donderdag 1 maart 2018

Het spanningsveld tussen respect en provocatie

De loyale van de royale - V


“Doch het geschiedde daarna, dat Davids hart hem sloeg, omdat hij de slip van Saul afgesneden had.
En David scheidde zijn mannen met woorden en liet hun niet toe dat zij opstonden tegen Saul.”
1 Samuël 24 : 6 en 8a


In de vorige Bijbelstudie hoorden we David zingen: “Want Hij heeft mij gered uit alle benauwdheid”, nog vóór dat de redding zichtbaar was! Wel, die redding kwám! Vanuit ongedachte hoek. Geen verderfengel van God die het leger van Saul sloeg, of die Saul doodde of ernstig ziek maakte. Saul lijkt vaak op Hitler, die ongedurig was en dán hier, dán daar een offensief begon, wanneer het niet snel genoeg ging. Hij was gemakkelijk af te leiden, als het hem teveel moeite dreigde te kosten.
Een boodschapper slaat alarm: “Haast u en kom, want de ­Filistijnen zijn in het land gevallen” (1 Sam. 23 : 27). Direct laat Saul alles vallen waarmee hij bezig was (het uitkammen van het gebied, waar David zich verborgen hield; hij was hem al héél dicht genaderd, want ze hadden hem reeds omsingeld, zie vers 26!).

Als Saul vertrokken is naar het Filistijnse offensiefgebied, trekt David met zijn leger verder naar het oosten, naar Engédi, tegen de Dode Zee aan. Maar let op: ook die troepenbeweging wordt direct gerapporteerd aan Saul. En zodra hij die Filistijnen weer in hun hok heeft teruggejaagd, jakkert hij terug naar de wildernis bij de Dode Zee.

Nu neemt hij ‘uitgelezen’ mannen mee. Zijn elitetroepen. Hoewel dit er zo’n 3.000 zijn, is het niet zeker of Jonathan hier bij is. Toch denk ik dat hij er bij zal zijn geweest. Om twee redenen. Ten eerste kennen we Jonathan als een expert in het beklimmen van rotsen (samen met zijn wapendrager). Ten tweede zal hij zijn uiterste best hebben gedaan om argumenten te geven voor zijn deelname aan deze operatie. Zo kan hij de troepenbeweging ietwat beïnvloeden.
Ik moest denken aan het onverklaarbaar onopgeloste recherche-werk naar de Bende van Nijvel. Waarom verliep het onderzoek zo raar en is de bende zelfs na dertig jaar nog niet opgerold? Omdat er zich figuren bij bevonden die diep waren geïnfiltreerd bij de politie en zelfs een vinger in de pap hadden bij het politieonderzoek naar de bende!
Nu is Jonathan geen crimineel, maar hij gebruikt wel deze tactiek, waarbij hij de mogelijkheid optimaal kan benutten om deze actie te doen mislukken. Maar… voor Saul zal zijn klim-capaciteit een doorslaggevend argument zijn geweest.

Er is nóg een reden, waarom ik aanneem dat Jonathan hierbij zal zijn geweest. Jonathan krijgt namelijk van David, zonder dat die het zich bewust zal zijn geweest, een stimulerend voorbeeld van loyaliteit aan de verdorven, maar gezalfde koning.
Ook Saul is blijkbaar goed in staat te klimmen, maar ik kan het beeld niet van mijn netvlies krijgen dat hij vooral een voorhoede voor zich wil blijven houden. Te meer is het opvallend dat hij zich terugtrekt in een spelonk om ‘zijn voeten te bedekken’ of ‘zijn gemak te nemen’, ofwel ‘naar het secreet (toilet) te gaan’. We lezen niet dat de spelonk onder controle is na een grondige inspectie. Nota bene ín het gebied waar hij David vermoed, volgens de boodschap van een verrader, gaat hij zomaar een spelonk in.
Misschien verwachtte hij een felle aanval van David in plaats van een defensieve, terugtrekkende manoeuvre; maar de vorige acties van David hadden hem toch wel wijzer moeten maken?
Bij zijn grote boodschap heeft Saul niemand nodig. Zijn elitekorps zal bij de ingang van de spelonk zijn blijven staan, in afwachting van een offensief van Davids krijgers. Maar let op wat er ‘onzichtbaar’ in de spelonk gebeurt!

