"De trotsheid uws harten heeft u bedrogen; hij die daar woont in de kloven der steenrotsen,
in zijn hoge woning; die in zijn hart zegt: Wie zou mij ter aarde nederstoten?"
in zijn hoge woning; die in zijn hart zegt: Wie zou mij ter aarde nederstoten?"
Obadja : 3
Massada was ook zo'n fortificatie in de bergen… |
Even aarzelde ik of ik vers 4 er ook bij zou trekken, maar laat ik die nog even parkeren. Zou ik dat doen, dan zou ik me direct richten op het oordeel van God en zouden we schrijvend en lezend mooi op afstand blijven staan kijken!
Fortificatie
Het woord 'fortificatie' betekent letterlijk 'versterking', maar werd vroeger ook gebruikt voor 'versterkingskunst'. Op allerlei manieren kun je je verschansen en een stuk veiligheid inbouwen. Daar zijn speciale strategische bouwers voor nodig, die daar verstand van hebben.Maar hoe ingenieus ook, in de middeleeuwen en in onze tijd… de Edomieten verstonden die kunst ook. Ze waren door God weggestuurd bij de veilige aartsvaderlijke nederzetting. Nou ja… Ezau was zelf regelmatig 'op stap'. Hij schuwde het gevaar niet, maar blijkbaar is er een moment gekomen waarop hij toch een eigen veiligheid wilde opbouwen. Wellicht door externe gevaren die hij niet zelf het hoofd kon bieden.
Een vesting maken is een kunst apart. Maar het is de vraag: waartegen bouw je een fort? Tegen vijandelijke indringers? Of tegen mensen die het goede met je voor hebben. Voor Ezau was er een begaanbare en veilige weg, als hij als meerdere, de mindere (Jacob) had willen dienen. Maar dat was hem te min. Hij had altijd zijn eigen boontjes gedopt. En die keer dat hij zijn honger niet snel genoeg gestild kon krijgen – en zijn broertje Jacob eten liet opscheppen – speet hem nog aldoor! Dat zou hem niet nog een keer overkomen!
God was voor Ezau eenzelfde wezen als zijn achterbakse broertje. God was iets voor kwezels die brekebeentjes waren; kwetsbare types die je altijd ophielden, als je door wilde gaan! Lastig. "Ik heb veel, broertje, maak je over mij geen zorgen…"
"Ik heb alles, broer…" De stem van Jacob stierf weg, nog voor het tot Ezau was doorgedrongen!
Verschansing
We komen Ezau's nazaten hier tegen, wonend in een fortificatie van de bovenste plank! En dat fort verschaft hen rust en een gevoel van veiligheid. In een kloof wonen, hoog in de rotsen, is misschien niet comfortabel voor ons 21e eeuwse westerlingen, maar voor een stam in de oudheid, levend te midden van grote gevaren en bedreigingen was het alles behalve onprettig! Dit was wat je nodig had!Echter, dat veilige gevoel was omgeslagen in een hooghartig neerzien op de wereld om je heen. Hoe herkenbaar…
God noemt die houding van Edom 'trotsheid van uw hart'. En niet onterecht. Edom bralde, als een Goliath: "Wie zou mij ter aarde neerstoten?" En dat zeiden ze waarachtig niet slechts tegen hun broedervolk Israël! Dat zeiden ze ook niet tegen omringende heidenvolken, zoals de Egyptenaren of zo. Nee ze leefden als een God in de bergen… Wie doet me wat!
Maar God duidt dat hooghartige als 'bedrog' aan! En dat is wel even schrikken. Er blijken barsten te zitten in die fortificatie van het hart. Het was uit een stuk verdediging begonnen, uit verlangen naar 'normale, menselijke' veiligheid. Echter, waar het precies misging is soms moeilijk aan te wijzen, maar plots bevinden ze zich in het gebied van 'vijandschap tegen God'. En dat is een moeras van jawelste!
Achter de verschansing
Dit is natuurlijk lekker kijken, naar dat goddeloze Ezau's-volk! Wat zijn dat toch slechte mensen!Maar… kennen wij orthodoxen, of zo je wilt refo's, misschien ook zulke fortificaties. Daarom beperkte ik me tot dit derde vers! Even stil blijven staan en nadenken: creeëren we met een Biblebelt misschien een fortificatie, hoog in de orthodoxe rotsen van ons land? En als we horen dat er ook Biblebelts in Finland of andere landen zijn, reageren we dan misschien niet in ons hart: "maar die van ons is beter"?
Fortificaties worden nog elke zondag opgebouwd, als de prediking plaatsvindt. Wanneer God de zondaar aanwijst als zondaar, maar de zondaar reageert: "Ja, we zijn allemaal zondaars… och och, het is toch wat!" Of hij reageert met: "Och nee, het wordt nooit wat met een mens… ook na bekering en wedergeboorte kan hij niets anders dan God haten en vertrappen…" Lekker veilig dat zondaarsbestaan daar hoog in de rotsen van je hoogmoedig gebouwde dogmatische veiligheid. Wie doet me wat? Immers, ik ben maar zondaar, dus wat wil je…
Wat wil je… Je? Wie? God? Nou, als Hij op de Jongste Dag – of de onverwachts verschenen dag van je dood – komt en je laat zien dat het slechts hoogmoed was en dat die veiligheid breekbaar kristalglas blijkt te zijn… wat zul jij dán zeggen? "Bergen en rotsen, waarin ik me zo veilig waande, verberg mij, door op me te vallen!" Op die dag zul je fortificatie begeren te maken, maar het materiaal zal je ontbreken. God blaast de paar grassprietjes weg, waaronder je je probeert te verstoppen.
Dus, houdt op met die verschansingen, zondag aan zondag, misschien wel dag aan dag… Want hoe je je ook verbergt, God ziet je en kent je motieven. Doe niet alsof je God voor de gek kunt houden met je zogenaamd veilige fortificatie. Maar… laat de HEERE je Burcht en je Toeverlaat zijn. De Rots waarop je veilig bent. Puur dankzij de Rots Christus, die wilde sterven voor verschansers in de geest van Ezau.