en geeft den God van Israël de eer; misschien zal Hij Zijn hand verlichten van over ulieden,
en van over uw god, en van over uw land. (1 Samuël 6 : 5)
Wij hebben vaak vooringenomen standpunten over heidenen en ongelovigen, maar hier blijkt maar weer dat ze dingen kunnen zeggen die méér inhoud hebben dan veel theologen bij elkaar kunnen zeggen! Hoe zijn deze Filistijnen tot zulke ware woorden gekomen? En lijken ze misschien op kerkmensen?
Wat ze belijden van God
Het voodoo-denken zit de mens meer in het bloed dan hij wellicht wil toegeven. Met voodoo probeert men een object te gebruiken om er een wending in het levensongeluk mee te veroorzaken. Door een zichtbaar object te gebruiken, visualiseert men de kwade macht, die op zich onzichtbaar is. Men probeert dan die boze macht in te dammen, te vervloeken of zelfs te doorboren en dood te maken.In deze geschiedenis zien we dat denken ook terugkomen: de kwade dingen (puisten en muizen) worden gevisualiseerd en men probeert er macht over te krijgen, door ze in een doosje terug te sturen naar Israël, samen met de ark van God, die men op de een of andere manier zag als de personificatie van de God van Israël. Die ark terugsturen met dat wat Hij als plaag over de Filistijnen had uitgestrooid zou wellicht een gunstige wending voor hen kunnen betekenen.
Dat denken kom je – weliswaar in een wat andere vorm – ook tegen in de kerk. Daar wordt de zonde gepersonificeerd soms als ‘de oude mens’ en die moet je zien dood te krijgen. Daar wordt satan soms gevisualiseerd in allerlei gedrochtelijke figuren en wordt zijn macht in vormen gegoten die voor ons mensen verleidelijk zouden kunnen werken. Je zou dan je smartphone moeten vernietigen of je cd- of dvd-collectie, omdat daarin het kwaad zou zitten.
Begrijp me goed: zonde bestaat, satans macht valt niet te loochenen en de ‘oude mens’ is geen verzinsel op zich. Maar waar het me om gaat is de manier waarop men ermee omgaat! Denken we macht te kunnen uitoefenen op het kwaad, als we dat in iets (of iemand) duiden? Dat is tamelijk heidens denken!
De grote vraag is: moeten we wel erg bezig zijn met de zonde op zich? Of moeten we niet juist al onze aandacht richten op Christus Die met Zijn Geest deze kwade invloeden en werkingen van satan kan laten verdwijnen? Moeten we echt preken volstoppen met aanwijsbare uiterlijkheden die zogenaamd de zonde zouden visualiseren? Of moeten we juist meer Hem laten zien, Die macht heeft over álles? Onze hemelse Bruidegom, Die als het Lam én als de Leeuw naast Zijn Vader op de troon zit en altijd voor ons bidt?
De Filistijnen houden ons in die zin een spiegel voor: pakken wij onze bekering ook niet vaak op dezelfde manier aan? Maken we de zonden en de verleidingen concreet tastbaar om ze zo te kunnen beïnvloeden en bestrijden? Menen wij dus, door een strategie van religiositeit, deze kwade machten de baas te kunnen, zij het dat het een levenslange strijd is? Of durven we al te leven bij de overwinning die in Christus vast en zeker is? Dat is nogal een verschil!
Deze heidenen merken dat er met die ark van God wat aan de hand is. Die ark lijkt al die plagen te veroorzaken. Hoe krijg je grip op de zaak? Hoe kun je het kwade ombuigen en naar je hand zetten? Ze raadplegen hun tovenaars en die adviseren dat ze de ark moeten terugsturen. Daarmee zullen ze van het kwaad verlost kunnen worden. En als je “de ark des Gods van Israël wegzendt, zendt haar niet ledig weg, maar vergeldt Hem ganselijk een schuldoffer; dan zult gij genezen worden, en ulieden zal bekend worden, waarom Zijn hand van u niet afwijkt.”
Hoe ziet zo’n offer er dan uit? Wel, dan zie je dat het bijgeloof veel met cijfers en getallen werkt en met denkbeeldige gelijkenissen. Het namaken of visualiseren van de plagen in een oplage van het aantal stadsvorsten, zou maken dat alles in perfecte harmonie is. Die Filistijnen hadden met hun bijgeloof wel helder dat God een God van orde is! Maar met hun mystiek sloegen ze het spoor van het kabbalisme in, waarmee ook veel rechts-orthodoxe kringen, als ook esoterische stromingen binnen de kerk het bos in gaan. En dan spreken de Filistijnen over het ‘God de eer geven’. Wat bedoelen ze? De Kanttekeningen leggen ons uit: “Door te bekennen dat gij met recht van Hem gestraft zijt over uw vergrijping aan de ark des Heeren.” Dus schuldbekennen is een manier waarmee je God weer laat luisteren naar je gebeden. Dat hadden die Filistijnen op zich goed begrepen!
