donderdag 1 februari 2018

De twee vrienden en het teken van de Ezel-steen

De vriend van de gezalfde - III

Daarna zeide Jónathan tot hem: Morgen is de nieuwe maan; dan zal men u missen, want uw zitplaats zal ledig gevonden worden. En als gij de drie dagen zult uitgebleven zijn, kom haastig af
en ga tot de plaats waar gij u verborgen hadt ten dage dezer handeling; en blijf bij den steen Ezel.
1 Samuël 20 : 18-19

Het lijkt haast wel een jeugddetective. Maar die steen is toch wel een bijzonder ding in dit verhaal. Eerst maar even naar de strekking van dit gedeelte. Jonathan bespreekt zijn plan met David; een plan dat moet worden gemaakt, zodat David en hij los van elkaar kunnen acteren, teneinde de boodschap helder over komt, maar niemand enig risico loopt. Het plan begint met de plaatsbepaling (vers 18-19); vervolgens de uitvoering ervan (vers 20-22) en tenslotte de bezegeling van dat plan (vers 23). Voor deze Bijbelstudie beperken we ons tot de plaats.

De vraag die David had gesteld was (vers 10): “Wie zal het mij te kennen geven, indien uw vader u wat hards antwoordt?” Jonathan had hem aan zijn mouw getrokken en mee naar buiten genomen. Mee naar een specifieke, bekende plek. De Kanttekeningen vertellen dat het de plek is “waar gij en ik gewoon zijn naartoe te gaan, als wij wat heimelijks met elkander te spreken hebben.” Samen een vaste, stille, plek hebben waar de vreugde of verdriet van je hart deelt, is een mooie gewoonte. De binnenkamer is een ruimere plek dan alleen het kamertje in je huis waar je stil met God bent. Het is een unversele plek, waar je Gods nabijheid het meest effectief voelt. Hannah ging naar de tabernakel bij Eli, maar Jezus zocht vaak een plek op de berg. En dat zijn nog plaatsen waar je zélf naartoe wordt getrokken, om stil te zijn met God. Maar heb je ook zulke plekken, of gebieden, waar je het prettig vindt met je hartsvriendin of hartsvriend te praten? Een plek die makkelijk te bereiken is en toegankelijk voor beiden. Het kan zelfs een tafeltje in een bistro zijn. Maar met voldoende privacy, zodat emoties zich onbelemmerd een weg kunnen banen.

De tijd die Jonathan noemt is ‘drie dagen’. Hij spreekt zelfs over ‘uitblijven’. Dus David moet zich gedeisd, buiten beeld, houden. Immers, ze hadden een plan gemaakt, waarbij David het feest van de nieuwe maan(d) zou gaan vieren bij zijn thuisfront. Vandaag de dag is dat sneller te controleren, met mail, sms en whatsapp; of wat dacht je van face-time? Drie dagen moest David zich onzichtbaar maken, maar… in de buurt blijven. Daarna zouden ze elkaar hier zien.

Ondertussen zou de maaltijd in het paleis beginnen, terwijl de stoel, of rustbank, van David leeg zou blijven. “Men zal u missen”, stelde Jonathan geheel realistisch. De andere paleisbewoners zouden hem missen, zoals Davids vrouw Michal. Rare situatie eigenlijk! Ook Jonathans moeder zou hem missen en natuurlijk de hogere militairen en de trawanten, het elitekorps van Saul. Die stonden immers op scherp om bij elke kleine aanwijzing op David aan te vallen.
Maar de belangrijkste persoon die David zou moeten missen is koning Saul. Davids lege plek zou bij hem vragen moeten oproepen, omdat Saul het meest geëerd wordt als iedereen onvoorwaardelijk en van ganser harte gehoor zou geven aan de uitnodiging voor deze maaltijd. Daarover zou hij misschien zijn wenkbrauwen fronsen om vervolgens verbaasd te informeren: “Hé, waar is David eigenlijk? Weet iemand waar hij blijft?” Voor die situatie had Jonathan een antwoord klaar liggen dat David had gedicteerd: “David heeft van mij zeer begeerd, dat hij tot zijn stad Bethlehem mocht lopen; want aldaar is een jaarlijks offer voor het ganse geslacht.” Als Saul verder geen dubbele agenda zou hebben, zal hij natuurlijk antwoorden: “O, goed hoor!”
Maar als hij toch andere plannen met deze maaltijd heeft, en juist David vlakbij wenste om hem uit de weg te gaan ruimen, dan zal hij ziedend zijn, omdat David hem doorzien heeft. Saul zal zich ­opvreten omdat David hem te glad af is en wellicht zal hij nog extra verbolgen zijn omdat hij deze streep door zijn rekening zal wijten aan Gods Geest, die Saul heeft verlaten en David beschermt. Let daarom op hoe hij reageert! Want als hij ‘ontstoken’, zwaar geïrriteerd of ziedend, zal reageren, dan weet je dat hij ‘het kwaad ten volle besloten heeft’. Het kwaad: de moord op zijn schoonzoon en concurrent.

Zouden David en Jonathan niet hebben gerekend met de ­mogelijkheid dat Saul, aangeblazen door satan, Jonathans dubbelrol doorzien heeft? Want je kunt natuurlijk van Saul zeggen dat hij een dubbele agenda had, maar Jonathan had dat in zeker opzicht ook. Al duiden wij dat positief natuurlijk, maar toch. Nee, het lijkt erop dat ze beiden toch uitgaan van die ontmoeting die óf verlossend zal zijn voor beiden, óf een definitief einde zal betekenen van hun contact.
Beiden spreken ‘drie dagen’ af: een periode die duidelijk moet maken hoe de hazen lopen bij Saul. Drie dagen wachten! Je komt die ‘drie dagen’ enorm vaak tegen in de Bijbel: Jacob met zijn gespikkelde schapen bij Laban, de schenker en de bakker bij Jozef in de gevangenis, Esther voordat ze naar de koning ging, Jona in de vis, het volk bij Jezus, Jezus in het graf, Paulus verblind in Damaskus… Drie dagen op Gods antwoord wachten. Weliswaar door de middellijke weg, maar toch Zijn antwoord. Met alle consequenties van dien. Niet halsoverkop, niet in een dolle bui of in een vlaag van ­verstandsverbijstering, maar in zekere zin weloverwogen en duidelijk.
Ook niet passief, lijkt me, al lees ik er niets over. De aanbevolen gebedshouding is dat we ‘wachten’ op (verlangend uitzien naar) de HEERE. En dat wachten moest elders, op een niet nader bepaalde plek gebeuren. Maar na die drie dagen, zo lezen we in vers 19, moest David zo snel mogelijk terugkomen naar ‘deze plek’. Dat is die plek, zagen we gisteren, waar hij eerder zich verborgen had gehouden, toen Jonathan met zijn vader over David sprak. Tóen had Saul nog klip en klaar gezegd dat hij ‘natuurlijk David niets wilde aandoen’.

En daar op die plek staat een markeerpunt, een steen, die de naam ‘Ezel’ draagt. Natuurlijk niet vernoemd naar ons dier, de ‘ezel’. Nee, het hebreeuwse woord ‘ezel’ (het is dus onvertaald gebleven) betekent ‘vertrek’ of ‘weggaan’. Het lijkt erop dat David en Jonathan die steen toen, of drie dagen later, die naam gaven. Want het wordt genoemd een ‘gedenksteen tussen Rama en Nob’. De Kanttekeningen leggen hierbij uit: “bij den steen die den weg aanwijst, dat is, een steen die aan den weg staat en wijst den reizenden man wat weg hij moet ingaan” of “den steen van den gang”. De steen die de wegwijst. Misschien heel eenvoudig een ‘wegwijzer’: linksaf nog 3 kilometr naar Nod, rechtsaf nog 2 kilometer naar Rama… zo iets.
Hier, bij deze steen, vragen ze eigenlijk aan God: “HEERE, wijst U ons de richting aan die we zullen moeten opgaan”. Straks zal blijken wát die richting zal worden. “HEERE, wat wilt U dat ik doen zal?” Echte vriendschappen kennen zulke stenen. Je deelt er je kwetsbaarheid en je vragen. En het kan zijn dat je beiden een verschillende richting zult moeten inslaan. Uiteenlopende wegen. We hebben dat met onze vrienden ook ervaren in 2004, toen de een de PKN in moest gaan en wij de HHK. Maar de vriendschap bleef. Een verschillende roeping, fystiek uiteengedreven, maar… geestelijk bleef er de band.
Het teken van de ‘Ezel-steen’ vormt ook een markeringspunt in je vriendschap. Je kunt er weer naar teruggaan en die momenten herbeleven. Maar vooral Gods zorg en erbarmen samen belijden en bezingen. Stel dat je naar zo’n steen terug moet gaan en er pijnlijk aan wordt herinnert dat je een zondige weg bent ingeslagen! Bekeersteen.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten