Rechten impliceren bepalingen die juridisch vast liggen, zodat je niet zomaar van alles kunt doen met het object, waarop die rechten rusten. Ergens voelt ieder mens wel aan dat dat goed is. Iemand heeft en kunstwerk gemaakt, een song of een symfonie. Die persoon heeft het bedacht.
Als een anders het dan kopieert en er geld mee verdient, voel je je als songwriter of componist bestolen. Het voelt als een architect die een prachtig gebouw heeft ontworpen. Dan komt de slager en roept tegen de omstanders: “Kijk, dat heb ik gemaakt.” Er klinkt applaus voor de slager; lovende woorden worden gesproken; mensen betalen de slager entreegeld om binnen te mogen kijken. En de architect? Hij krijgt niets.
Recht en vrijwaring
Kijk, als er een regeling is getroffen met de architect dat de slager de eigenaar van het pand wordt, dan is de slager vrij om mensen binnen te laten in zijn pand. Dan wordt de architect gevrijwaard; hij kan dan dus geen rechten meer laten gelden op het pand; de slager is vrij om er mee te doen wat hij wil. Hij mag entreegeld heffen, als hij dat wil. De architect heeft ook geen recht van spreken meer, als de slager het pand wil veranderen of zo iets.Maar… de slager zal nooit mogen zeggen dat híj het pand heeft gemaakt. Dat is en blijft een leugen. Hij zal moeten blijven zeggen dat de bedenker die en die architect was! Het concept van dat pand – en daar heb je de rechten weer – mag niet zomaar door de groenteboer aan de overkant worden overgenomen, om zo gemakkelijk eenzelfde pand neer te zetten!
Mozes, de dienstknecht van God
Het mag ons opvallen dat de HEERE aan Johannes vertelt dat het gezang uit Exodus 15 of Deuteronomium 32 ‘van Mozes’ is. De HEERE zegt niet: “Dat lied van Mozes was natuurlijk van Mij! Mozes heeft het toentertijd wel gezongen, maar het kwam tot stand door Míjn Tekstschrijver, de Heilige Geest. En omdat de Geest, de Zoon en de Vader Eén zijn, hebben we het hier eigenlijk over Mijn gezang!”Nee, de HEERE laat het het lied van Mozes zijn! Diverse Psalmen zijn ‘van David’; zo is dit gezang bedacht, geschreven én gecomponeerd, door Mozes. Want hoewel het er niet zo expliciet bij staat, zal Mozes ook de melodie hebben bedacht. Als in die tijd Buma/Stemra had bestaan, dan had Mozes rechten kunnen laten vastleggen op dit lied. Misschien vind je dat een rare opmerking, maar ik ga dat verderop uitleggen, om je ergens over na te laten denken!
Echter, er staat nog iets bij: Mozes, de dienstknecht Gods. De HEERE noemt tegen Johannes niet alleen Mozes’ naam, maar eigenlijk ook Zijn Eigen Naam! En in dit verband brengt dat ons bij een speciaal gebied in de rechtspraak: van wie is een ontwerp dat een werknemer in ‘de baas z’n tijd’ maakt? Het is het ontwerp van die werknemer (dienstknecht), maar hij heeft dat gedaan voor zijn baas (Heer); die heeft hem betaald voor de tijd die hij ermee bezig is geweest. Dat moet je zien als een vrijwaring. Die werknemer kan nooit geld vangen voor zijn ontwerp. Als anderen dat willen kopiëren, moeten ze zijn baas ervoor betalen. Hooguit mag die werknemer zijn eigen naam in het colofon zetten.
Daarentegen kan die werknemer nooit zeggen: “Dat heb ík bedacht”. Hij heeft zijn werknemer niet geïnspireerd. Hij heeft hem alleen geld en omstandigheden gegeven waarin deze tot dat ontwerp kon komen. Maar wanneer zijn baas hem daarvoor voldoende heeft betaald, kan die werknemer nooit eisen dat alleen híj de eer en de winst ervan krijgt.
Eergierig of eergevig?
Door Mozes in het juiste perspectief te schilderen, laat de HEERE zien Wie de rechten van dít lied toekomen. Het gezang van Mozes is daarom vrij te gebruiken, maar niemand kan ooit zeggen dat hij of zij dat lied heeft bedacht.En – dat maakt deze situatie zo anders dan de onze, hoewel… – als je Mozes zou vragen “Hoe kwam je op zo’n briljant lied?”, dan zal hij je direct zeggen: “Soli Deo Gloria! Zijn Geest inspireerde mij en vulde me met zóveel aanbidding van de HEERE – vanwege Zijn grote daden aan ons zondaars bewezen – dat het lied er als vanzelf uitbarstte! Het was niet meer tegen te houden.”
Geen moment zou Mozes zijn ogen halfdicht knijpen, zijn hoofd wat schuin omhoog houden, met zijn handen de revers van zijn jasje omklemmen en met een aardappel in zijn keel pronken: “Tjaaa, dat is het mysterie van mijn briljante brein. Hoe onstaan dit soort dingen… Ja, daar moet je heel veel voor denken. Je geest richten om het licht in jezelf en inzoomen op het grote zijn van de vrije geest. Dat heb je of dat heb je niet…”
In chargeer natuurlijk vreselijk. Maar je snapt dat ik met dit schilderij van de ego-Mozes iets wil zeggen. Hoe vér sta jij af van die Mozes, wanneer jij iets moois hebt gemaakt of iets goeds hebt gedaan? Hoe ziet jouw gezicht eruit als mensen je prijzen om wat je hebt gedaan?
Of erger nog: wat is jouw motivatie, wanneer je wat doet? Ben je eergierig of eergevig? Wanneer je een schilderij hebt gemaakt dat er geweldig uitziet, een boek geschreven hebt dat wordt aangekondigd als best-seller, een dissertatie hebt geschreven waarmee je cumlaude afstudeert… durf je het dan ook aan om en publique God de eer te geven?
Toen ik 12,5 jaar aan de zaak was sprak ik een paar eenvoudige dankwoorden uit, waarin ik de oorzaak van mijn dank ook noemde: De HEERE, Die mij kracht en gezondheid gaf om het werk te doen; ik refereerde daarbij aan een collega die op diezelfde dag met de VUT had willen gaan, maar die datum niet haalde omdat hij eerder overleed. Na afloop maakte een collega een geintje en zei: “Je hebt ons niet eens bedankt… Alleen God! Beetje jammer…” Ze knipoogde en grijnsde en ik wist dat ze doelde op de woorden over God. Ze had het dus goed begrepen.
Rechten op liederen en teksten
Er is nog één ding dat ik wil noemen in dit verband, waarover je eens zou moeten nadenken. Dat heeft te maken met die rare zinsnede over Mozes en de Buma/Stemra. Kun je als christen geld vragen voor songs die je hebt geschreven over God? En – dat vind ik nog veel opmerkelijker – kun je als theoloog geld vragen voor een boek dat mensen het Woord van God leert begrijpen en God Zelf leert kennen? Nu weet ik beroepshalve dat het maken van een boek geld kost. Betrekkelijk veel geld ook! Dat maakt dat een boek – afhankelijk van de oplage (en dus het lef waarmee een uitgever de uitgave aandurft) – iets moet kosten om de onkosten te dekken.Maar mag jij als theoloog/schrijver daar geld voor vragen voor jezelf? Wiens boek is het en bij wie/Wie liggen de rechten? Wie komt de winst toe? Of – nóg anders – pleeg jij plagiaat, wanneer je aan de hand van Gods Woord jouw eigen boek tekstueel vormgeeft?
Nog een stap verder: enige tijd geleden werd De Bijbel met Uitleg gemaakt en uitgegeven. Het boek in een harde band kost 50 euro! Terecht kost het boek geld. Maar 50 euro per exemplaar? Via bmuonline.nl is deze nu ook digitaal in te zien. Daarvoor heb je een gratis account nodig. Dan kun je alleen maar de Bijbeltekst met de kanttekeningen lezen, de engelse King James erbij lezen en teksten markeren en notities maken. Wanneer je echter de hele Bijbel met Uitleg wilt lezen – en dat doet toch echt onder voor de Studiebijbel – dan kost dat je zomaar 15 euro per jaar. Daar krijg je dan ook de Korte Uitleg van Matthew Henry bij en het plan ligt er om nog meer bijbelverklaringen toe te voegen.
Natuurlijk zitten daar dus ontwikkelingskosten in. Maar moeten echt álle kosten worden gedekt, bij het verspreiden van de Bijbel en het leesbaar maken van de Schrift? Voel je de spanning? Zijn we met Gods Eigen Woord niet op een heel commerciële manier bezig om er zelf rijker van te worden (financieel gezien)?
Tot slot: moeten al onze schrijfsel via een uitgever worden uitgegeven? Kun je niet veel goedkoper en doeltreffender de digitale weg bewandelen en Bijbelstudies en meditaties kosteloos ter lezing aanreiken? Verrijk niet je eigen portemonnee, maar elkaar in geestelijk opzicht. Als je dat op een geordende en goed gearchiveerde manier doet, blijft al je werk ook voor het nageslacht bewaard.
Laat overigens mensen niet afhankelijk zijn van jouw schrijf- en studiewerk, maar stimuleer ze om zélf op zoek te gaan in het Woord. Ze moeten niet jouw naam roemen over je zuivere of bijzondere en aansprekende uitleg. Doe net als de Samaritaanse vrouw, die Jezus’ woorden doorgaf. Toen haar stadsgenoten – nieuwsgierig gemaakt door haar woorden (en die zullen echt niet diepgravend theologisch zijn geweest) – bij Jezus Zelf kwamen zeiden ze na afloop tegen de vrouw: “Wij geloven niet meer om uws zeggens wil; want wij zelven hebben Hem gehoord, en weten, dat Deze waarlijk is de Christus, de Zaligmaker der wereld.”
Op deze hele kwestie heb ik geen definitief en sluitend antwoord; het enige dat ik wil is dat je er over nadenkt! Want stel je voor dat die Samaritaanse vrouw geld had gevraagd voor haar woorden (vanwege de esthetische woordkeus of de pakkende en unieke manier waarop zij die presenteerde aan haar stadsgenoten)! Wie zou er dan zijn gekomen? Wie zou er dan de eer hebben gekregen? Wiens woorden waren het? Dus wie/Wie kan rechten claimen?
Wanneer die dag van de glazen zee en de citers van God zal aanbreken, zullen aan God alle rechten worden toegekend. Hem zal alle lof en eer zijn. En wat dit zo bijzonder maakt: het zal volmaakt, ongestoord en tot in eeuwigheid zijn.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten