maandag 5 augustus 2019

Confronterend contrast

Zie, ik heb u geleerd de inzettingen en rechten, gelijk als de HEERE mijn God mij geboden heeft;
opdat gij alzo doet in het midden des lands waar gij naartoe gaat om het te erven. (Deuteronomium 4 : 5)


Als Mozes hier tegen het volk Israël preekt, waarom zegt hij dan ‘mijn God’? Hij had toch ook wel kunnen spreken over ‘onze God’ of ‘uw God’? Dat laatste misschien nog minder dan het eerste. Waarom noemt hij Hem dan ‘mijn God’ tegenover Gods volk? Op die vraag ga ik wel een antwoord vinden, maar ik moet tegelijk ook wel iets nuanceren. Mozes doet het een én het ander. Kijk maar mee.

Inclusief

Al in het eerste vers van dit hoofdstuk spreekt Mozes van “de HEERE, uwer vaderen God”, Die het Beloofde Land aan Zijn volk schenkt. In het volgende vers gaat het over “de geboden van den HEERE, uw God”, die moeten worden nageleefd, wil het goed blijven gaan met het volk; en daar was nogal reden toe, maar daarover later. En zo noemt Mozes de HEERE in de verzen 3 en 4 ook “de HEERE, uw God”.
Wanneer Mozes in vers 7 vertelt over hoe groot en geweldig de HEERE is dan wordt hij ‘inclusief’: “Want wat groot volk is er, hetwelk de goden zo nabij zijn als de HEERE, onze God, zo dikwijls als wij Hem aanroepen?” Hij sluit er zichzelf bij in met dit ‘onze’.
Vervolgens spreekt hij weer over “uw God” in de verzen 10, 19, 21, 23-25, 29, 31, 34 en 40. Dus hij wijst het volk voortdurend op de relatie die het met God heeft. God is niet Iemand op afstand, maar het volk heeft een band met Hem, die om een lifestyle vraagt. Als God jouw God is, dan is dat te merken aan jouw gedrag, in woord en daad. Precies dáár zit nu een pijnpunt. Want wanneer zegt Mozes dit?

Deuteronomium

De naam ban het Bijbelboek betekent ‘tweede wet’. Het lijkt haast wel het testament van Mozes. Maar het is eigenlijk een herhaling van de wet, die veertig jaar eerder bij Horeb werd gegeven en die weer eens duidelijk werd herhaald, hier op de grens van het Land Kanaän, voor de oren van alle Israëlieten die – op Jozua en Kaleb na – allen in de woestijn waren geboren. Het was dus nodig dat die nieuwe generatie de wet leerde kennen en kreeg ingeprent. Mozes deed dit in een achtdelige prekenserie, in de vlakte van Moab en hij liet deze preken opschrijven na afloop, of hij schreef ze zelf op.
Maar Deuteronomium is meer dan een herhaling en een terugblik op de wet zoals die op de Sinaï werd gegeven. Je zou kunnen zeggen: “het is een terugblik op het verleden met het oog op de toekomst.”
Mozes voorziet de geboden ook van commentaar. En juist hier valt dat commentaar ons erg op! De weldaden van God aan Zijn volk worden breed uit verteld, maar ook de ongehoorzaamheid en dwarse houding van het volk worden inktzwart getekend. Telkens klinkt de oproep om trouw de HEERE te dienen. Hij is zo goed; waarom zou je de dood zoeken terwijl Hij ons leven zoekt?

Baäl-Peor

De vorige Bijbelstudie sloot ik een beetje positief af ten opzichte van Bileam. Ik schetste hem als ‘dicht bij het heil, maar toch niet gered’. Hij noemde de HEERE ‘mijn God’, maar dat was Hij niet werkelijke en dus eeuwig niet. Maar was daarmee alles gezegd?
Bileam had bepaald niet iets zieligs. Als we de hele Bijbel open doen moeten we constateren dat hij dichter bij satan leefde dan we aanvankelijk dachten. Hij was obsessief betoverd door macht én geld. En juist dat geld, dat hem door God door de neus werd geboord, zette kwaad bloed bij hem. Vervloeken kon hij niet, omdat God het hem niet toeliet. Maar dat betekende nog niet dat Bileam geen venijnig plan aan Balak kon ‘verkopen’ voor een zacht prijsje.
“Toen nam Balak Bileam mede tot de hoogte van Peor, die tegen de woestijn ziet.” (Num. 23:28) “Ziet, deze waren, door den raad van Bileam, den kinderen Israëls, om oorzake der overtreding tegen den HEERE te geven, in de zaak van Peor; waardoor die plaag werd onder de vergadering des HEEREN.” Num. 31 : 16) Ogenschijnlijk twee losse teksten. Maar daartussen gebeurde iets gemeens en walgelijks. Bileam richtte zich op de berg Peor richting de woestein om toch te proberen het volk te vervloeken. Blijkbaar is Bileam, net als satan een volhouder, tegen beter weten in. Het is juist op die plek dat Bileam een listig plan verzint. Dat lezen we niet direct, maar uit het vervolg van de geschiedenis wordt duidelijk wat er gebeurt.
Balak is boos, omdat Bileam zegent in plaats van vervloekt. Daarom krijgt hij ook zijn loon niet. Maar dan doet Bileam een sneaky advies aan Balak. “Ik heb dat volk niet kunnen vervloeken, omdat hun God zo machtig is. Maar pak dat volk op zijn zwakke plek. Dat volk is na veertig jaar wel toe aan een feestje. En pak het dan op sexueel gebied. Maar doe dat via de religieuze weg, als was het een offerfeest met een geestelijke lading.
Uiteindelijk hebben de Midianieten (die door de Moabieten daartoe waren overgehaald) een serie tempelprostituees gebruikt om de mannen van het Joodse volk te verleiden, nadat ze in trance waren gebracht. Op de een of andere manier was duidelijk welke mannen sex hadden gehad met deze vrouwen.
Op bevel van Mozes moesten gewapende ­mannen die niet hadden gezondigd hun zondige broeders doden, om daarmee een duidelijk en afschrikwekkend voorbeeld te stellen. Ook de Midianitische vrouwen (de prostituees) en hun kinderen werden ook gevangen genomen en er werd precies uitgevogeld wie zich aan deze orgie hadden schuldig gemaakt. Alle zoontjes (!) moesten worden gedood en de dochters van onschuldige vrouwen mochten blijven leven. En bij deze slagpartij werd ook Bileam gedood. Dat hij zich nog daar bevond kan er op wijzen dat hij op een afstandje heeft staan kijken, in afwachting van zijn verradersloon.
Deze doodsescaders moesten na afloop zeven dagen afgezonderd blijven van het volk, vanwege hun daden. Een bizar verhaal.

De levenden

Bij deze slachtpartij is dus ook een groot deel van Israël omgekomen! En juist tegen de overlevenden richt Mozes zijn preek over Gods geboden, die zij moesten onderhouden: “Nu dan, Israël! hoor naar de inzettingen en naar de rechten, die ik ulieden lere te doen; opdat gij leeft, en henen inkomt, en erft het land, dat de HEERE, uwer vaderen God, u geeft. Gij zult tot dit woord, dat ik u gebiede, niet toedoen, ook daarvan niet afdoen; opdat gij bewaart de geboden van den HEERE, uw God, die ik u gebiede. Uw ogen hebben gezien, wat God om Baäl-peor gedaan heeft; want alle man, die Baäl-peor navolgde, dien heeft de HEERE, uw God, uit het midden van u verdaan. Gij daarentegen, die den HEERE, uw God, aanhingt, gij zijt heden allen levende. Ziet, ik heb u geleerd de inzettingen en rechten, gelijk als de HEERE, mijn God, mij geboden heeft; opdat gij alzo doet in het midden des lands, waar gij naar toe gaat, om het te erven.”
Waren die overlevenden zoveel beter? Zat het met hen wel ‘snor’? Enerzijds noemt Mozes hen ‘jullie, die wél trouw bleven aan de HEERE, jullie God’. Maar anderzijds lijkt het ‘mijn God’ toch een waarschuwing te zijn richting deze mensen. Want niet zij, maar Mozes heeft opdracht moeten geven tot dat oordeel, waarbij ook zoveel Israëlieten omkwamen. Mozes wist voor zichzelf wel wat zijn motieven waren, waarom hij niet zondigde. Maar wat de motieven van de ‘nu nog levenden’ waren, kon hij slechts gokken. Misschien dat er tussen die mensen wel zondaars zaten die niet in deze zichtbare zonde vielen, maar even goed niet trouw waren aan de HEERE. De dreiging van het oordeel houdt wel veel schapen bij de kudde, maar maakt hen niet per definitie trouw aan de Herder! Met andere woorden: straf voorkomt wel uitbrekende zonden, maar drijft niet altijd uit tot Christus. Dat zie je zomaar in de kerk gebeuren. Daar waar sociale controle – soms zelfs benauwend en totaal ongezond aanwezig – heerst, wordt vooral gelet op het uitwendig doen en laten van mensen. Maar dat is nog wat anders dan een leven geloof!

Welmenende nodiging

Mozes is geen kenner van de harten. Daarom spreekt hij niet enkel tot Gods kinderen, maar tot het hele volk van God. Tot allen komt het evangelie, hier in het Oude Testament: “Behoudt ze (die geboden) dan en doet ze; want dat zal uw wijsheid en uw verstand zijn voor de ogen der volken, die al deze inzettingen horen zullen en zeggen: Ditzelve grote volk alleen is een wijs en verstandig volk. Want wat groot volk is er, hetwelk de goden zo nabij zijn, als de HEERE onze God, zo dikwijls wij Hem aanroepen?”

Vragen

Je merkt dat geloof hier nog niet echt een persoonlijke zaak is. Het volk dient als volk een leesbare brief te zijn voor de heidenen rondom; zeg maar Gods visitekaartje. Is dat nog zo? “Welk volk heeft een God Die zo dichtbij is?” Hoe laat jij zien dat God anders is dan in andere religies wordt gezegd? Praat eens met elkaar door over hoe we elkaar kunnen opscherpen om heilig te leven. Hoe ervaar je dat en hoe geef je dat vorm in deze tijd?

Geen opmerkingen:

Een reactie posten