maandag 5 februari 2018

De bron van Jonathans toorn en het verschil met zijn vader

De vriend van de gezalfde - V

Toen ontstak de toorn van Saul tegen Jonathan…
Daarom stond Jonathan van de tafel op in hittigheid des toorns…
1 Samuël 20 : 30a en 34a


Een plan bedenken is één; maar het ten uitvoer brengen is nog wat anders! Ik probeer te peilen hoe Jonathan dit moet hebben gezien en beleefd. De eerste dag van het driedaagse maan(d)feest breekt aan. Jonathan heeft zijn lesje van buiten geleerd, maar nu moet hij het nog op een zo natuurlijk mogelijke manier zien te brengen.
In vers 24 wordt bijna klinisch meegedeeld dat David zich in het veld verborg (hij is dus niet echt naar Bethlehem gegaan!) en dat de koning aan tafel ging. Vervolgens worden enkele details beschreven van die feestzaal. Saul zat op zijn gebruikelijke plek ‘aan de wand’. De ene uitlegger noemt dit de ‘belangrijkste plek aan tafel’, een ander hecht iets meer waarde aan deze formulering, die ik graag doorgeef.

Saul kiest vrijwel zeker bewust voor deze veilige plek, met een muur achter zich, zodat daar geen gevaar dreigt. Achterdochtige mensen gaan op een achterdochtige manier te werk om de boel onder controle te houden. Uit deze houding blijkt dat Saul wantrouwend is en ook niet precies weet tot hoe dichtbij het onbetrouwbare is doorgedrongen. Ik zie de speer al binnen handbereik staan.

Het tweede dat opvalt is dat Jonathan opstaat. De een duidt dat als teken van eerbied voor zijn vader. Een ander vult dat in als zou Jonathan zijn plek afstaat aan Abner, de oom van Saul en tegelijk diens krijgsoverste. Waar ging Jonathan dán zitten? Dat staat er niet, maar ik vermoed dat hij een tactischer plek heeft ingenomen, om goed te kunnen zien wat er gaat gebeuren.

Saul heeft direct door dat er een plaats leeg is gebleven. Een snel optelsommetje leert hem dat het David is. Enkele verklaarders leggen de vinger bij Sauls overleggingen en duiden die als kwaaddenkerig. Hij heeft – en dat is eigenlijk een compliment – David als een godvrezend en nauwgezet mens leren kennen en denk dat zijn afwezigheid dus met een of andere verontreiniging te maken zou kunnen hebben. Maar juist dat hij dát denkt, zegt meer over Saul dan over David. Hoopt hij dat David iets onreins zal hebben gedaan of aangeraakt en schept hij daar een zeker behagen in?
Die dag gebeurt er niets. Misschien is dat voor Jonathan wel een beproeving geweest. Zou hij niet gedacht hebben: zie je nu wel, vader heeft niets kwaad in de zin! Dat hij wat gerustgesteld is door deze eerste reactie van zijn vader (of eigenlijk dat er géén reactie kwam, nadat hij opmerkte dat David ontbrak), blijkt wel op de tweede dag.

Opnieuw blijft de plek van David open. Direct richt Saul zich tot zijn zoon Jonathan om hem om opheldering te vragen. “Waar is de zoon van Isaï?” Hij vertikt het om de naam van David uit te spreken. Het is hem als accuzuur in de mond. Innerlijk zal Jonathan op scherp staan; uitwendig speelt hij zijn rol keurig.
Maar hij is amper uitgesproken of zijn vader tiert: “Waardeloze zoon dat je bent! Ik wist wel dat jij de kant hebt gekozen van de zoon van Isaï! Je zet jezelf en je moeder te schande! Geloof me: zolang de zoon van Isaï op de aardbodem rondloopt, zul jij niet zeker zijn van je leven en van je koningschap. Laat hem halen, want hij moet sterven!” (vers 30-31, in de bewoording van de BasisBijbel)
Jonathan reageert niet primair. Hij verdedigt zichzelf niet in eerste instantie, maar neemt het voor David op. Moet je voorstellen hoe furieus zijn vader is! “Waarom zou u hem doden? Wat heeft hij dan gedaan?” De zaal evenwel blijft stil of houdt haar adem in.

Briesend komt Saul overeind en werpt in één granieten beweging zijn speer, die binnen handbereik stond, naar Jonathan. Om hem te doden! Enkele verklaarders willen dit nog nuanceren door Saul de spoor dreigend te laten opheffen, maar het staat er toch echt!
Toen liep Jonathan kwaad weg. Kwaad waarover? Dat Saul die speer naar zijn bloedeigen zoon wierp? Nee, zelfs dat niet. hij is woedend over het onrecht dat zijn vader heeft behekst. Saul kan maar aan één: David moet dood! En heel misschien, we komen dat in de verklaring van Dächsel tegen, is Jonathan ook kwaad op zijn vader over de insinuatie op zijn moeder. Als zou Jonathans moeder vreemd zijn gegaan en een bastaardzoon hebben laten verwekken: Jonathan. Saul erkent hiermee Jonathan niet meer als zijn zoon. En dat is krenkend!
De opmerking van Saul “zoon der verkeerde in wederspannigheid […] tot schande van de naaktheid uwer moeder?” is in oosterse traditie een onterende uitdrukking waarmee Saul zijn vrouw als hoerachtig neerzet en zijn bloedeigen zoon als bastaard. Dieper daaronder ligt de houding: “Mensen, kijk niet naar Jonathan, want wat hij doet heeft hij niet van mij; dit doet hij omdat hij de zoon van iemand anders is”.
De diepste laag van Jonathans verbolgenheid lezen we in vers 34 waar staat: “hij at op den tweeden dag der nieuwe maan geen brood, want hij was bekommerd om David, omdat zijn vader hem gesmaad had.” Je zou nog kunnen denken dat Jonathan het daar over zichzelf had, maar dat is niet zo. De BasisBijbel vertaalt het zo: “want hij was er bedroefd over dat zijn vader David zó behandelde.”
Ondanks deze escalatie neemt Jonathan het niet voor zichzelf op, maar voor zijn vriend en voor God! Niets kan mij scheiden… Let er daarnaast op dat we Jonathan blijven tegenkomen in Sauls nabijheid. Zelfs als Saul David wil arresteren in de wildernis! Om de een of andere reden blijft Jonathan op de plek die hem onterecht uitspuwt!

Geen opmerkingen:

Een reactie posten