De mannen bij David houden elkaar vast. Ze zien de gewraakte koning de spelonk binnenkomen en staan op scherp. De spanning is te snijden. Omdat hún ogen wel aan het donker gewend zijn, zien zij juist goed wat er gebeurt. Saul hurkt in het schemer, met zijn rug naar hen toe. De mannen stoten David aan en fluisteren bijna onhoorbaar: “Kijk nou toch! Dit is de dag waarop de HEERE tot u zegt: Let op, Ik geef u uw vijand in handen en u mag met hem doen wat u wilt!”
Wat een verleiding is dat voor David! De mannen wrijven in hun handen als ze David als een kat naar Saul zien sluipen. Bijna waren ze al overeind gesprongen, in de verwachting dat het hoofd van Saul over de spelonkvloer zou rollen, zoals jaren geleden het hoofd van Goliath werd afgehakt. Maar er wordt geen hoofd afgehakt, enkel wordt een stuk uit de mantel van Saul geknipt. Een herkenbaar stuk, dat wel!

Maar moet je lezen wat er met David gebeurt als hij deze ­provocerende daad verricht: “Davids hart sloeg hem, omdat hij de slip van Saul afgesneden had.” Kan dat wel, provoceren? Past zo’n daad van lef wel in de context van de dienst aan de HEERE? David kruipt met bonzend hart weer terug naar zijn mannen en Saul veegt zijn achterste af, trekt zijn jas weer recht, om zich bij zijn mannen te voegen en verder te trekken in het rotsgebied.

Zijn mannen vinden het maar onzin en ze mokken. Ja, ze klonten samen om hun ongenoegen te uiten over Davids zwakheid. Maar die is resoluut en jaagt zijn mannen uit elkaar: “Aan me nooit niet dat ik mijn vingers brandt aan de gezalfde van God!” David heeft blijkbaar meer discipline bij zijn mannen ingescherpt dan Saul, want ze gehoorzamen hem met eerbied en respect. Ze volgens hem naar buiten, het pad op achter Saul. En daar krijgen zowel zij als Saul en Jonathan een les.

David roept Saul na. De Bijbel zegt er verder niets over, maar ik had toch wel willen voelen wat Davids hart doet; willen zien hoe David zijn woorden kiest… hoeveel adrenaline er door zijn lichaam giert, als hij roept: “Zie toch, mijn vader, ja, zie de slip uws mantels in mijn hand; want als ik de slip uws mantels afgesneden heb, zo heb ik u niet gedood; beken en zie dat er in mijn hand geen kwaad noch overtreding is en ik tegen u niet gezondigd heb. Nochtans jaagt gij mijn ziel, dat gij ze wegneemt.”

Hij zegt ‘vader’, lees schoonvader. Daarmee treft hij Saul op een zwak punt en brengt hij Jonathan in één klap bij de les die hij wil leren: immers Jonathan en zijn broers zijn de echte zonen van Saul! Maar wat zal de uitdrukking in de ogen van David zijn geweest toen hij Saul die afgesneden lap liet zien? Probeer je dat eens in te denken. Zou daar geen spoortje van ironie in hebben gezeten? En wat dacht je van die woorden ‘geen kwade bedoelingen bij mij’, ‘ik zondig niet tegen u’ en dat ‘en toch jaagt u op mij als op een prooi!’ Hij zet zichzelf haast weg als een heilige en laat Saul de conclusie trekken dat die wel een super ontaard demoon moet zijn, zonder enige vorm van rechtvaardigheid.
Mocht je dat niet met me eens zijn, omdat het je beeld van David zou aantasten, dan moet je even doorlezen naar vers 15: “Beste Saul, wie jaag je na? Een dooie hond? Of een klein vlooitje?” Wij zouden dat een brutale opmerking vinden. Provocerend, niet? Goliath zei nog: “Hé, ben ik een hond, dat je met een stok naar me toekomt?” Maar David zegt: “Doe geen moeite, koning, ik ben maar een dode hond!” Onthoudt die opmerking, want de zoon van Jonathan zal die later herhalen, maar dan minder cynisch.

Is dat nou een respectvolle vorm van discussiëren, zoals wij dat graag zien in de 21e eeuw? David let op je woorden. Ook al zeg je: “Koning doe toch niet zoveel moeite om mij te vangen. Het is het allemaal niet waard!” Eigenlijk bedoel je: “Stop maar, want God is met mij; tegen Hem moet je het altijd afleggen!” Is dit soort aanvallende conversatie misschien wel juist veel passender bij christenen van nu?

Geen opmerkingen:

Een reactie posten