
volk verbood in de God van het Verbond te geloven en gebood om Baäl te dienen.
Een god van vreemde volken, vijanden van Israël zelfs! Opeens moest het volk
allemaal vergeten Wie God was en doen alsof… ja doen alsof Baäl nu God was. Ik
snapte niet dat je nooit meer aan God dacht en dat je nooit eens dacht: “Wat
doe ik eigenlijk? Wat doen we met zijn allen? Dit is toch allemaal nep?” Die
mensen keken toch naar dat beeld van Baäl? Die wisten toch wel dat dat beeld
nooit bewoog en nooit van zijn plek kwam? Die wisten toch gewoon dat het
allemaal nep was?
Of, andere verhalen, die priesters of
medicijnmannen of druïden van heidenstammen. Die zijn toch op een keer begonnen
met die vreemde godsdienst? Want als je helemaal teruggaat in de tijd kom je
bij Noach en zijn zonen, die allen precies wisten Wie God was. Ooit is er dus
iemand begonnen om wat anders te gaan doen en geloven! Dat snapte ik dus als
kind al niet. En ik vond het zo gaaf aan God dat Hij er al van eeuwigheid was!
Al leverde mij dat weer andere vragen en raadsels op, waar ik niet zomaar een
antwoord op wist. Dat wel. Maar toch…
Wie zijn die afgoden?
Stefanus heeft het over Moloch en Remfan.
Of eigenlijk over ‘het gesternte van uw god Remfan’. God is in gesprek met Zijn
volk en praat in de jij- en jullie-vorm: ‘uw
god’, ‘die gij gemaakt heb’ en ‘die gij opgenomen hebt’. Misschien ben je
nieuwsgierig wie die goden zijn. Op internet vind je tal van artikelen over wie
die goden zijn en ik waag me daar toch niet aan. De schrijvers spreken elkaar
nogal tegen en… het leidt ons af van de boodschap. Moloch komen we in de Bijbel
tegen. Men beweert dat hij als een kalf-mens wordt afgebeeld. Dat element
‘kalf’ moet je goed onthouden. Vaak vertelt men dat het een groot beeld van
koper was, met een enorme oven erin. Een beeld met uitgestoken armen waarin
kinderen werden gelegd. En de priesters roffelden dan keihard op hun trommels
om de ouders niet te laten horen hoe de kinderen krijsend verbrandden.
Remfan wordt hier eigenlijk genoemd als ‘het
gesternte van Remfan’. Hoewel daar dus een beeld stond dat mensen hadden
gemaakt, symboliseerde dat beeld iets van de zon. In die twee goden zelfs zou
de zon worden aanbeden als een alles-verzengende oven. Het zou kunnen.
Ook kom ik op internet een aantal sites tegen die
over symbolen schrijven. Met name christelijke symbolen die wij nu nog kennen
en ‘aanbidden’. Bijvoorbeeld het kruis en de vis (ichthus), maar ook hebben wij
speciale gevoelens bij de hexagon, de zogenaamde Davidsster. Sommige
overgeestelijke evangelischen en ‘orthodoxen’ waarschuwen ons om zulke symbolen
met een heidense origine te gebruiken. Het kruis is volgens hen niet een
positief teken, maar het tegenovergestelde van het geloof. Het is het teken van
de vloek! En de vis is een verwijzing naar de vis-god Dagon, die iets te maken
zou hebben met Nimrod, de bouwer van Babel (Babylon). En dat is in het verband
van onze tekst wel interessant. Ook de Davidsster is een occult teken. Maar
toch… de HEERE leert ons niet in de symbolen te roemen, maar in de betekende
zaak! Wij roemen niet in brood of wijn, maar wij heffen onze harten in de hemel
om Hem te aanbidden Die in deze tekenen ons nabijkomt en laat zien en proeven
Wie Hij is, Wie Zijn Zoon is en wat Hij voor ons heeft gedaan. We blijven dus
niet hangen in symbolen, maar steken af naar de diepte: de betekende,
eigenlijke, zaak!
Wat zijn die afgoden?
Toch noemt Stefanus deze goden om er iets
mee te zeggen. Wat zijn die goden? Al de goden van de heidenen zijn ijdelheid,
zingt Psalm 96:
Al d’ afgoon zijn slechts ijdelheden,
Maar God, Die van ons wordt beleden,
Is ‘t, Die de heemlen heeft gesticht
En voor Zijn Goddlijk Aangezicht,
Zet eer met majesteit haar treden.
Dat zegt de HEERE om Zijn volk gerust te
stellen. Naast dat het de waarheid is, steekt Hij hen een hart onder de riem
door hen te laten zien dat die goden helemaal niets kunnen doen! Wees maar
gerust, ze stellen niets voor. Ze zijn van hout gemaakt, mooi versierd met goud,
zilver en gekleurde stenen en verfstoffen. Maar iemand heeft ze ooit zelf
bedacht, ontworpen en -gemaakt! God noemt ze in de tekst een afbeelding die
jullie hebben gemaakt om te aanbidden. Men wilde iets tastbaars van God hebben.
Daarom hebben ze kunstig ontworpen beelden gemaakt naar een eigen
interpretatie, afbeelding en ontwerp.
Een vers verder gaat het over de tabernakel die
Mozes moest laten maken. Ook daar noemt de HEERE een ‘ontwerp’; dat was de
afbeelding die God liet zien aan Mozes, op de berg Sinaï. God maakte een
werktekening: kijk zo moet je het laten maken. En Ik heb twee mannen met Mijn
Heilige Geest vervuld; die kunnen dat precies zo uitvoeren: Bezaleël en Oholiab
waren door God Zelf uitgekozen als uitvoerders. En zij hebben het ook keurig en
perfect uitgevoerd. Mij lukt dat nooit, iets natekenen, precies volgens het
voorbeeld. Mijn vrouw kan dat altijd wel heel goed. Bij mij wringt het meestal.
Ik teken liever iets zelf uit mijn hoofd, zonder voorbeeld. Maar deze twee
mannen maakten het dus wel precies zo, zoals God het bedoeld had! En God was er
blij mee, want Hij liet merken dat Hij er Zelf in wilde wonen. Dus was het
goed!
Kunstenaar versus kunstenaar
De HEERE stelt Zich dus als Kunstenaar
tegenover die kunstenaars die die afgodsbeelden zelf hadden gemaakt. Hij is de
grote Kunstenaar Die de hemel en de aarde heeft geschapen. Hij liet een
tabernakel bouwen, maar nergens was een afbeelding van Hemzelf te zien!
Als iemand een portret van jou maakt dan ben je
benieuwd hoe het is geworden. Klopt het schilderij of de tekening met het beeld
dat jij van jezelf hebt? Lijkt het? Vaak valt het tegen, maar dat ligt niet
altijd aan de kunstenaar.
Echter, nu gingen die menselijke, -heidense,
-kunstenaars wel een beeld van God maken. God heeft gezien wat ze ervan gemaakt
hadden. Wat ze accentueerden aan Hem of juist weg lieten. Wat ze scheef trokken
of opblaasden. Zeker weten dat God Zich nooit heeft herkend in die beelden die
er van Hem zijn gemaakt.
Is dat trouwens ook niet een puntje van aandacht
bij het beeld dat wij verbaal van Hem maken? Zijn wij in staat een volledig en
volmaakt beeld van Hem met woorden te schetsen? Schiet dat niet altijd tekort?
Is Hij in woorden te vangen? Zou het kunnen zijn dat de HEERE Zich ook niet
herkent in het beeld dat wij, dat predikers, leraars en ouders, van Hem maken?
Moet Hij zeggen: “Dat beeld dat jij van Mij maakt is maar een eigengemaakt
ontwerp en niet de werkelijkheid van Wie Ik ben! Je bent een eigengeschapen
karikatuur van Mij aan het aanbidden! Maar Mij heb je geen offer en geen
opoffering gegeven!”
Misschien is het geen Moloch- of Remfanbeeld, maar
aanbid je een of andere oudvader, een theoloog, een voorganger of een ander
‘voorbeeldfiguur’.
Karikatuur en oordeel
God dreigt met een nieuwe ballingschap ‘op gene zijde van Babylonië’. De andere kant van
Babel? De kant van de grote hoer uit Openbaringen? Het kamp van satan?
Definitief? Ja, dat is het risico dat je loopt als je niet genoeg hebt aan het
beeld dat God Zelf heeft uitgetekend in Zijn Woord en vooral in Zijn Zoon, daar
aan het kruis!
Er komt een einde aan Gods geduld. De Geest
bedroeven doet Hem terugtrekken. De Geest uitblussen doet Hem verdwijnen en
naar elders vertrekken. Naar Noord-Korea, naar Kenia, naar Saoedi-Arabië, naar
Ghana, naar China naar Afghanistan of naar Somalië. Dwars door de vervolgingen
van Al-Shabaab, een of andere overheid, Kim Jong-un, Taliban of IS. Wie zal het
zeggen? Welke kunstenaar volg jij?
Geen opmerkingen:
Een reactie posten