donderdag 18 juli 2019

Heere

Het menselijk imago duldt sinds Genesis 3 geen persoon meer boven zich. Soms nog wel; dan geldt het mensen met een ruggengraat van een garnaal; maar veelal geldt het mensen met een dubbel motief: die persoon boven je kun je dan goed gebruiken voor je eigen plan.

Vanuit de Kanttekeningen bij deze tekst is er nog iets vreemds blijven liggen na de vorige overdenking. Het gaat om de link naar Jeremia 10 : 7 waar staat: “Wie zou U niet vrezen, Gij Koning der heidenen? Want het komt U toe; omdat toch onder alle wijzen der heidenen en in hun ganse koninkrijk niemand U gelijk is.”

Heiligen of Heidenen?

Daar staan die woorden uit het Lied van het Lam dus letterlijk: “Wie zou U niet vrezen”. Maar God wordt daar niet als de Koning der heiligen aangesproken, maar als de Koning der heidenen. De hebreeuwse woorden qadosh (heilige) en goy (heiden) kunnen onmogelijk zijn verwisseld. Ook is het onwaarschijnlijk dat dus de nederlandse woorden, die veel op elkaar lijken, zijn verwisseld. Waarom dat verschil tussen Jeremia en Johannes, terwijl beiden belijden “Wie zal U niet vrezen?”
Zou het niet daarin kunnen liggen, dat Johannes meer wist dan Jeremia? Voor deze laatste kon het niet anders dan dat niet-joden zich bij Israël moesten voegen om zalig te worden. Maar Johannes, de discipel die Jezus liefhad, heeft iets diepers geleerd, dat Paulus handen en voeten zou gaan geven: het evangelie zou ook bestemd worden voor de ­heidenen. En zij zouden én ingeplant worden in Israël én een status aparte krijgen. Dat was voor Jeremia nog onmogelijk!
Jezus kon tegelijk Koning van Israël zijn een Koning der heidenen. Al wordt Hij in de laatste context vaker de hemelse Bruidegom genoemd. De band met de kerk is een andere dan die met Zijn verbondsvolk. De kerk is allerminst in plaats van Israël gekomen, maar Israël heeft beloften liggen die nog in vervulling moeten gaan. Evenwel zijn die beloften níet voor de kerk. Uiteindelijk zullen ze er in delen, maar nu nog niet.
Heidenen zijn ‘schapen die niet van deze kudde zijn’. Ze moeten ook worden toegebracht. Niet tot Israël, maar tot de kudde. Want: het zal één Herder en één kudde worden. In de eeuwigheid zullen die zaken allemaal op hun plaats vallen!

Kurios

Het woord voor Heere is het griekse kurios. Op de plaatsen waar in het Oude Testament Heere of HEERE staat, wordt het hebreeuwse woord Yehovah gebruikt, dat is opgebouwd uit de klinkers van Adonay. Met de naam Heere, de verbondsnaam, maakte de HEERE Zich bekend als ‘de Bestaande’ of ‘Ik ben er voor jullie’. Dat heeft iets vertrouwelijks, iets dat dichtbij is; vooral niet iets afstandelijks of beschouwelijks!
Kurios is toch meer een woord of naam met rangorde en standsverschil: meester of bezitter, hij die beslissingsbevoegd is over iemand of iets. Dat kan een vorst of bestuurder zijn; in Jezus’ dagen was dat de keizer.
Als Jezus een strikvraag krijgt over belastingbetalen, doet Hij die merkwaardige uitspraak: “Geeft dan den keizer, dat des keizers is, en Gode, dat Gods is.” Mensen hebben de neiging de randen van de wet – of misschien wel eerder de mazen van de wet – op te zoeken, maar Jezus stelt dat een regel die duidelijk is geen vragen kan oproepen! Daarmee plaatst hij de mensen in de rol van ‘bezit van anderen’. In bepaalde gevallen heeft de keizer zeggenschap; in andere gevallen heeft God dat.
Het gaat er niet om dat God dan geen zeggenschap heeft, als de keizer zeggenschap heeft; het gaat erom dat de mensen niet autonoom zijn en geroepen zijn aan hun bezitter de waardige eer te geven.
Daarmee geeft Jezus aan dat de situatie van het Oude Testament helemaal niet anders of slechter is dan die van het Nieuwe Testament. En dat heeft ons vandaag ook wel wat te zeggen. Of we Jood of heiden zijn, we zijn het bezit van een ander. Of van God of van een ander… In beide gevallen zijn we niet vrij om te doen wat we willen. Dus laten we onszelf geen rad voor ogen draaien door ons in te beelden dat, als we vrij zijn van Gods geboden, we dan vrij man of vrouw zijn. Nee, want dan zitten we onder de heerschappij van een ander.
Zoveel te vrijer – ook dat leert Jezus ons, als Hij spreekt over het juk dat Hij ons aanbiedt – is het om het eigendom van de HEERE te zijn. Als Hij de heerschappij over je leven heeft dan staat dat haaks op uitbuiting. Gods heerschappij als kurios beoogt ons eeuwig welzijn. Kijk maar als God instemt met het plan van Zijn Zoon om zondaars te bevrijden, door Zijn leven voor hen op te offeren. Jezelf opofferen staat haaks op ­anderen opofferen voor jouw belangen en plannen.

Eretitel

De titel HEERE of Heere heeft niet de klank van heersen en bezitten, maar de grondtoon van liefde. Heere is een eretitel, die getuigt van respect en eerbied. Hem de eer geven die Hij verdient, is uiting geven aan een belijdenis.
Ja, ik weet dat er mensen deemoedig en nederig zijn – bijvoorbeeld in hun gekunstelde gebeden – waardoor die gebeden dweperig en kruiperig worden. Dat getuigt van eenzelfde houding als de heidenen – of de Baälpriesters bij Elia op de Karmel – die met hun zelfkastijding de aandacht en het erbarmen van hun afgod proberen op te wekken. Maar als je de HEERE voor je probeert in te winnen door zelfkastijding, dan ken je Hem nog niet.
Termen als ‘jezelf verfoeien’, ‘jezelf vloekwaardig achten’ of zelfs ‘van jezelf walgen’ zijn werkelijk buiten proportie. Je bent nog verder van God verwijderd dan Luther op de Pilatustrap. God voor je proberen in te winnen met vrome praat en zalvende taal is wanstaltig. Het laat Hem walgen van al dat godsdienstige gedoe.
Hem de eer geven die Hij verdient gaat niet samen met een houding waarin je Hem eigenlijk gelijk maakt aan de afgoden die offers vragen en kastijding opleggen. Ik heb het Jezus nooit zien of horen doen! Ja, Die was heilig, zonder zonde, maar dat neemt niet weg dat Hij er ook nooit op heeft gezinspeeld dat zondaars dat wel moeten doen. Dat is de vrome variant van eigenwillige godsdienst; dat is de dood!
Deze mensen aan de glazen zee hebben begrepen hoe je God de eer geeft die Hem toekomt: ze noemen Hem HEERE. Ze hadden Hem even goed Vader of Abba (lieve Vader) kunnen noemen. Dat laat veel meer een nabijheid, een band, zien en horen. En geloof me: dat doen ze hier op de oever niet voor het eerst. Het is een wezenlijk element uit dit Lied, dat ze al op aarde hebben leren ‘zingen’: “Mijn Heere en mijn God!”

Geen opmerkingen:

Een reactie posten