donderdag 15 februari 2018

Loyaal zijn terwijl je vader jou openlijk afvalt

De loyale van de royale - I

Toen zeide Saul tot zijn knechten die bij hem stonden: Hoort toch, gij zonen van Jemini, zal ook de zoon van Isaï u altegader akkers en wijnbergen geven? Zal hij u allen tot oversten van duizenden en oversten van honderden stellen? Dat gij u allen tegen mij verbonden hebt en niemand voor mijn oor ­openbaart, dat mijn zoon een verbond gemaakt heeft met den zoon van Isaï; en niemand is onder ulieden dien het wee doet van mijnentwege, en die het voor mijn oor openbaart. Want mijn zoon heeft mijn knecht tegen mij opgewekt tot een lagenlegger, gelijk het te dezen dage is.
1 Samuël 22 : 7-8


De volgende keer dat we Jonathans naam in de Bijbel tegenkomen is pas in hoofdstuk 23. Maar… dan hebben we over één aspect heen gelezen! De tekst van vandaag zet ons stil bij een ingrijpend moment.

In hoofdstuk 21 zien we David wegvluchten nadat zowel Samuël als Jonathan hem niet meer kunnen beschermen. Op zich zou je hem vogelvrij kunnen noemen, maar al snel blijkt dat hij niet alleen over de wereld trekt. Aanvankelijk zijn er slechts een paar jongens bij hem, maar later is hij aanvoerder van een fikse bende van circa 400 man!

De eerste plek die hij bezoekt is Nob, waar op dat moment de tabernakel met de ark staat. David gaat hier de fout in door Achimélech te bedriegen. Dat is natuurlijk uit zelfbescherming, maar dit zal uitlopen op een bloedbad! Terwijl David staat te smoezen met de priester, is daar een man die in de tabernakel komt offeren: Doëg. David lijkt hem niet te hebben herkend (vers 22 echter laat zien dat David het probleem Doëg tóch al voorzag), maar Doëg heeft David wél herkend! Als David, na wat juridisch heen en weer gepraat met de priester, vertrekt met de toonbroden (en Jezus zal daar later nog iets over zeggen!) en het gigantische zwaard van Goliath is hij zich niet bewust van de sporen die hij daar heeft achtergelaten.

Vervolgens zoekt David zijn heil bij Achis, nota bene in Gath, de stad van Goliath. Zie je hem lopen met dat kapitale zwaard van de overwonnen reus? “Hé kijk, daar heb je de moordenaar van broer Goliath,” stoot een inwoner van Gath zijn buurman aan. “Is hij het echt?” “Zeker weten! Weet je nog van dat liedje?” Hij neuriet de wijs van het deuntje dat de meisjes in Israël al dansend op straat zongen: “Saul heeft zijn duizenden verslagen, maar David zijn tienduizenden?”
Aan het hof komen er een paar klagen bij koning Achis. Ze hebben David écht wel herkend. Moet je horen wat ze zeggen: “Is deze niet David, de koning des lands?” (vers 11). Zouden ze bedoelen ‘de schoonzoon van de koning’, zoals de Kanttekeningen ons willen laten geloven of zou het gerucht toch ook al hier zijn aangekomen dat David de gezalfde opvolger van Saul is?
We kennen de ellendige situatie waarin David hier terechtkwam: dat hij zich als een bezetene aanstelde en zo ontkwam uit deze stad. Maar fraai is het allemaal niet. Een kat in het nauw… En toch dichtte hij ook psalm 34 bijvoorbeeld: “Een psalm van David, als hij zijn gelaat veranderd had voor het aangezicht van Abimelech (dat is de koningstitel; hij heette Achis), die hem wegjoeg, dat hij doorging.” Merkwaardig!

