zaterdag 3 augustus 2019

Mijn God, Die mijn God niet is

Toen antwoordde Bíleam en zeide tot de dienaren van Balak: Wanneer Balak mij zijn huis vol zilver en goud gave, zo vermocht ik niet het bevel des HEEREN mijns Gods te overtreden, om te doen klein of groot. (Numeri 22 : 18)

Ik zou wel willen dat meer mensen het voorbeeld van Bileam volgden. Wat? Ja! Hij zegt dat hij het bevel van de Heere zijn God met geen enkele, grote of kleine, daad zou kunnen overtreden. Velen buiten de kerk zeggen dat wel te kunnen door grofweg tegen Gods gebod in te gaan. Desnoods door te zeggen dat Hij niet bestaat. Maar er zijn er helaas ook binnen de kerk die hetzelfde doen, maar dan op een vrome manier. Ze horen Gods bevel (van bekering) en ze komen met tegenargumenten die er allen op neer komen dat God eigenlijk iets onmogelijks vraagt. Zo niet Bileam, althans niet in zijn woorden!

Intentie en intuïtie

Maar dat betekent nog niet dat Bileam nu een heel goed voorbeeld van vroomheid is. We moeten, als mensen, afgaan op de woorden die mensen spreken en daarmee met hen in gesprek gaan. Maar we hebben na Genesis 3 nog steeds een intuïtie en een werkend verstand behouden. We wilden als God zijn, maar dat waren we eigenlijk al. God formeerde ons naar Zijn beeld. En daar hoorde ook de psyche en het verstand bij. Die waren perfect in orde. Toen de mens in zonde viel, had je verwacht dat alle bomen en planten per direct verdorden en dat de mens in totale waanzin en verstandloosheid door de hof doolde, maar hij behield zijn verstand door weg te kruipen en dat kon in de struiken die niet waren verdord.
Als mensen kromme dingen zeggen, mogen, nee moeten we doorvragen over wat ze nu precies bedoelen. Als blijkt dat ze zich in bochten wringen, is er iets raars aan de hand. Als ze open en eerlijk verder vertellen en met extra woorden toelichten wat ze bedoelden, weet je dat ze waarschijnlijk oprecht zijn. Maar als mensen je proberen te vangen op woorden – zeker als je die woorden helemaal niet hebt gezegd – bevind je je in een wespennest. Dan hangt het ervan af of je in staat bent bij je punt te blijven of dat je je laat klem praten.
Als we zo kijken naar de context van de Bileams geschiedenis, dan vallen wel een paar merkwaardige dingen op.

Ongegronde angst

De Moabieten zijn doodsbenauwd voor dat enorme legerkamp van de Israëlieten. Vlak het niet uit! Het waren maar niet een paar tenten tussen de bomen! Het was een enorme vlakte vol tenten en daartussen krioelde het van de mensen, waarvan velen waren gewapend. Zeker geen tot de tanden toe bewapende strijders, maar er was iets anders dat vrees wekte!
Er was het gerucht van Israëls grote kracht die door God kwam. Datzelfde gerucht komen we aan de andere kant van het veer bij Jericho ook tegen: het is tot eeuwig behoud van Rachab en haar familie!
Die vrees was voor Moab ongegronder dan voor Jericho. Rachab bevond zich in een bevolking die door God aan het oordeel was overgeleverd vanwege de vulgaire en bizarre zonde die ze de eeuwen door hadden opgestapeld. Maar Moab was een broedervolk! Zij hadden moeten weten, uit wat er bij Edom was voorgevallen, dat Israël zijn broeders niet zou aanvallen. Dus de angst was ongegrond.

Gegronde angst

Lezend in het voorgaande hoofdstuk moet ik wel iets corrigeren over die ongegronde angst. Balak was de zoon van Zippor of Tsippor en die is waarschijnlijk in vers 26 gedood in de strijd tegen Israël. Dus dat Balak weinig fiducie had in een vreedzame onderhandeling met Israël laat zich wel wat beter begrijpen.
Het was nogal niet wat, wat er gebeurde met Moab, toen Israël eraan kwam. Dat gebeurde vlak na die vurige slangen en de genezende koperen slang! Israël had straf gehad en de HEERE had Zich weer opnieuw aan Zijn volk verbonden en zij aan Hem. Dan lezen we: “…en hij had gestreden tegen den vorigen koning der Moabieten, en hij had al zijn land uit zijn hand genomen, tot aan de Arnon. Daarom zeggen zij, die spreekwoorden gebruiken: Komt tot Hesbon; men bouwe en bevestige de stad van Sihon! Want er is een vuur uitgegaan uit Hesbon; een vlam uit de stad van Sihon; zij heeft verteerd Ar der Moabieten, en de heren der hoogten van de Arnon. Wee u, Moab! Gij, volk Kamoz zijt verloren! Hij heeft zijn zonen, die ontliepen, en zijn dochters in de gevangenis geleverd aan Sihon, den koning der Amorieten. En wij hebben hen nedergeveld! Hesbon is verloren tot Dibon toe; en wij hebben hen verwoest tot Nofat toe, welke tot Medeba toe reikt.”

Niet passief toezien

Balak, hij was dus waarschijnlijk nog maar nét koning, heeft er geen zin in om alles lijdelijk aan te zien. Ook al zo’n karaktereigenschap waar we in de kerk nog wat van kunnen leren! “Zeg jongens,” zei hij tegen de aanvoerders van de Midianieten, “dat laten we toch niet gebeuren? Die Joden slokken ons op, met het gemak van een koe die gras graast! We laten ons land toch zeker niet zomaar afpakken?”
Hij stuurt boden naar Bileam. Op deze plek lezen we niets over Bileams beroep, maar uit de volgende verzen blijkt natuurlijk wel dat hij bezig is met occulte machten. Hoe precies, wordt niet duidelijk. Hij moet het volk met een magische toverspreuk vervloeken.
In Numeri 24 : 1 wordt dat bevestigd: “Toen Bileam zag, dat het goed was in de ogen des HEEREN, dat hij Israël zegende, zo ging hij ditmaal niet heen, gelijk meermalen, tot de toverijen; maar hij stelde zijn aangezicht naar de woestijn.” Hij wordt in Jozua 13:22 een voorzegger genoemd, een persoon die zich met voorspellen of waarzeggerij (verboden zaken) bezig houdt. De apostel Petrus noemt hem zelfs een profeet (zij het een valse): “Maar hij heeft de bestraffing zijner ongerechtigheid gehad; want het juk­dragende stomme dier, sprekende met mensenstem, heeft des profeten dwaasheid verhinderd.” (2 Petr. 2:16)

Waar woonde Bileam?

Hier werd mijn beeld van Bileam bijgesteld door het geheel eens goed te lezen. Ik dacht altijd dat Bileam een tovenaar in Moab was; dus dat Balak van Moab zijn eigen tovenaar ontbood. Maar nee, Bileam woonde in Pethor aan de Eufraat in Mesopotamië! En daarmee zitten we heel dicht bij Laban uit een voorgaande bijbelstudie. Laban diende naast de HEERE dus afgoden. En daarmee komen de woorden van Bileam wellicht ook in een iets ander daglicht te staan. Het veelgodendom in Mesopotamië maakte waarschijnlijk dat Bileam ook iets met God had. Daar kun je van vinden wat je ervan vindt, maar houdt dat even in gedachten.

Mijn God?

Jakobus schrijft in zijn brief: “Gij gelooft, dat God een enig God is; gij doet wel; de duivelen geloven het ook, en zij sidderen.” Zou dat ook voor Bileam gelden? Zou hij door de toverij werkelijk weten wie God is? Nou, als hij zich bewust heeft laten leiden door satan, dus satanist was, zou hij nooit en te nimmer tegen de moabitische knechten hebben gesproken over ‘mijn God’! Dan zou hij open zijn geweest over zijn haat tegen die God.
Het heeft er echter alles van dat Bileam een multireligieus figuur was die overal het mystieke van probeerde te verenigingen tot een macht die hij naar eigen believen kon gebruiken. Hij wist dat occultisme de mensen vrees inboezemde. Dat mensen alleen al van een toverspreuk bang werden; daarna kon hij vaak alles met hen doen. En zo zou hij zijn geloofwaardigheid versterken en die omzetten in geld. Vlak niet uit wat de macht van satan is en hoe slim hij mensen manipuleert. Zelfs zijn medium betovert hij, zodat niet helder wordt wat dat medium zelf denkt. Dat maakt het ook heel lastig om als kind van God je intuïtie te gebruiken om zo iemands intentie helder te krijgen. Satan staat wat dat betreft boven ons. Ja, God is de Almachtige, maar wij kunnen niet altijd doorgronden wat er nu precies aan de hand is.

Waarheid in blindheid

Satan wordt ook niet voor niets een engel des lichts (Lucifer) genoemd… hij draagt de schijn van ‘zijn’, zodat kinderen van God verblind worden. Wat Bileam hier zegt komt uiteindelijk in de Bijbel terecht. En dat is verwarrend, helaas! Die Moabieten zullen zijn woorden niet hebben gesnapt, maar Israël is deze uitspraak van Bileam toch ter ore gekomen en Mozes heeft het opgetekend in dit boek. Daarmee schiep satan verwarring in Gods Woord! Bileam noemde zich zelfs: “…de man, wien de ogen geopend zijn…”
Wat Bileam hier zei was niettemin waar. Hij heeft het niet verder kunnen brengen dan het uitspreken van zegeningen; zelfs een messiaanse profetie: over de scepter die uit Israël zou opkomen! Zo dichtbij het volk van het heil en toch verloren!

Vragen

Wat vind je van Bileam? Zou hij een kerkmens kunnen zijn? Zij woorden waren waar en toch ging hij verloren; hoe eindigde zijn leven (Joz. 13:22)? Hoe gebruikte God deze geschiedenis later (Richt. 11:25) als waarschuwing? Met welk doel citeert Micha deze geschiedenis in zijn profetie, hoofdstuk 6:5? Wat heb jij geleerd?

Geen opmerkingen:

Een reactie posten