Wat ze belijden van hun eigen god
Wat ze ook goed begrepen hadden is dat God Zich niet zomaar voor een karretje laat spannen. Hoe goed jij je schuldbelijdende godsdienstigheid ook vorm geeft… dáárin ligt geen automatische verhoring: “misschien zal Hij Zijn hand verlichten van over ulieden en van over uw god en van over uw land.”Maar ze pakken deze mogelijkheid wel met beide handen aan… omdat ‘niets doen’ geen optie is! Ook zo’n verrassend goed voorbeeld voor veel kerkmensen! Lijdelijkheid is de dood, vinden de Filistijnen. En ze hebben er ook een steekhoudend argument bij: “Waarom toch zoudt gijlieden uw hart verzwaren, gelijk de Egyptenaars en Farao hun hart verzwaard hebben? Hebben zij niet, toen Hij wonderlijk met hen gehandeld had, hen laten trekken, dat zij heengingen?”
Met die God van Israël viel minder te spotten dan met Dagon! Ze willen het misschien niet zo goed toegeven, maar ze zeggen wel iets dergelijks: “misschien zal Hij Zijn hand verlichten van over … uw god …” De God van Israël had laten zien dat Hij die Dagon van hen in Zijn macht had. Dagon is blijkbaar niet in staat voor zichzelf op te komen (net als Baäl bij Elia). Hij regelt geen enge ziekten en plagen. Hij toont geen weerstand te kunnen geven aan de HEERE.
Daarom springen de Filistijnen zelf maar in de bres voor Dagon. Laten we dit en dat doen, zodat die God van Israël onze god met rust laat! Hoe helder zien zij de werkelijkheid onder ogen, maar hoe blind blijken ze uiteindelijk te zijn!
Wat ze niet belijden van God
Want ja… ze belijden niet dat de HEERE de enige ware God is. Ze blijven vasthouden aan hun vaste patroon en vertrouwde godsbeeld. Ze proberen die werkelijk levende God op afstand te houden, te manipuleren, op een voodoo-achtige manier. Ze gaan dingen maken om Hem in hun greep te krijgen. Ze gebruiken voorwerpen om iets bij Hem gedaan te krijgen en weer grip te krijgen op hun afgodische leven. Daartoe was Dagon dan weer niet in staat, maar zijn profeten of tovenaars blijkbaar wel.Grip op God en het goddelijke proberen te krijgen, dat zit sommige kerkmensen ook in het bloed. En de wet speelt daar een belangrijke rol in! Die wet is voor sommigen een tool om God tot iets te bewegen. Je strak aan regels houden – puur om de regels zelf en niet om de HEERE met heel je hart te dienen – is een begaanbaarder pad voor hen, dan Christus dienen en je verlaten op Zijn volbrachte werk! Bidden in Zijn naam ligt minder prettig in het gehoor dan de woorden van Psalm 119 vers 70: “Hun hart is vet als smeer; maar ik heb vermaak in Uw wet.” Of vers 87 “Zij hebben mij bijna vernietigd op de aarde, maar ik heb Uw bevelen niet verlaten.” Men gaat voorbij aan hoe de dichter het bedoelde en dat hij zich bevond in de oude bedeling, waarin de Messias nog komen moest!
Waarin zij lijken op veel kerkmensen
Grip op God krijgen is een hardnekkig stuk ongeloof en heidendom in de kerk. En je komt het over de volle breedte tegen. De gaven van de Geest uitbeelden, overaccentueren en misbruiken als stadia in het geloof. Ziekte en ongeval koppelen aan de kracht van jouw geloof. Maar even goed jezelf minderwaardig maken om zo te doen alsof God daarmee groter zou worden. Hij wordt enkel geëerd door onze gebeden om Zijn hulp. Als we al onze hulp van Hem verwachten dan geven we Hem de eer die Hem toekomt.Gods adviezen zo letterlijk mogelijk naleven is wel iets dat zichtbaar en meetbaar is. Maar dat is direct ook het probleem. De mensen om ons heen moeten ons niet op waarde kunnen schatten. God kent ons hart en weet waarom we de dingen doen zoals we ze doen. Dus hoe relevant is dan eigenlijk een opgedirkt leven van uiterlijkheden, waarin de hartelijke liefde tot Hem ontbreekt?
Tenslotte het ‘misschientje’, waarover deze Filistijnen spreken. Met goden weet je maar nooit. De rooms-katholiek tobt er vaak mee; de moslim is zijn levenseinde ook niet zeker; en talloze christenen meten hun geloofszekerheid ook af aan hun gestalte en daden. Maar óf God daar positief op reageert moet je maar afwachten… Waar is het vaste geloof in Hem en het vaste vertrouwen? Laten we leven van en in Zijn liefde. Laat Hém je leven niet alleen regeren maar ook vormgeven tot Zijn eer. Leer Hem kennen!