Toen vertrok hij (hoofdstuk 22) naar de spelonk van Adullam. Geen paleis, geen beschutting in barakken, maar een kille spelonk in de bush-bush! En let dan op wat er gebeurt: zijn broers hoorden dat hij daar was en ook zijn vader en moeder, ja de hele huishouding uit Bethlehem pakt zijn en haar biezen en vertrekt naar Adullam, ongeveer halverwege tussen Bethlehem en Gath. Je snapt dat die hun conclusie hebben getrokken over hun veiligheid, nu Saul driftig op zoek is naar David. Dan is ook de familie van David niet meer veilig! En kort daarop: “En tot hem vergaderden alle man die benauwd was, en alle man die een schuldeiser had, en alle man wiens ziel bitterlijk bedroefd was, en hij werd tot overste over hen; zodat bij hem waren omtrent vierhonderd mannen.” Denk je eens in wat dat allemaal betekent daar in die wildernis: ­logistiek (het verplaatsen en huisvesten van deze grote groep) en het voorzien van eten, drinken en kleding! Kort is David met deze groep nog in Moab geweest. In de Kanttekeningen wordt gewezen naar connecties die er wellicht nog zijn geweest met familie van Davids overgrootmoeder Ruth. Maar de profeet Gad stuurt David weer terug.

En die hele troepenverplaatsing komt ook Saul (en Jonathan) in losse brokken en onvolledig (want pas na deze verzen legt Doëg een ontbrekend stukje in Sauls puzzel) ter ore. En dan komen we bij de tekst van vandaag. Eerst had Saul via zijn spionnen of verkenners gehoord dat David herkend was in Gath. Later zullen hem ook andere tipgevers hebben verteld over de tocht naar Moab en de terugkeer in Juda. Saul zit op de uitkijk op een heuvel bij Gibea. De bekende speer heeft hij in zijn hand. En het is precies op dit moment dat Saul zijn trawanten een voor een aankijkt, met de speer op de grond tikkend om de spanning wat op te voeren: “Luister, mannen van Benjamin! Denken jullie soms dat die zoon van Isaï jullie allemaal akkers en wijngaarden zal geven? Denken jullie soms dat hij van jullie allemaal aanvoerders in zijn leger zal maken? Waarom anders zijn jullie allemaal tegen mij? Het is een samenzwering! Waarom heeft niemand mij gezegd dat mijn zoon een verbond sloot met de zoon van Isaï? Niemand van jullie trekt zich iets van mij aan! Niemand van jullie waarschuwt mij dat mijn zoon mijn dienaar tegen mij heeft opgestookt. Hij loert op een kans om mij te doden!”

Dictators denken super achterdochtig in complotten. Daarin maken ze meer dan eens fouten, maar door angst in te boezemen houden ze het zinkend schip nog een tijdje varend. Het verwijt knalt door de lucht als een zweep: “Mijn zoon (hij noemt de naam van Jonathan niet eens!) verraadt mij en spant samen met ‘mijn dienaar’ (David).” Als ik mij niet vergis staat Jonathan hier gewoon bij, al staat dat hier niet. Hoe dan ook: deze woorden zijn hem binnen 24 uur ter ore gekomen. En hij vlucht niet. Hij blijft in de nabijheid van zijn vader. Opnieuw verwonderen we ons over Jonathans gedrag. Hij blijft trouw aan zijn vader en laat aan niets merken dat hij Davids kant kiest. Is dat halfslachtig? Had hij misschien nog diepweg een hoopje dat het toch allemaal nog goed zou komen met Saul?
Nee, hij bleef loyaal aan de royale, de gezalfde koning. En… David bleef dat ook. “Den ko-ho-ho-honing van Hispanje heb ik altijd geëerd!”, zong Willem de Zwijger. Zo iets moet het zijn geweest. Hier wordt het spanningsveld zichtbaar tussen meedeinen en verzet. Op het scherpst van de snede tussen lange- en kortetermijnvisie.

David heeft gekozen voor de afstand, omdat hij in levensgevaar verkeerde. Dat begrijpen we allemaal. Maar Jonathan, zoveel wordt nu wel duidelijk, staat er niet heel veel beter voor! Hij daarentegen blijft op zijn post en blijft loyaal. Hij blijft niet om zoveel mogelijk verzet te plegen en te saboteren. Nee hij blijft zelfs, waar mogelijk, meewerken. Is hij een soort Nicodémus? Een soort Jozef van Arimathéa? Ik hef de spanning niet op door de vragen met ‘ja’ of ‘nee’ te beantwoorden. Denk er maar eens over na… misschien helpen deze twee paradoxale keuzes je wel om Gods weg te gaan.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten